Vlaanderen. Jaargang 1(1903)– [tijdschrift] Vlaanderen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] De kranen. Over heiden, over venen, drijvend in de hooge lucht, door den avondgloed beschenen, trekt de wilde kranenvlucht. Uit het koude Noord verdreven, reppend 't machtig vleuglenpaar, wenden zij naar 't Zuid den steven, zeeën over, schaar bij schaar. Boven sluimerstille heide waar geen vogelzang meer schalt; waar het leven langzaam scheidde en alleen het jachtroer knalt; Waar, op zonneschijn gedragen, zilvrig zich de herfstdraad spant, klinkt een schreien, heimweeklagen, zuchten naar het verre land. En de veeknaap, langs de hagen neergehurkt bij 't sprokkelvuur, houdt den blik omhooggeslagen naar die zwervers in 't azuur. [pagina 131] [p. 131] En een vraag ligt in zijne oogen, maar 't geheim verklaart er geen. ‘Zegt, vanwaar komt gij gevlogen, Kranen, zegt, waar vliegt gij heen? Maar langs hooge hemelbanen, pelgrims in hun grijze dracht, trekken daar de wilde kranen en verdwijnen in den nacht. Arnold Sauwen. Vorige Volgende