[Nummer 4]
Voorwoord
Dag van de vlaamse gids
In mei 1994 kreeg de Duitse schrijver Günter Grass de Grote Literatuurprijs van de Beierse Academie van Schone Kunsten. In zijn dankrede op de uitreiking maakte Grass het proces van de kritiek en de ‘frivolisering’ van de hedendaagse cultuur. Hij beklaagde zich over de tendens ‘het secundaire boven het primaire te verheffen. (...) De belangrijkste gebeurtenis is niet het pas gepubliceerde boek, maar de secundaire reflectie erover’. Commentaar en kritiek vervreemden het kunstwerk van zijn maker en dringen zichzelf op de voorgrond in de tomeloze commercialisering van tweedehandsmateriaal. Deze en andere recente uitingen van ongenoegen over de rol van de kritiek, ook dichter bij huis, bracht de redactie ertoe de Dag van De Vlaamse Gids, die plaats had op 24 september in het Museum voor Hedendaagse Kunst te Antwerpen, en dit nummer in het teken te stellen van ‘Kritiek op de kritiek’.
Op de Dag van De Vlaamse Gids werd een debat gevoerd over de functie, de mogelijkheden en de grenzen van de kritiek door een panel van rechtstreeks betrokkenen, critici die elk ook nog in een andere hoedanigheid met kritiek te maken hebben: Frans Boenders (producer Radio 3), Bernard Dewulf (eindredacteur van de literaire pagina's in De Morgen), Leo de Haes (uitgever Houtekiet), Rob Schouten (docent) en Paul de Wispelaere (auteur). De uitgangspunten die zij bij het begin van het debat formuleerden, drukken we hierna af. Voorts boden we enkele andere auteurs de gelegenheid tot woord en wederwoord: Greta Seghers reageert op de recensies van haar Angèle Manteaubiografie, Walter van den Broeck antwoordt op Marc Reynebeau en Georges Wildemeersch en Yves T'Sjoen betwisten elkaars lezing van de Gedichten 1948-1993 van Hugo Claus.
De redactie