Vlaanderen. Jaargang 1(1903)– [tijdschrift] Vlaanderen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] De meinachthemel is een eindloos meer De meinachthemel is een eindloos meer, wiens blauwe spiegel niet het minste windje rimpelt. Tot in zijn diepste diepte slaapt het water en tot de bodem blijft het diafaan. Een ganse Lent van wonderbare bloemen rankt uit zijn stille sluimerdroom omhoog; elk bloemenhart is louter diamant en al de bladeren schieten vonk op vonken. Wijd, uit het Oosten, drijft een zilvren boot - geen roeispaan rijst, geen roerpen roert, geen râ of reven! - het water in, dat voortslaapt ongestoord en schitterlicht in glans van perelmoer. Dáár waakt en weeft, van stille weemoed wenend, sneeuwwit van wang, in witte weduwenwâ, de kranke Nachtprinses haar dromenweb, dat aldoor groter, aldoor groter wordt, het drijvend vaartuig in zijn mazen wikkelt, en, zilverschijnig, straks de stille spiegel met heel zijn schat van bloemen, groot en klein, omhult, als met een floers, totdat de boot, [pagina 120] [p. 120] al-verder varend, wijd, in 't wazig Westen op d' hoogste heuvel van de donkre kim te stranden schijnt, één stond noch blankt en blinkt, dan bleekt en blust, en wechdampt... als een doom. De meinachthemel is een eindloos meer, wiens blauwe spiegel niet één windje rimpelt... Pol de Mont. Vorige Volgende