Vlaanderen. Jaargang 1(1903)– [tijdschrift] Vlaanderen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] Het huizeken. Ik weet er op een hollandsch plein een aardig huisken klein en rein, van roode tichelsteentjes gebouwd, en vast wel een paar eeuwen oud. Puntgeveltje, met hapkens vier, vijf, zes, met houten luifel en hoog bordes, half verscholen in looverpracht spiegelt het zich in de stille gracht; en als er een zonnestraal over zinkt, al wat er aan is schittert en blinkt, de ruitjes in den vensterboog en 't gouden weêrhaantje heel omhoog. Wat heeft er dat huizeken klein en rein al niet beleefd op het eenzaam plein? Wat zag het, sinds het daar heeft gestaan, geslachten komen, geslachten gaan... Wat zag het wissling van wel en wee van nood en welvaart, krijg en vree, - Wat borg het al niet in zijn schoot, ontwakend leven, nakende dood... [pagina 129] [p. 129] Toch, gingen jaren en jaren voorbij.... Het bleef gespaard, eén uit de rij, het bleef gespaard en staat nog recht 't voorname geveltje, sterk en hecht; 't lijkt wel, zóo oud, toch zoo keurig en net, een besje met helderwitte kornet, wanneer haar rimplig, verslenst gezicht een frissche, jeugdige lach verlicht. V. de la Montagne. Vorige Volgende