| |
| |
| |
Drie
Kristien Hemmerechts
Drie vrouwen doen aan echtelijke archeologie en spitten vooral verwondering en melancholie uit het verleden op. ‘En plotseling besefte Barbara dat ze voor Yvan alle drie gelijk waren. Barbara, Charlotte en Lily, en dat Lily daar tot het einde van haar dagen tegen zou vechten. Laat het Lily zijn, dacht ze, om wie hij op zijn sterfbed roept.’ Een verhaal van Kristien Hemmerechts over drie vrouwen en af en toe dezelfde man.
‘Hij was een kutman. Sommige mannen zijn zoeners en anderen willen borsten, maar hij was een kutman. Je weet het nooit vooraf.’
Even volgde ze de drie katten die op hoge poten de kamer binnenliepen, een moeder en haar dochters, alle drie gesteriliseerd, had Lily gezegd en ze had haar handen even tegen haar wangen gedrukt alsof ze ze wilde blussen. Sinds kort had ook Lily last van vapeurs.
‘Persoonlijk hou ik het meest van kutmannen,’ zei ze.
Ze keek naar de gastheer met wie ze ooit getrouwd was geweest, en toen naar Lily, zijn huidige echtgenote. Ze haalde een speld uit haar lange donkere haar en liet het op haar schouders glijden. Hoe lang al zou ze het verven? vroeg Lily zich af en glimlachte om Yvans naïefheid die niet beter wist of ook zij had haar natuurlijke haarkleur bewaard. We verven ons alle drie in dezelfde kleur, dacht Lily, en alle drie maken we onze ogen alleen nog met mascara op. Hadden ze het bij elkaar of in de spiegel gezien dat op hun leeftijd ogen niet mooier werden met make-up? Lily wist het niet, ze wist alleen dat anders dan de meeste mannen Yvan zich met ieder huwelijk nauwelijks had verjongd. Soms had ze zelfs de indruk dat hij drie keer met dezelfde vrouw was getrouwd, alleen heette ze de eerste keer Barbara, de tweede keer Charlotte en de derde keer Lily. Maar zij zou in dit gezelschap het woord ‘kutman’ nooit uitspreken. In eender welk
| |
| |
gezelschap zou ze het nooit uitspreken. Betekende wat Barbara zei dat zij, Lily, al acht jaar met een kutman was getrouwd? Een gehandicapte kutman? Nee, zo kon en wou ze niet over hem denken. Hij was tegelijk zoveel meer en zoveel minder. Barbara zou straks het woord met zich moeten meenemen. Het had geen plaats in dit huis, al was Barbara er de eerste bruid geweest en had Lily er talloze sporen van haar gebrek aan smaak aangetroffen. Aan smaak? bulderde Yvan geërgerd. Zeg liever aan geld! Dus hield Lily haar mening over gordijnen, lampekappen, behangselpapier en meubels voor zichzelf, en liet zo geruisloos mogelijk verdwijnen wat ze lelijk vond.
Charlotte vond alles best, zei Yvan.
Charlotte is bijziend en te verstrooid om haar bril op te zetten, zei Lily kattig.
Maar ze had met zijn echtgenotes leren leven, nodigde hen uit als Yvan jarig was of vreesde dat het niet lang meer zou duren. Ik zou het niet verdragen, zeiden al haar vriendinnen in koor, maar dat was omdat ze Yvan niet kenden. Ze zijn de moeders van zijn kinderen, voerde ze ter verdediging aan, maar zijn kinderen waren volwassen mannen en vrouwen die elders hun leven leidden. Wat maakte het hen uit of hun ouders elkaar nog zagen of niet?
‘Mijn oom,’ zei Barbara, ‘was een borstman. Zoiets vermoedde ik al, zei hij toen ik hem dat vertelde. Ik kreeg meteen spijt van mijn loslippigheid, wilde niet zo doorzichtig zijn. Ook dat zei ik, en opnieuw zei hij: Zoiets vermoedde ik al.’
Er werd gegrinnikt.
‘Ik hield van zijn lul. Dit keer zei hij niet: Zoiets vermoedde ik al, maar het stond op zijn gezicht te lezen dat hij het al honderd keer had gehoord en dat hij er ook zelf van hield. Een begeerd en begerenswaardig exemplaar. Voor mannen en vrouwen? vroeg ik want zoiets vermoedde ik al. Hij knikte. Vroeger, zei hij. Nu alleen nog voor jou. Ik wist dat hij loog, zei: ik wil nooit liegen tegen jou. Ik ook niet tegen jou, zei hij.’
Met een snel gebaar stak ze haar haar opnieuw vast. Barbara, zo wist Lily, had ook tijdens haar huwelijk met Yvan een stoet van minnaars gehad, maar ook Yvan had haar voortdurend bedrogen. Hier, in dit huis, waar zij, Lily, met Yvan sliep, hadden de een zowel als de ander hun huwelijksgeloften te grabbel gegooid. Hoe naakt lag een mens in een overspelig bed! Lily had er zelf gelegen maar dat was lang geleden, lang voor ze Yvan kende. Ze huiverde bij de herinnering, hoorde opnieuw de stem van de man die in haar oor had gefluisterd: Waar, Lily? Zeg me waar? Niet in een echtelijk bed, had ze meteen geweten. Een hotelkamer, de achterbank van een auto. Het was de sissende stem van de duivel geweest, en zij, Lily, had er tegen beter weten in naar geluisterd. Even sloeg ze haar ogen ten hemel en dankte degene van wie ze vroeger had geleerd dat Hij daar troonde. En leid ons niet in bekoring, en verlos ons van het kwade. Zij, Lily, had een engelbewaarder, ze voelde hem aan haar zij, hij had haar nooit verlaten, zelfs niet toen ze in het overspelige bed lag. Veilig en geborgen wist ze zich tussen zijn vleugels. Hij had ervoor gezorgd dat haar zonde niet werd ontdekt en dat ze geen ranzige ziekte opliep. En nu luisterde ze met bewondering naar Barbara de onbevreesde, Barbara die een einde aan haar huwelijk had gemaakt terwijl Yvan met plezier de rest van zijn dagen in gedeelde lichtzinnigheid met haar zou hebben gesleten.
Waarom wilde ze weg? had ze honderd keer aan Yvan gevraagd.
Ze wilde weg.
Een onuitputtelijke bron van gesprekstof, de echtgenotes van Yvan, Barbara de flamboyante en Charlotte de verstrooide. Lily wilde ze begrijpen. Wilde achterhalen wat er fout was gegaan. Om lessen uit het verleden te trekken. Opdat het haar en Yvan niet zou overkomen. Maar deze vrouwen hadden alleen de sterke Yvan gekend; zij, Lily, leefde met de gehandicapte man, zag op hun gezichten de vraag die zelfs Barbara met haar brutale
| |
| |
bek niet hardop durfde te stellen. Of hij het nog kon. Ja, dames en heren, hij kan het nog. Maar ook als hij het niet meer kon, zou ze het niet elders zoeken. Er was tussen een man en een vrouw zoveel meer dan Barbara zelfs maar vermoedde. ‘Soms,’ zei Barbara, ‘was ik bang dat ik van verliefdheid zou flauwvallen. Ik kon niet eten, niet slapen, niet drinken. Ik vergat alles, staarde mensen aan als ze me een eenvoudige vraag stelden. Hem verging het precies zo.’
Ze greep met haar rechterhand naar de haarspeld, liet hem dan zitten.
‘Ooit lagen we zo lang op onze buik in bed met elkaar te kletsen dat onze knieën en ellebogen aan het laken waren geschaafd.’ Ze hield met beide handen even haar ellebogen omklemd alsof de schaafwondjes nog altijd niet waren genezen. ‘In de kamer waar we elkaar ontmoetten, zat alleen een dakraam. We zagen een stuk lucht en vier schoorsteenpijpen. Meer wereld hadden we niet nodig.’ In een flits zag Lily opnieuw de kamer waar zij in een overspelig bed had gelegen. Een eiland, had ze destijds gedacht. De hele wereld is vergaan en alleen deze kamer is gespaard.
Barbara zuchtte diep. ‘Maar we moesten voorzichtig zijn. Hij had een vrouw die na de geboorte van hun vierde kind haar baan had opgegeven. Een echtscheiding zou hem ruïneren. Ik wilde ook niet dat hij van haar zou scheiden. Ik wilde een minnaar, geen zoveelste man in mijn huis. En nog minder wilde ik zijn kinderen. Ik zei het hem voor alle duidelijkheid: dat ik genoeg kinderen en stiefkinderen had. Hij knikte, zei: zoiets vermoedde ik al.’
Opnieuw werd er gegrinnikt en Lily dacht dat ze Yvan er nogmaals van zou proberen te overtuigen dat ze een nieuw bed nodig hadden. Het was er veel te vol, maar Yvan vond dat onzin. Een prima bed, noemde hij het, en dat was het ook, daar ging het haar niet om. Hij had het van zijn ouders gekregen toen hij met Barbara trouwde. Alle degelijke meubelen in zijn huis had hij van zijn ouders gekregen. En Barbara's ouders, had ze gevraagd, hebben die dan niets gegeven? Jezus, Lily, alsof ik daar een boekhouding van heb bijgehouden. Maar later kwam ze het van Barbara zelf te weten: dat wat zij van haar ouders had gekregen, ze bij de scheiding had meegenomen.
Soms was het gemakkelijker om iets rechtstreeks aan Barbara of Charlotte te vragen. Soms staarden ze haar met koeieogen aan als om te zeggen: mens waar heb je het over? Zoals wanneer ze hun vroeg wat er met het speelgoed van de kinderen moest gebeuren. Zou zij het hier in dozen wegbergen? Of wilden ze het liever zelf bewaren voor eventuele kleinkinderen? Of kon ze het beter aan de een of andere instelling schenken? Het speelgoed van de kinderen? echoden ze dan, alsof ze zich nauwelijks konden herinneren ooit een stuk speelgoed voor hun kinderen in huis te hebben gehaald. De rommel en rommel verzameld in vorige huwelijken waar een mens op stuit! Echtelijke archeologie, noemde ze het, en vulde vuilniszak na vuilniszak met wat ze uit kasten en kelders opdiepte. Maar het bed kon ze toch niet ongemerkt laten verdwijnen!
Een bed is een bed, zei Yvan.
Er zijn bedden en bedden, zei Lily.
Als hij nog zieker werd, dacht ze soms, zou hij haar haar zin moeten geven. Maar het zou een eenpersoonsbed zijn. Het soort bed dat hij nodig zou hebben, werd nooit voor twee personen gemaakt. Ze sloot haar ogen. Duwde de gedachte weg. Yvan zou niet zieker worden. Mocht niet zieker worden.
Iedereen keek naar Lily die zich met haar servet koelte toewuifde. Het raam in de keuken kon maar op een kiertje open en als je de oven gebruikte, zo wisten Charlotte en Barbara maar al te goed, werd het er ondraaglijk warm. Dat Lily nu geld geen probleem meer was daar nog altijd niets aan had gedaan! dacht Barbara. Ze zag wel de duizend manieren waarop Lily zei: Dit is nu mijn huis; jullie zijn hier maar even op bezoek. Haar afgemeten weigering vorig jaar toen Charlotte
| |
| |
en zij voorstelden om alle drie samen een verjaardagscadeau voor Yvan te kopen! Alsof Charlotte of zij nog aanspraak op hun ex-echtelijke rechten wensten te maken! Hadden ze allebei het huis niet uit eigen wil verlaten? Hoeveel leuker was het destijds met Charlotte! Lieve, verstrooide, bijziende Charlotte. Volgens haar was het Charlotte gewoon ontschoten dat ze met Yvan was getrouwd. Ja maar, Barbara, had hij haar ontzet op een avond gebeld, ze zit van 's morgens tot 's avonds bij die vent! Die vent, Yvan, is zijn zoon verloren. En ik ben jou verloren, had hij pruilend gezegd. En toen was hij ook nog Charlotte verloren, die hij misschien nooit had gehad. Alleen Lily zou hier altijd blijven. Haar zouden ze met haar voeten eerst naar buiten moeten dragen. En plotseling besefte Barbara dat ze voor Yvan alle drie gelijk waren, Barbara, Charlotte en Lily, en dat Lily daar tot het einde van haar dagen tegen zou vechten. Laat het Lily zijn, dacht ze, om wie hij op zijn sterfbed roept.
‘Hoe oud waren ze?’ vroeg Lily die de conversatie aan haar tafel niet wilde laten slabakken.
‘Jong,’ zei Barbara. ‘Erg jong. Het was een tweede huwelijk. Ik ben dol op kinderen, maar over deze vier wilde ik niets weten. Ik wilde niet weten hoe ze heetten, hoe oud ze waren of hoe ze het deden op school. Hij vertelde soms over de au pair aan wie het hele gezin een hekel had, maar eigenlijk wilde ik ook over haar niets horen. In de schaduw van de au pair kon ik een echtgenote vermoeden en over haar wilde ik zeker niets weten. Nu was ik het die zong dat we voorzichtig moesten zijn. Die bang was dat de vier kinderen samen met hem bij mij zouden worden gedeponeerd. Dus begon ik hem te vragen welke alibi's hij verzon. Ik wilde absolute zekerheid dat het veilig was. Al wilde ik niets over haar weten, toch geraakte ik met al haar bewegingen vertrouwd. Het is akelig en vies om dicht bij een echtpaar te komen.’
Ze keek met een vermoeide glimlach naar de echtelieden aan de tafel van haar eerste man, Lily en Yvan, Charlotte en Ton, vroeg zich af of ze begrepen wat ze hun probeerde te vertellen: dat ze na jaren zoeken eindelijk haar grote liefde had ontmoet en dat ze zelfs niet voor hem had gevochten. Ze had hem vrijwillig afgestaan; ze had gezegd: ik wil hem niet.
‘Op een dag vond ik bij de interne post een briefje. Mevrouw zo en zo had tijdens mijn lunchuur gebeld. Of ik haar kon terugbellen? Een seconde lang las ik “meneer” in plaats van “mevrouw”. Ze had zijn naam gebruikt, de naam waar zij en haar kinderen recht op hadden. Ik greep de hoorn en tikte de negen cijfers in. Ze zei: “Hoe moedig dat u belt.” Haar stem klonk verrassend diep. De stem van God, flitste het door mijn hoofd. “Ik begrijp u,” zei ze met die stem die almaar dieper klonk. “Ik begrijp u beter dan u denkt. Tenslotte ben ook ik verliefd op hem. Maar denkt u niet dat u en ik dringend met elkaar zouden moeten praten? Hebt u kinderen?”’
‘O Barbara,’ zei Charlotte.
‘Jezus!’ zei Lily en kleurde vuurrood bij de angstige gedachte dat het haar destijds zou zijn overkomen.
‘Ik zei meteen wat ik ook aan haar man had gezegd, dat ik genoeg had aan mijn eigen kinderen en stiefkinderen. “Maar wat zijn jullie van plan?” vroeg ze en nu klonk ze licht hysterisch. “Niets,” antwoordde ik naar waarheid. “Absoluut niets.” En toen vertelde ze me iets wat hij nooit had verteld omdat ik hem daar de kans niet toe had gegeven: dat hun oudste zoontje doof was. “Niemand heeft zoveel geduld met dat ventje als hij. Anders had ik hem al lang eruitgegooid. U bent niet de eerste. Ook niet de tweede of de derde. Maar mijn zoontje is dol op zijn vader. Woont u met de vader van uw kinderen?” “Nee,” zei ik. Het gesprek duurde meer dan een uur. Ze vertelde over zichzelf, haar man en haar kinderen. Ze vertelde over haar jeugd, haar ouders, een broer die haar voortdurend had getreiterd. Ze vertelde over de au pair. “Vergeef hem,” zei ik. “Maar hij houdt van u,” zei ze. “Nee,”
| |
| |
zei ik kordaat, “hij houdt van u.” Desnoods zou ik hem dwingen om van haar te houden. Ik beloofde hem nooit meer te bellen, te schrijven of te ontmoeten. Natuurlijk hield ik mijn belofte niet. Maar het was gedaan tussen ons. De teerling was geworpen. Ik had hem geworpen.’
‘Wat had jullie verraden?’ vroeg Charlotte. ‘Een brief. Ik stuurde ze naar zijn kantoor, maar hij had er een in de binnenzak van zijn jas gestopt. De au pair bracht de jas samen met andere spullen naar de stomerij, en kwam terug met die brief. “Dit zat nog in meneer zijn jaszak, mevrouw.”’ Ze lachte schamper. ‘Ik kon niet verdragen dat ze mijn brief had gelezen, wilde haar vragen of ze alles had gelezen of alleen de aanhef. Maar ik moest maar niet zulke schandelijke brieven naar een vader van vier kinderen sturen. Lange tijd bleef ik hem schrijven maar nu liet ik de brieven zitten in mijn tas. Ik zeulde ermee door de stad en zag overal brievenbussen. Er staan ongelooflijk veel brievenbussen in een stad.’
Yvan klakte met zijn tong. ‘Brieven zijn gevaarlijk,’ zei hij en duwde zijn rolstoel van de tafel weg om bij de sigaren te kunnen die hij op de koffietafel had laten liggen.
‘Jij ook een sigaar, Ton?’
‘Nee, dank je.’
De grootmoedigheid van haar man! dacht Lily. Een sigaar aanbieden aan degene voor wie Charlotte hem had laten staan! Maar Charlotte had hem niet laten staan. Charlotte had gewoon met Ton te doen gehad en toen had zij, Lily, zich het lot van Yvan aangetrokken. Charlotte, die te bijziend was om te zien dat haar eigen man haar nodig had; dat wat met hem gebeurde tien keer erger was dan wat Ton overkwam. Ze zag het niet, Yvan, had Lily hem gezegd, omdat ze niet van je hield! En ze bedoelde: het wordt tijd dat je de waarheid leert onder ogen te zien: Barbara en Charlotte zijn egocentrische vrouwen. Maar Yvan wilde geen kwaad woord over hen horen. Over Charlotte niet, over Barbara niet en over zijn kinderen niet. Ik spreek geen kwaad over hen, zei ze, ik zeg alleen de waarheid. Dit is de waarheid, zei hij en sloeg met zijn vlakke handen op de banden van zijn rolstoel. Maar bij wie moest ze dan haar hart luchten? Toch niet bij Charlotte, Barbara of de kinderen? En ook niet bij haar vriendinnen die slechts een refrein hadden: hebben we je niet gewaarschuwd? Waarom stak Yvan nu een sigaar op? En wie had ze meegebracht? Barbara? Natuurlijk. Een mens wordt ziek als hij te gezond leeft, Lily, had ze haar gezegd. Wat een geluk dat ze hem had verlaten, en dat ook Charlotte liever bij een ander was. Die twee waren zijn dood geworden! Laat die sigaar, dacht ze, steek hem niet aan, en ze hoopte dat haar engelbewaarder het aan zijn engelbewaarder zou doorgeven. Maar Yvan had geen engelbewaarder meer. Je moest in hem geloven, hem met je geloof in leven houden. Wat zou er met Yvan gebeuren als ook zij hem verliet? Maar ze zou hem niet
| |
| |
verlaten. Nooit, nooit zou ze dat doen. Ook haar eerste man had ze niet verlaten; ze had voor hem gevochten zoals de vrouw van Barbara's kutman had gevochten. Maar zo'n frontale aanval had ze niet aangedurfd omdat ze zich zelf een beetje schuldig voelde. Had ook zij niet een ander gekend? Misschien had ze zich hardnekkiger aan hem moeten vastklampen want ondanks haar tranen en dreigementen had hij haar in de steek gelaten. En toen had Yvan haar gered. Yvan had haar behoed voor het soort bestaan waartoe Barbara sinds jaar en dag was veroordeeld. Maar Barbara koos ervoor! Kutman, borstman, zoener: wie sprak in hemelsnaam in zulke termen over een geliefde? Maar het bestond, ze wist dat het bestond, dit verlangen dat sterker was dan jezelf, waarvoor je alles veil had: je huwelijk, je thuis, je gezin, je gezondheid. Zelfs haar engelbewaarder had haar voor die waanzin niet kunnen behoeden. Waar woont Lily? had de man gevraagd, en ze had hem een adres gegeven.
‘Ik schrijf nooit brieven,’ zei Yvan.
‘Toch heb ik een brief van jou,’ zei Barbara. ‘Dan heb jij meer dan ik,’ zei Lily en legde een lach in haar stem opdat niemand haar van jaloezie zou verdenken. En ze was ook niet jaloers. Waarom zou ze in hemelsnaam jaloers zijn?
‘Welke brief?’ zei Yvan.
‘We waren pas getrouwd en je was bij je vader die van de dokter te horen had gekregen dat hij niet zou genezen. Je werd gek van het gejammer van je moeder, en van zijn gezeur.’
‘En ik heb jou toen geschreven?’
‘Ja,’ zei Barbara en glimlachte.
‘De brief herinner ik me niet, maar ik hield een dagboek bij. Alles was terug precies zoals vroeger. Ik ergerde me aan mijn ouders, wist geen blijf met mijn woede, sloot me in mijn kamer op om het tenminste op papier te kunnen zetten. Ik was ervan overtuigd dat ze gek waren. Ze waren ook gek.’
‘Is het erfelijk?’ vroeg Barbara.
‘Dit is alleszins erfelijk,’ zei Yvan en sloeg met zijn handen op de banden van zijn rolstoel. ‘Hun huis was een valkuil voor een rolstoelpatiënt, maar het woord “verhuizen” was taboe. Als mijn vader van de woonkamer naar de keuken wilde, moest hij zich als een reptiel uit zijn stoel laten glijden. Mijn moeder klapte de stoel dicht, rolde hem naar de keuken waar ze hem weer openklapte. Intussen sleepte mijn vader zich over de grond tot bij de stoel en hees er zich met een luide kreun weer in. Er lag zelfs geen kleed, hij kroop over koude stenen, weigerde mijn hulp. Op den duur zou ik met een voorhamer de opening tussen woonkamer en keuken breder hebben gemaakt! Ik had maar een gedachte: dat het mij nooit zo zou vergaan. Het huis dat ik zou bouwen, zou op zo'n ding zijn voorzien,’ en opnieuw sloeg hij op de banden van zijn stoel. ‘Alle huizen zouden er op voorzien moeten zijn.’
‘Maar wist je dan dat ook jij het zou krijgen?’ vroeg Charlotte alsof ze zich voor het eerst die vraag stelde, en ze stelde hem zich ook voor het eerst, dat zag Lily aan de diepe frons in haar voorhoofd.
‘Nee,’ zei Yvan. ‘Anders had ik toch geen kinderen gewild.’
‘De kinderen zullen het niet krijgen,’ zei Barbara.
‘Laten we hopen,’ zei Yvan.
‘Maar alle onderzoeken hebben toch uitgewezen,...’ zei Lily die de onzekerheid vervat in Yvans woorden niet verdroeg.
‘Dokters zijn geen waarzeggers, Lily,’ zei Yvan korzelig.
Even drukte Lily haar oogleden stijf op elkaar. Zijn kinderen moesten gezond blijven, anders zochten ze hun toevlucht in dit huis dat op rolstoelpatiënten was voorzien. En ze wilde hen niet meer in dit huis. Ze waren er lang genoeg blijven hangen, hadden lang genoeg hun aandacht opgeëist. Nu wilde ze het alleen voor Yvan en zichzelf. Ze wilde niet langer dat iemand anders er dingen verplaatste, neerzette of wegnam; zich er baadde of douchte. Ze had genoeg natte handdoeken en vuil ondergoed opgeraapt en in de wasmand gegooid. Hoe een stiefmoeder
| |
| |
moest zwijgen! Hoe ze haar lippen op elkaar moest persen en het spoor van vernieling dat haar stiefkinderen achterlieten in stilte uitwissen!
‘Maar het gaat nu toch beter met je, Yvan,’ zei Ton.
‘Ach,’ zei Yvan, kregelig als altijd wanneer zijn ziekte ter sprake kwam. ‘Barbara, denk jij dat mijn ouders gek waren?’
‘Nee,’ zei Barbara met een glimlach.
‘Ze hadden recht op een toelage om het huis te verbouwen maar mijn vader lag liever als een mentaal gehandicapt kind op de vloer te kronkelen dan dat hij de nodige formulieren aanvroeg. Het was trouwens geen kwestie van geld. Geld kan je iemand geven maar dit...’ en hij tikte met zijn wijsvinger tegen zijn voorhoofd. ‘Als kind verzamelde ik bewijsmateriaal. Ik hoopte voor een onafhankelijke jury te kunnen aantonen dat mijn ouders gek waren en dat ik dus niet kon worden gedwongen om met hen onder een dak te leven.’
‘Maar eigenlijk was jij het die gek was. Gek bent.’
‘Je moet wel gek zijn om drie keer te trouwen,’ zei Yvan.
Ze lachten. Barbara was de enige die Yvans ouders had gekend, maar tot hun grote verdriet had Barbara geweigerd hen ‘mama’ en ‘papa’ te noemen. Charlotte zou hen waarschijnlijk verstrooid met ‘meneer’ en ‘mevrouw’ zijn blijven aanspreken, alleen zij, Lily zou hun met het respect hebben bejegend waar schoonouders recht op hebben. Zouden ze echt gek zijn geweest? En verklaarde dat misschien het excentrieke gedrag van zijn kinderen? ‘Ik heb ook een brief van jou,’ zei Charlotte alsof ze door het gelach aan tafel uit een verre droom was opgeschrikt. ‘Je had me net gezegd dat het zo niet verder kon, en een week later schreef je me die brief. Een prachtige brief.’
‘Yvan beleeft zijn wittebroodsweken als de liefde voorbij is,’ zei Barbara.
Lily keek naar haar man, dacht: nee, zo is hij niet. Jij weet er niets van, Barbara. Jij had het te druk met je minnaars om te zien met wie je was getrouwd. Maar Yvan sprak zijn eerste vrouw niet tegen.
‘Het is ook een perfecte toestand,’ zei hij. ‘Alles is achter de rug. Je kan niets meer verliezen want alles is verloren.’
‘Zo droom ik me het leven,’ zei Ton. ‘Het is voorbij, maar duurt nog even.’
‘Sorry,’ zei Lily die als een steek door haar hart het besef voelde gaan van wat deze zachtaardige man had doorstaan. ‘U moet ons uiterst ongevoelig vinden.’ Maar ze bedoelde ‘hen’. Barbara en Charlotte. Want ook bij haar gevoelens stonden die twee geen seconde stil. Aan haar tafel praten over de brieven die haar man hun had gestuurd! Over de wittebroodsweken die ze met hem hadden beleefd! Ze wist dat ze moest opstaan en in de keuken koffie zetten. De oven zou zijn afgekoeld, ze zou het er niet meer zo benauwd krijgen. Opnieuw legde ze even haar koele vingers tegen haar wangen. Ze moest de taart uit de koelkast nemen en hem op de zilveren schaal zetten die ze van haar moeder had geërfd. Ze moest de borden en het bestek wegruimen en met een brede glimlach vragen: ‘Wie wil er koffie?’ Als ze alleen thuis waren, zorgde Yvan voor de koffie. Rolstoel of geen rolstoel, hij kon alles in dit huis, had haar nergens voor nodig. Waarom vroeg ze het hem niet? Yvan, je echtgenotes willen koffie? Maar ze stond al in de keuken met de stapel borden in haar handen, zag dat de katten met hun ruwe kleine tong de sauspan hadden schoongelikt. Waar zaten ze nu? In de mand met wasgoed? Of boven op de stapel kranten in haar studeerkamer? Ik ben het soort vrouw, dacht Lily, dat meer geduld heeft met dieren dan met kinderen.
‘Nee integendeel,’ hoorde ze de stem van Ton achter zich. ‘Het is juist uiterst leerzaam.’ Hij hield in elk hand een glas, terwijl ze de glazen altijd pas na het vertrek van de gasten met een dienblad van de tafel haalde om er zeker geen te breken. Maar Ton had het startsein gegeven en nu stonden ze allemaal met hun glazen in de keuken, zelfs Yvan was tot hier gereden. Die vrouwen deden of ze thuis waren in
| |
| |
haar huis, en ze waren er ook thuis.
‘Laten we in de keuken koffie drinken,’ zei Charlotte. ‘het licht valt hier zo mooi naar binnen,’ en ze herinnerde zich plotseling hoe dikwijls ze hier de tijd was vergeten. De boodschappen waren niet gehaald geweest, het wasgoed was niet gestreken, haar zoontje niet naar school gebracht.
‘Ja,’ zei Barbara, ‘Yvan en ik aten altijd in de keuken.’
‘Zit jij veel in de keuken, Lily?’ vroeg Charlotte met dromerige ogen en ze ging bij het raam staan dat maar op een kiertje open kon maar een prachtig uitzicht bood op de velden achter de tuin. Nu gaan ze me nog vertellen hoe ik in dit huis moet leven, dacht Lily en voelde hoe de gloed van alweer een vapeur uit haar hals naar haar wangen kroop. Maar nog voor ze een vrijblijvend antwoord had bedacht, begon Ton te spreken. Als enige hield hij de glazen nog altijd in zijn handen.
‘Toen mijn zoon uit het raam was gesprongen,’ zei hij.
‘Hij is gevallen, Ton,’ zei Charlotte en nam de glazen uit zijn handen.
‘Toen mijn zoon uit het raam was gesprongen,’ herhaalde Ton maar maakte zijn zin opnieuw niet af.
Een diepe frons nestelde zich in Charlottes gezicht. Waarom wil ze niet dat hij erover praat? vroeg Lily zich af. Zij zag zijn vertrouwen als een geschenk; als een eerbetoon aan haar gastvrijheid. Laat hij er in deze keuken over praten, dacht ze. Laat ik koffie zetten en de taart aansnijden en laten we allemaal naar hem luisteren, ook Charlotte die het al duizend keer heeft gehoord en het niet meer wil horen.
‘Soms,’ zei Ton, ‘heb ik heimwee naar de dagen en weken die op zijn dood volgden.’ Hij keek naar zijn lege handen waaruit Charlotte de glazen had genomen.
‘Niemand verwachtte nog iets van me. Iedereen gaf me tijd om van de schok te bekomen. Ik heb me nooit zo vrij gevoeld als toen. Iedereen liep te roepen dat het een ongeluk was en dat ik me niet schuldig mocht voelen, maar het was geen ongeluk. Hij was gesprongen omdat hij wilde springen. En ook ik sprong. Ik sprong, ik zweefde, ik vloog. Ik kom, jongen, riep ik soms.’
Ze keken allemaal naar het keukenraam dat maar op een kiertje open kon.
Niemand zou zich uit eender welk raam van dit huis te pletter kunnen storten. Het huis had geen verdieping.
Waarom, dacht Charlotte, moet er na al die jaren nog altijd over zijn zoon worden gepraat? Ze had gedacht hem te kunnen troosten, hem een nieuw leven te geven. Maar hij verkoos die ene dag te herkauwen alsof de afgelopen jaren met haar niet hadden bestaan. Ze had beter alleen kunnen komen. Wat had Ton in dit huis te zoeken?
Geen van ons, dacht Barbara, zou de moed hebben om te doen wat die jongen heeft gedaan. Ook zij was te laf. Liever dan een eervolle dood te sterven, nam ze ieder weekend de trein naar de stad waar de kutman woonde, doolde er rond en keerde uitgeput terug. U bent niet de eerste, had zijn echtgenote gezegd. Een dus ook niet de laatste, vermoedde ze. Welke zin had haar offer gehad als hij met een ander lag te stoeien, een jongere vrouw misschien die naar kinderen zou verlangen en zou treuren tot hij voor haar zijn gezin verliet? En besefte zijn echtgenote welk offer zij, Barbara, had gebracht? Het is de enige juiste beslissing, had ze hem gezegd. Later zal je me er dankbaar om zijn. Waarom had ze dit gezin niet willen breken? Vanwaar plotseling die scrupules? Vanwege het zoontje? Of werd ze werkelijk oud zoals Yvan onlangs plagend opmerkte, en was het zoals ze daarnet met grote stelligheid had verkondigd: dat ze de zorg voor vier jonge kinderen niet zou hebben aangekund? Maar ooit zouden zijn kinderen groot zijn en zou ook het dove zoontje zijn eigen weg vinden. Die dag zouden de ouders niet langer kunnen zeggen: we blijven bij elkaar voor de kinderen. En misschien zou het ook zo gaan. Zou hij wachten tot het laatste kind het huis uit was om zijn koffer te pakken. Of zou zij haar koffer pakken. Of zouden ze
| |
| |
bij elkaar blijven. Waarom had zij destijds Yvan verlaten? Ze herinnerde het zich niet. Als Tons zoon niet uit het raam was gesprongen, dacht Lily, zou Charlotte niet op Ton zijn verliefd geworden en zou zij, Lily, nooit in dit huis hebben gewoond.
Niemand kon weten hoe erg het voor Ton moest zijn geweest, zelfs Charlotte niet die zijn leed op haar schouders had willen torsen. Je eigen kind te moeten begraven! Je kon je het proberen voor te stellen, maar het viel niet voor te stellen. Zij, Lily, wist niet wat het betekende voor Yvan om zijn lichaam te zien aftakelen. Ze wist alleen hoe het was om de echtgenote te zijn van een man wiens lichaam aftakelde. Laat mij eerst sterven, bad ze tot haar engelbewaarder. Ik wil zijn weduwe niet zijn. Ik wil niet alleen in dit huis met zijn brede doorgangen en lage kasten achterblijven. Maar ze wist dat binnenkort Barbara, Charlotte en zij in deze keuken waar alles voor een rolstoelpatiënt uitgekiend was ingericht, de broodjes voor zijn begrafenismaal zouden smeren. De dokter had het haar en Yvan onlangs nog gezegd. Ze moesten op het ergste zijn voorbereid. In Yvans jaszak, wist ze, zaten drie doosjes met een diamant. Straks zou hij hun die geven en alleen zij zou weten dat het een afscheidsgeschenkje was. Ze keek naar Yvan, wilde met haar hand zachtjes op haar zak kloppen om hem aan de diamanten te herinneren, maar Yvan was begonnen koffie te zetten. Misschien voelde hij zich werkelijk beter. Misschien had de dokter zich vergist. Dokters vergisten zich voortdurend. Misschien had hij besloten de diamanten nog even bij zich te houden. Of misschien was hij van plan om ze alle drie aan haar te geven. Zou hij zeggen: jij bent de enige die me nooit heeft bedrogen.
|
|