Vlaanderen. Jaargang 1(1903)– [tijdschrift] Vlaanderen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 549] [p. 549] Verwelkoming. Van den heuvel hangen blauwe kruinen, Zwaar lijk wolken over wolken hangen; Uit de blaren schudt een bloemenadem Zonnedroppelen en vogelzangen. Zie, de wei, hoe lachend, riek, hoe geurig, Voel, hoe zacht, hoe zuiver al die zoden. Kom, mijn engel, kom; nog is dit dal een Speeltapijt voor feeën en voor goden. Kom, en deel met mij die levensweelde, Waar de zielen ook in smart genieten; Waar de vreugden onuitputbaar borrelen, Waar ze, wonder! blijven daar ze vlieten. Kom, en zonder aarzlen, zonder argwaan, Arm om arm, en ziel om ziel omstrengeld, Stappen wij betrouwvol naar de toekomst, Door een dubb'le menschlijkheid verengeld. Buig u spieglend over 't klare water: Hoe die bruidskroon bloemig u omloovert! Hoe die glimlach, zuiver weergegeven, Nieuwe glansen om uw wezen toovert! O Marie, gij eenige volmaakte, In uw schoonheid eenig, in uw deugden, Toen de Godheid u op aarde stelde Juichte ze in haar hoogste scheppingsvreugden. [pagina 550] [p. 550] Rood en rooder bloeien op uw wangen Wilde rozekens die niet verwelken; En uw mondje ligt daarin, gesloten, Als een schuchter knopje in open kelken. In uw oogen stijgt en zingt uw ziele, Lijk de leeuwrik in den hemel... Stiller, Loover, water, winden! Zwijgt en luistert: 't Beeft een eeuwigheid in elken triller. Zacht doorloopt mijn hand de zij dier vlechten, Vlottend van uw witten hals en schouders. En ik kus u met den Paradijskus Van onze eerste godgeboren ouders. En ik kus u, en ge kust mij, zalig, Driemaal zalig in een zoet omhelzen. Knoppen springen in een lucht van liefde, Teer omstrengeld trillen veil en elzen. Lijk het eerste, alzoo het laatste omarmen! Gansch alleen, door roem en nijd vergeten, Van Natuur en Schepper weer-ontvangend Wat de wereld weiger heeft versmeten: Onschuld, trouw, eenvoudigheid der ziele, Liefde, teederheid, en al die gaven, Zegenbronnen uit Gods hart gesproten, Waar de menschenkind'ren zich aan laven. Ruste omvangt ons! Ruste ruischt gevleugeld Uit de kwelende innigheid der twijgen; Lacht, o zoete! uit 't levend was der wangen, Zaligt in de weelden van het zwijgen. Heil! nu scheurt de gloeikorst mijner blijdschap, En mijn ziele zwiert den afgrond boven. God, Natuur, verheven Zwong van 't leven! Liefde alleen kan 't werk der liefde loven. Dal van Bornival. Oogst, 1903. Vorige Volgende