Paul Huys over Dees De Bruyne
EEN NADEEL van deze tijd is dat wij eigenlijk te veel informatie krijgen. Over de hedendaagse kunstenaars krijgen we niet alleen tal van interpretaties van hun werk te lezen en te horen, maar we kunnen ook hun levensloop, soms zelfs tot in heel persoonlijke details kennen. Enerzijds biedt dit de mogelijkheid om bepaalde werken aan de hand van bekende biografische gegevens te verklaren, maar anderzijds gaat het persoonlijke leven van de kunstenaar soms zijn werk overwoekeren en een objectieve ontleding van het werk verhinderen. Terecht begint Paul Huys dan ook zijn studie over de schilder Dees De Bruyne met een hoofdstuk over de mythevorming.
Dees De Bruyne is voor een deel nu nog steeds het slachtoffer van zijn jeugd. In zijn jonge jaren heeft hij bewust de overheid getart en aldus mee een mythe opgebouwd. Zijn levenshouding was toen verbonden met de provo-beweging en in die tijd, waarin een repressief optreden van de macht onze samenleving tekende en vaak zelfs vertekende, ongetwijfeld noodzakelijk en verantwoord. Maar het is ook een bekend feit dat kunstcritici jarenlang elkaar overschrijven, zodat zij nu nog steeds het jeugdbeeld van Dees De Bruyne herhalen en deze kunstenaar vastpinnen op het image van de eeuwige rebel. Nochtans is Dees De Bruyne een kunstenaar geworden, die zich volledig heeft toegelegd op het scheppen van een artistiek oeuvre, waarbij zijn persoonlijk leven geen voer meer levert voor de schandaalpers.
In de volgende hoofdstukken van deze studie gaat Paul Huys dan ook terecht dieper in op de persoonlijke stijl die de schilder Dees De Bruyne heeft gezocht en gevonden, en op de eigen techniek die hij heeft ontwikkeld, waarbij de persoonlijke levenswandel van Dees De Bruyne terecht geen aandacht meer krijgt.
Wie een monografie over een beeldend kunstenaar schrijft, moet natuurlijk de hele evolutie van de artiest weergeven en is dan ook verplicht de wilde jaren van Dees De Bruyne, die trouwens de kiemen van zijn later kunstenaarsschap bevatten, weer te geven. Daarbij loopt men natuurlijk het gevaar de oude mythe nog verder in stand te houden en er de belangstelling weer voor op te wekken. Vroeger was Dees De Bruyne zelf een marginale figuur. Hij heeft toen van zijn persoon en van zijn leven een kunstwerk gemaakt. Met de jaren is hij er zich bewust van geworden, dat indien hij iets van blijvende waarde wil betekenen, hij beter zijn energie en talent in een oeuvre kon investeren. De marginale figuur Dees De Bruyne heeft zich gerangeerd, maar hij heeft natuurlijk zijn ware aard nooit kunnen verloochenen en zijn aandacht voor de marginalen is gebleven. Zij vormen de onderwerpen van zijn observaties, het voer voor zijn analyserend oog, de figuren in de taferelen die hij tekent en schildert. De Bruyne schildert bv. aids-patiënten, prostituées, clochards, maar ook figuren in andere extreme situaties zoals bodybuilders en bergbeklimmers. In dit verband heeft men vaak geschreven dat Dees De Bruyne een verteller is. Maar in zijn taferelen gaat De Bruyne meer beschrijvend dan vertellend te werk. Ieder werk bevat inderdaad een verhaal, maar men komt er het verloop niet van te weten. Sommige doeken hebben een bevreemdende, dramatische kracht, die door de subtiliteit van het kleurgebruik nog wordt versterkt. Anderzijds geeft de roze kleur vaak een indruk van broosheid en kwetsbaarheid. Het lijkt wel of we de voorgestelde taferelen door een roes heen zien. We raken zelf aanwezig in het tafereel dat we echter niet bij machte zijn te overheersen.
Paul Huys wijst in dit verband ook weer terecht op het filmisch karakter van deze werken. Het zijn momentopnamen. De taferelen van Dees De Bruyne lijken bevroren momenten, als een foto, die uit een speelfilm werd geknipt, waarbij de actie, de beweging plotseling is stopgezet. Vaak hebben de figuren een hand of zelfs twee handen geheven. Ze zijn