Vlaanderen. Jaargang 1(1903)– [tijdschrift] Vlaanderen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] Brabantsche landschappen. Bij de Stortbeke (Woluwe). De oogen nog moe van de oneindige velden, 't harte nog mat van het zomersche branden, naken we 't oord, dat uw liedjes al melden, lustige zangers der groene waranden. 't Is hier het kleinste en het koelste der dalen; 't pad loopt er droomrig, het schaarbosch omkronkelend. Trillende schieten er sissende stralen, zijlingsche pijlen de lommer doorvonkelend. Donzige wegeltjes lokken door 't loover. Krinklend en winklend om gonzende blaren, spelen de muggen, in 't zonnegetoover, fijne muziek op de fijnste der snaren.... Smaak hier de rust en den lust van het leven: 't Mosbed omzweven onvatbare droomen. 't Beekje vliet lijze: geen bladertjes beven; nauw voelt men de uren verdwijnen en komen. Traag drijft een herder, in sluimer verzonken, willoos vooruit met zijn grazende schapen. 't Minste geluid is onmerkbaar verklonken: Mijmring vleit even van droomen tot slapen.... [pagina 133] [p. 133] tot we, gewekt door een schaatrend gewemel, loom, buiten 't dal, weer den veldweg beterten. Plots zien we diep, onder grijsblauwen hemel, spelen en stoeien de vliedende verten. 29 Mei 1902. Prosper van Langendonck. Uit Westerloo. Hoe lief dat huisje met zijn strooien daken, omringd van houtmijt, schadde- en korentas, rondom beschut voor wind of zonneblaken door struik- en boomgewas. Om groene luiken rankt de frissche wingerd, waar tros op tros zich loswindt uit het loof, dat in festoenen langs de gevels slingert en hangt uit spleet en kloof. De speelsgezinde zon richt door de blaren heur straal langs muur op ruit en mullig pad: zacht komt, bij poozen, een geruisch gevaren, dat gaat van blad tot blad, - en op dit ruischen komt de geur gevaren van hars, lupine-kruid en heideblom, dien 't koeltje voert op struik en wingerdblaren de stille woning om.... Hoog uit de luchten daalt, in tonenregen, klaar paarlend lerkgezang en, t'eener stond, schiet hel een meisjesstem den vogel tegen en klinkt de velden rond. 19 September 1902. Prosper van Langendonck. Vorige Volgende