Beeld/Spraak, een reeks kunstmonografieën
Reeds een vijftal jaar brengt het Willemsfonds aan een ritme van twee nummers per jaar kunstmonografieën uit. Deze nummers onderscheiden zich van soortgelijke uitgaven door het handige formaat en de lage prijs. De reeks belicht interessante beeldende kunstenaars uit Vlaanderen door middel van een essay van hoge kwaliteit. Daartoe worden gerenommeerde kunstcritici aangezocht. Maar naast de spraak krijgt ook het beeld ruime aandacht: vele illustraties, waaronder een aantal in kleur, geven een indringend overzicht van het werk van de artiest. De tekst ondersteunt als het ware de illustraties en beiden brengen elkaar in evenwicht. Elk nummer wordt afgesloten met een uitgebreide bio- en bibliografie.
De keuze van de kunstenaar wordt aangebracht door een adviescommissie die tegelijkertijd denkt aan de geknipte essayist: een formule met resultaat.
Tot op heden zijn in de reeks Beeld/Spraak tien nummers verschenen.
1. | Camiel Van Breedam (1936, Boom). Naast bijdragen over beeldtaal en de betekenis van Van Breedam voor de Vlaamse objectkunst, gaat Wim Meewis dieper in op het engagement van de kunstenaar. (Dit nummer is uitverkocht). |
2. | Enk De Kramers (1946, Berchem) etskunst wordt door Paul Huys gesitueerd binnen de grafiektraditie. Willem Elias geeft filosofische beschouwingen bij het indrukwekkend oeuvre van deze talentvolle etser. |
3. | Roel D'Haese (1921, Geraardsbergen) en Jan De Lichte staan centraal in het derde nummer. Via drie gesprekken werpt Bert Popelier op een verrassende wijze een nieuw licht op het werk en de gedachten van de beeldhouwer. |
4. | Mark Verstockt (1930, Lokeren). Van Georges Adé en Wim Meewis verneemt U dat de kunststroming waarin het werk van Verstockt het best past, constructivisme heet, of constructieve, objectieve of concrete kunst, zoals de kunstenaar ze ook noemt. |
5. | Renaat Ivens (1935, Lokeren). Hector Waterschoot beschrijft Ivens' voorkeur voor de matièrekunst die later in zijn abstracte composities uitgroeit tot een heerlijk spel met verf, krassen en met het bewerken van andere toegevoegde materialen. |
6. | Remy Cornelissen (1913, Turnhout - 1990, Antwerpen). Piet Swimberghe beschrijft de wereld van Cornelissen die bestaat uit ijzer en chroomstaal. |
7. | Gilbert Swimberghe (1927, Brugge). Jaak Fontier beschrijft hoe Swimberghe vanuit een expressionistische visie naar de geometrische abstractie overgaat en tenslotte aanbelandt in een dynamische schilderwijze. |
8. | Pol Mara (1920, Antwerpen). Bij het werk van Mara staart de toeschouwer zich blind op de bekoorlijke vrouwen wier onschuldig aangezicht echter van elke vulgaire erotiek gevrijwaard blijft. Wim Meewis gidst de lezer op Mara's creatieve ontdekkingstocht. |
9. | Dees De Bruyne (1940, Gent). Voor het schrijven van dit nummer legde Paul Huys de rond De Bruyne opgebouwde sensatie-mythes naast zich neer. Een indringend portret van de mens en kunstenaar De Bruyne. |
10. | Gaston De Mey (1933, Kaprijke). Als constructivist combineert De Mey gedurig de elementen taal en beeld door lettertekens in allerhande modules te ordenen. Jaak Fontier leidt de lezer doorheen dit labyrint. |
11. | Geo Sempels (in voorbereiding). |
12. | Luc Hoenraet (in voorbereiding). |