Vlaanderen. Jaargang 1(1903)– [tijdschrift] Vlaanderen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] De regen. De regen drevelt evenwijdig Schuin-rechte lijnen door de lucht Tot op den bodem; spettert nijdig En roffelt met gelijk gerucht. Wat moet de vensterruit verduren, Waardoor mijne oogen moedloos zien - Verzuipen al de zonnige uren Van heel den zomernoen, misschien! De schermen gaan, als vleermuis-wieken Gespannen, langs de doode straat; Terwijl de regen 't snerpend lieken Van weemoed om de menschen slaat. Wat heb ik nu te doen, te denken? Wat moet ge, gramme regenvrouw, Met uwe tranen de aarde drenken! Kom, kijk ereis uit 't wolkgevouw! Hoe gaarne zou ik u vertellen, Hoe zonderling uw lieken doet Om droomkasteelen neer te vellen, Gebouwd bij jongen zonnegloed! Willem Gijssels. Vorige Volgende