De Vlaamse Gids. Jaargang 70
(1986)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
August Hans den Boef
| |
[pagina 23]
| |
heid. Tot aan het slot waar Van Maanen hem hardop de brief laat voorlezen die hij op dat moment - 15 oktober 1914 - aan Felice schrijft. Kafka verklaart daar zijn zwijgen: hij had niets te zeggen en bovendien voelde hij zich in Felice's plaats staan als aanklager en zo voelt hij zich nog steeds. Het bijzondere aan Een zondagmiddag in Hotel ‘Askanischer Hof’ is dat het geheel tamelijk overtuigend voorkomt, ondanks het gebrek aan realisme. Zo wordt een groot deel van het proces gevoerd via brieffragmenten die, zo de deelnemers daar al over beschikten, hoogstwaarschijnlijk niet als zodanig zijn gebruikt. Kennelijk heeft Van Maanens kunstgreep om te putten uit Kafka's correspondentie en dagboeken gewerkt. Jammer dat de boekuitgaveGa naar eind(3) niet vermeldt om welke citaten het gaat. Van Maanen verwijst zelfs naar een verhaal (dat na enig speurwerk te identificeren valt als Das Urteil, opgedragen aan ‘mejuffrouw Felice B.’). Eén opmerking van Felice springt er trouwens uit: zij vindt de mini-oorlog die in de hotelkamer wordt uitgevochten futiel in vergelijking met de moord op aartshertog Franz Ferdinand, twee weken tevoren. Merkwaardig, want geen der aanwezigen kon vermoeden dat op dat ogenblik de Grote Oorlog op uitbreken stond. Felice's opmerking heeft dan ook meer te maken met één van de grote preoccupaties in van Maanens oeuvre. In veel van zijn romans speelt de oorlog, zij het vaker de Tweede Wereldoorlog dan de eerste, een cruciale rol. De eerste komt ter sprake in De dierenhater (1956) en Hebt u mijn pop ook gezien?. Tot de sfeer van deze oorlog reken ik ook Een onderscheiding (1966). De romans die met de Tweede Wereldoorlog te maken hebben zijn: Al lang geleden (1956), Helse steen, De hagel is gesmolten (1973), Een eilandje van pijn (1981) en Het nichtje van MozartGa naar eind(4). Meestal vervult de oorlog hier de functie van een laboratoriumsituatie, waarin processen versterkt en versneld plaatsvinden in vergelijking met de vredestijd. Vooral in zijn latere romans gaat het Van Maanen dan ook meer om het probleem dat niet simpelweg valt vast te stellen wie goed was en wie fout, wat waar was en wat onwaar. Ik wil Van Maanens werk als volgt bekijken. Eerst de boeken waarin Kafka fungeert en vervolgens de serie romans die betrekking hebben op de oorlog. Wanneer dit is afgesloten zal inmiddels duidelijk zijn dat Van Maanen in zijn werk frequent de verhouding tussen verbeelding en werkelijkheid aan de orde stelt. Al vanaf zijn debuut dat niet toevallig Droom is 't leven (1953) is getiteld. Het probleem fictie-realiteit komt op verschillende manieren naar voren. Via de handeling, via constructieprincipes als spiegelingen, analogieën en parallellen alsmede via al dan niet expliciete verwijzingen naar literaire voorgangers. Regelmatig maken vertellers en personages opmerkingen over de verhouding tussen leven en literatuur, tussen kunst en werkelijkheid. Geen wonder dat Van Maanens figuren vaak een beroep uitoefenen dat met literatuur of een aanverwante kunstvorm te maken heeft. Dit laatste in de meest ruime zin van het woord: naast Neerlandici, schrijvers en dichters, bevinden zich ook journalisten, musici, componisten, fotografen, beeldhouwers, tekenaars en architekten onder de personages.
Ik wil daarom speciale aandacht besteden aan de boeken waarin de kunst een belangrijke plaats inneemt. Dat dit voor een deel een overlapping met al genoemde titels betekent is geen bezwaar: het benadrukt des te meer hoe cruciaal de verhouding fictie-realiteit binnen het oeuvre van Willem G. van Maanen is.
Tenslotte wil ik een aparte plaats toekennen aan Van Maanens enige bescheiden ‘seller’, De onrustzaaier (1954), nog steeds geliefd bij middelbare scholieren die een boekenlijst moeten samenstellen. Het is geen Kafka-boek, de oorlog speelt geen rol en de verhouding leven-literatuur zullen we tevergeefs zoeken. Toch is het zonder meer een Van Maanen-boek. Ik hoop dat de lezer gaandeweg met mij nog andere constanten in het oeuvre | |
[pagina 24]
| |
ontdekt die deze kwalificatie rechtvaardigen. | |
Kafka‘Toen professor Adams op een morgen uit onrustige dromen ontwaakte, ontdekte hij dat hij in zijn bed in een wanstaltig ondier was veranderd’. We moeten onmiddellijk denken aan de beginzin van Kafka's Die Verwandlung, het verhaal over Gregor Samsa die in een insect veranderd is. Van Maanen wijst hier ook op: spoedig nadat men de gemetamorfoseerde directeur van de Eurozoo heeft aangetroffen vindt men in zijn nabijheid een boekje van Kafka. De verspeelde munt (1964) is een groteske. Nadat men met Adams nieuwe gedaante heeft gesold begint deze te zweven en belandt hij tenslotte in het luchtruim, waar hij langzamerhand verdwijnt. Een nieuwe mensensoort, zoals zijn naam aangeeftGa naar eind(5) en zoals de hem bewonderende portiersvrouw meent? In de dierentuin vindt een conferentie plaats waar men onder leiding van Adams over een gemeenschappelijke Europese munt vergadert, maar het boek is volstrekt geen satire op de EG. Veeleer is het een verzameling karikaturen die in het kader van de conferentie tegenover elkaar worden gezet. De verteller hanteert een scherpe ironische stijl die bij het genre past, maar hij houdt dit niet continu vol. Misschien is dit de reden dat Van Maanen het boek nooit heeft laten herdrukken. Het zou ook zijn laatste satire zijn. In Hebt u mijn pop ook gezien? (1974) beschrijft een alwetende verteller de wederwaardigheden van decorontwerper Franz Kiefer en diens twee antagonisten: zijn verloofde Laura Schibolin, een juriste en het meisje Dutschi, voor wie hij liefde opvat. Spoedig wordt het verhaal over Franz onderbroken door krantenverslagen. Artikelen die in het plechtige jargon van de dubbelmonarchie gewag maken van grafiti. En dan nog wel grafiti over de betekenis van de liefde. Het brein hierachter blijkt een onderwijzer te zijn die gebruik maakt van een meisje (dat haar activiteiten uiteindelijk met de dood bekoopt). Het zijn spiegelverhalen van de relatie Franz-Dutschi (al hoeft dit meisje geen leuzen te kalken en wordt zij slechts gewond). Bovendien blijken ze later een tien jaar vroegere fase van Franz Kiefers leven te betreffen. In ieder geval is de burgerij door de affaire Dutschi zo verontwaardigd dat men Franz voor de ogen van het meisje lyncht. De decorontwerper, die zich tegenover Dutschi als Franz Käfer introduceert, maar door de verteller soms ‘Franz K.’ wordt genoemd is duidelijk geïnspireerd op Kafka. Legio zijn de verwijzingen naar diens werk, de K's uit Der Prozess en Das Schloss, en vooral naar de brieven die de Praagse schrijver naar zijn verloofdes en zijn vader schreef. Grappig is dat Franz Kiefer decors moet ontwerpen voor de toneeluitvoering van Soldat Schweik. Hij interpreteert het werk van Kafka's stad- en tijdgenoot Hašek niet als een farce, maar veel meer als een Kafkaëske parabel van de Eeuwige Soldaat. Het jaar tenslotte waarin Kiefer wordt gelyncht is hetzelfde als het sterfjaar van Kafka. | |
OorlogDe dierenhater (1960) is opgedragen aan Marnix Gijsen en stilistisch zijn er ook enige overeenkomsten met het werk van deze Vlaamse auteur. Een anecdotische roman over de strijd tussen een journalist en een burgemeester in een bekrompen stadje. Tijd van handelen is de Eerste Wereldoorlog en de burgemeester besluit om tot groter glorie van zichzelf enige honderden Belgische vluchtelingen op te nemen. De journalist die als een rancuneuze oude man op deze langvervlogen periode terugblikt, heeft een verhouding met de vrouw van burgemeester Rotgans gehad. Op het moment dat deze de beloning voor zijn bewezen diensten ophaalt - een okapi uit de Kongo - sterft zijn echtgenote Musa. Onmiddellijk als het dier in het stadje is aangekomen wordt het met Musa vergeleken. Beide hebben een exotische herkomst, kunnen niet aarden in Nederland en bovendien zijn er gedetailleerde fysieke overeenkomsten. Het één en ander is te nadrukkelijk om geheel te overtuigen. Is de oorlog hier meer een aanleiding en speelt hij in Hebt u mijn pop ook gezien? een zijdelingse rol, in Een onderscheiding (1966) wordt zelfs niet gevochten. Toch is de sfeer door en door militaristisch. Van Maanen noemt het boek zelf een novelle. Ondanks het feit dat hij een typische romanschrijver is, iemand die zich pas werkelijk kan ontplooien als hij over voldoende ruimte beschikt, is hij met dit boek in zijn opzet geslaagd. Uitstekend heeft hij de sfeer getroffen van een Middeneuropese legerplaats rondom de eeuwwisseling (?). De aanleiding voor de onderscheiding uit de titel is als volgt: de oppasser van Kapitein Armbrust redt de kepi van een onbekende man uit de rivier. Deze blijkt de ‘Opperbevelhebber’ te zijn, een geheimzinnige Napoleontische figuur voor wie Misja, Armbrusts overspelige echtgenote, een diepe bewondering koestert. Behalve deze personages is nog iemand belangrijk: | |
[pagina 25]
| |
dokter Fleisch, een collega van Armbrust, die vanuit zijn cynische kijk op de mensheid graag Rabelais citeert. De vaagheid in tijd en plaats, in combinatie met de militaristische sfeer en de daarmee samenhangende duistere erotiek doen denken aan de interessante romans die Louis Ferron en Alfred Kossmann jaren later zouden publiceren. Al lang geleden (1956) is Van Maanens derde roman en het eerste boek dat met de Tweede Wereldoorlog heeft te maken. Tien jaar na de bevrijding (achteraf lezen we de titel als ironisch bedoeld) verkeert een man, Theo Kemp, in hevige tweestrijd. Zal hij het ereburgerschap van zijn geboortestad, op grond van zijn verzetsactiviteiten, aanvaarden? (Van Maanen zelf heeft in de oorlog deel uitgemaakt van een verzetsgroep; dit terzijde, ik vind het voor deze roman niet relevant) Kemp besluit er maar weer eens een kijkje te nemen (de stad heeft de contouren van Amsterdam). In zijn geboortehuis woont nu het gezin Bastide en Kemp maakt kennis met de leden. En hun verleden: mevrouw Bastide blijkt in de oorlog een joodse minnaar als onderduiker in huis te hebben verborgen, de jaloezie van haar echtgenoot veroorzaakte diens dood. Hun dochter laat zich door Kemp seksueel inwijden, om haar onafhankelijkheid te verwerven. Dr. Herman Bastide is van beroep muziekcriticus en een kennis van Kemp uit de oorlog is intussen aan het componeren geslagen (en aan lager wal geraakt, gechanteerd door een tienjarige jongen). Belangrijker dan deze personages is Mirjam Israels, een joodse vrouw die Kemp doodwaande (en zij hem). Door middel van flashbacks schetst de verteller hun vroegere verhouding en de discussies | |
[pagina 26]
| |
die ze toen voerden worden tien jaar later weer voortgezet. Tot een nieuwe toenadering komt het niet voordat Kemp naar zijn woonplaats teruggaat. Zijn vertrek is vereist vanwege de verslechterde toestand van zijn vrouw, die sinds de dood van haar zoontje, vlak na de oorlog, psychische moeilijkheden heeft. Dat zoontje zou nu tien jaar geweest zijn en ze identificeert hem met het tienjarige jongetje dat aan het begin van het boek is doodgereden door de ambtenaar die Kemp kwam overhalen om het ereburgerschap te accepteren. Jammer dat deze verhaallijn door Van Maanen niet is uitgewerkt: hij had er nog wel zo'n mooie onbetrouwbare en bloeddorstige inspecteur voor geïntroduceerd. Het slot van Al lang geleden is in mineur: de gechanteerde pedofiel heeft de gaskraan opengezet en Dr. Bastide is na een beroerte de dood nabij. Een ideeënroman met een sterke morele ondertoon. Een geheel andere optiek hanteert Van Maanen in Helse steen (1970). Hoofdfiguur is Bruno, een fotograaf die aan zijn lievelingsmodel het verhaal van zijn leven vertelt. Deze ‘biecht’ begint bij de oorlog. Bruno's vader is verdwenen en zijn moeder heeft een joodse vriendin in huis genomen. Deze vrouw heeft een seksuele relatie met de jongen en de suggestie is duidelijk dat zijn moeder haar daarom door de Duitsers laat weghalen. Vanaf dat moment heeft Bruno een incestueuze verhouding met zijn moeder, die voortduurt tot zij zich met een jachtgeweer het leven beneemt. Vervolgens vertrekt Bruno naar Parijs en daar ontmoet hij het meisje weer met wie hij zijn eerste seksuele ervaringen beleefde. Van zijn oom, die eveneens Bruno heet, verneemt hij dat zijn vader dood is - neergeschoten | |
[pagina 27]
| |
door de maquis. Veel schokkender is de ontdekking dat hijzelf geboren is uit de incestueuze verhouding tussen deze oom en zijn moeder. Ik geloof dat de symboliek in het verhaal (Oidipous die zijn moeder begint en Telemachos die zijn vader zoekt) minder belangrijk is dan men wel denkt. In de vrouw zoekt Bruno eerder het ontluikende meisje dan de moeder en hij is bang voor hetgeen hij over zijn vader zal ontdekken. Veel typerender is zijn exhibitionisme, misschien is zijn hele biecht daarvan wel een voorbeeld. Hij is ooit zelfs veroordeeld als potloodventer. In Helse steen duiken verschillende spiegelverhalen op die de sleutel voor de rest van het boek vormen. Hierover later meer, maar één wil ik er uitlichten vanwege de oorlogsthematiek. Het gaat over een verzetsstrijder die zijn joodse minnares als onderduikster in huis heeft genomen. Zijn vrouw verraadt haar uit jaloezie aan de bezetters en als de man na de oorlog voorstelt om te scheiden pleegt zij zelfmoord. De parallel met het echtpaar Bastide uit Al lang geleden is duidelijk, maar voor het onderhavige boek fungeert het duidelijk als commentaar op de gebeurtenissen rond de joodse vriendin van Bruno's moeder en wijst het vooruit naar haar zelfgekozen dood. Dat de vrouw in dit spiegelverhaal juist uit schuldgevoelens over haar verraad tientallen mensen het leven heeft gered is een vooruitlopen op latere romans waarin het probleem van goed en fout in de oorlog wordt onderzocht. In De hagel is gesmolten (1973) vormt dit probleem de kern van het boek. De hoofdpersoon is een Nederlandse literatuurhistoricus die zich verdiept in de volgende vraag: is het fascisme behalve een politiek systeem ook een gevoels- en karakterstructuur? Hiervoor verblijft hij in Rome, waar hij onder andere Enrico Malacarne wil spreken, maar deze sterft als hij net in de eeuwige stad is gearriveerd. Ook zonder deze tegenslag zou er weinig van het onderzoek zijn terechtgekomen, omdat het leven zelf ingrijpt. De historicus leert namelijk Muriel Grey kennen, een Engelse docente wier echtgenoot in de Slag bij El Alamein is omgekomen. Nadat zij met elkaar hebben geslapen schiet deze vrouw zich door het hoofd en later hoort de verteller dat hij een fasciste heeft bemind. Zij aan zij met Ezra Pound had Muriel in Italië gecollaboreerd als omroepster. In het bezette Frankrijk had zij opgeroepen de maquis uit te moorden. Schuldgevoelens, die wederom jaren na dato tot een zelfgekozen dood leiden. Een andere figuur die de verteller ontmoet is de oude schrijver Herman Vogelaar. Diens verhaal ‘Het monster’, is een Swiftiaanse parabel. Zelf vertelt de literatuur-historicus een kort verhaalGa naar eind(6), dat weer een spiegelkarakter heeft. Een gezinnetje op vacantie in de bergen ziet kruisen van een door de Duitsers vermoorde familie. In het leven van Muriel, zo blijkt achteraf, heeft een dergelijke moordpartij een cruciale rol gespeeld. Wanneer de historicus het lichaam van Muriel heeft gezien en zowel op dat ogenblik als later niet in staat is zijn gevoelens te verwoorden omschrijft hij dit als volgt: ‘Een eilandje van pijn, in een zee van onverschilligheid’. Dit citaat is een uitspraak van Sigmund Freud, vlak voor zijn dood in 1939. Van Maanen heeft het tot titel van zijn dubbelroman Een eilandje van pijn (1981) verheven. Dubbelroman: op de even pagina's staat het relaas over architekt Kwint, de hoofdfiguur en op de oneven bladzijden de aantekeningen die Van Maanen tijdens het schrijven heeft gemaakt. We lezen hoe Kwint verliefd wordt op Edna Kurcz, een joodse violiste. Zij vertelt hem hoe in de oorlog haar minnaar door een Duitse soldaat is doodgeschoten. Kwint besluit deze soldaat op te zoeken en dat lukt met hulp van een industrieel voor wie hij een opdracht moet uitvoeren. De soldaat, Vogl, is net overleden als Kwint bij diens huis aankomt. Daar hoort hij van een pastoor iets verbazingwekkends. De geestelijke blijkt in de oorlog het huwelijk van Vogl met Edna Kurcz te hebben ingezegend! Dit terwijl zij zwanger was van haar vermoorde vriend. Kwint ontmoet het kind dat hieruit geboren is, Axel, een jongeman die sprekend op zijn moeder lijkt. Door een onverwacht manoeuvre van Kwints auto raakt Axel deerlijk gewond en hij sterft enige maanden later. In hetzelfde etmaal dat Kwint deze dingen hoort, schenkt zijn vrouw het leven aan een zoon. Alex was de naam die Kwint ooit voor een eventuele zoon had bedacht, maar om begrijpelijke redenen ziet hij hier nu van af. Bovendien is het niet zijn eigen kind, maar dat van zijn vriend Manfred en wil Kwints vrouw van hem scheiden. Leugens alom: de laatste verrassing die het noodlot voor Kwint in petto heeft is die dat Edna's vermoorde geliefde een parasiteur was die ondergedoken vrouwen tot seksueel contact dwong. De verwijzingen naar vorige boeken zijn duidelijk: de aanrijding in Al lang geleden, de omkeringen in De hagel is gesmolten en Helse steen. Ook hier zijn spiegels. Ten eerste het stuk Andorra (1961) van Max Frisch. Hierin neemt een leraar de zoon die hij bij een buitenlandse vrouw heeft verwekt in huis. Hij doet voorkomen dat het een joods vluch- | |
[pagina 28]
| |
telingetje is en de omgeving ontdekt na een tijdje dan ook allerlei joodse trekjes in het kind dat uiteindelijk zelf in deze rol gaat geloven (Deze jongen heet Andri, Kwints vrouw Andrée). Max Frisch is ook bekend als auteur van dagboeken, maar het aantekeningen-deel op de oneven pagina's van Een eilandje van pijn lijkt daar toch minder op. Er bestaat een voortdurende spanning tussen beide delen, zeker met het autobiografische materiaal binnen de aantekeningen. De climax loopt in beide parallel en vreemd genoeg is die in de notities het indrukwekkendst. Straks wil ik meer op de techniek van het boek ingaan. Het nichtje van Mozart (1983) begint met een lange brief van Dr. Wolf Steiner, de bejaarde bibliothecaris van de ‘Internationale Stiftung Mozart’ te Salzburg. Formeel het begin van diens memoires en inhoudelijk een poging om een balans van zijn leven op te maken. Steiner cirkelt om twee gebeurtenissen heen. De eerste is een bombardement, eind 1944, ten gevolge waarvan de Salzburger Dom en het woonhuis van Mozart gedeeltelijk in puin zijn gelegd. Hierbij zijn de tweelingzuster van Steiners vrouw en haar echtgenoot om het leven gekomen. Lotte, hun enig kind, wordt door de Steiners opgenomen en al spoedig - Steiners vrouw overlijdt - komt haar opvoeding volledig op de archivaris neer. De tweede gebeurtenis vindt vijftien jaar na het bombardement plaats. Een jonge musicologe, Luise Weber, bezoekt Steiners heiligdom om de brieven van Mozart aan diens nichtje (= Bäsle) te bestuderen. Dit onderzoek alleen al is Steiner een doorn in het oog. De erotische speculaties over het leven van zijn genie Mozart wijst hij uiteraard af. Bovendien brengt Luise hem het hoofd op hol, waarbij Steiner definitief vervreemdt van zijn nichtje (!) Lotte, voor wie hij incestueuze gevoelens koesterde. De fatale Luise was als kind aanwezig bij het bombardement, zodat zij voor een verbinding zorgt van de twee centrale gebeurtenissen in Het nichtje van Mozart en ook personen in het verhaal met elkaar in verband brengt.
Na deze brief - die middenin een zin afbreekt - volgen aantekeningen van een Nederlandse schrijver (wiens naam we net als in De hagel is gesmolten niet vernemen). Op doorreis naar Wenen voor een roman over Freud doet hij Salzburg aan om met een uitgever te praten over de vertaling van zijn eerste roman: Wolfgangs tweede dood. In zijn hotel raakt de schrijver in gesprek met een vrouw die Lotte blijkt te zijn. Voor de begrafenis van Steiner is ze naar Salzburg gekomen en wat zij over de verhouding tussen haar en haar oom vertelt intrigeert de Nederlander bovenmate. Lotte leent hem het brieffragment van Steiner.
Het derde deel van Het nichtje van Mozart bestaat uit een commentaar van Lotte op de bovengenoemde aantekeningen én op de interpretatie die de Nederlander van het Steiner-manuscript heeft gemaakt. Aan de hand hiervan reconstrueert Lotte de werkelijke toedracht die de Nederlander bij het lezen is ontgaan. Een slotdeel, waarin de schrijver ter gelegenheid van het verschijnen van zijn vertaling opnieuw in Salzburg verblijft en zowaar de nog immer betoverende Luise Weber ontmoet, voegt niets toe aan het voorgaande.
Er zitten aan deze roman nog veel andere interessante kanten, maar hiervoor wil ik liever een ander kader zoeken: dat van de kunst. | |
KunstHet debuut van Willem G. van Maanen, Droom is 't leven (1953) is een roman over literatuur en muziek. De muziek zien we in het beroep van de hoofdfiguur, Loesje Hemeling. Een celliste die ten val wordt gebracht door haar leerling Roffiaan, welke haar eerst door zijn spel betoverd liet dansen en vervolgens haar cello verpletterde. Dan is er een voormalige zangeres, Liesje's hospita Mevrouw Fiolet, die vroeger bovendien was gehuwd met een vioolbouwer. Als een ware alchemist probeerde deze man een instrument te maken dat haar stem kon weergeven. De literatuur is geconcentreerd in de Luyken-kennerGa naar eind(7) meneer Brom, die de verhouding Liesje-Roffiaan vergelijkt met die tussen Marieken van Nimwegen en de duivel Moenen. Wanneer Brom een bezoek brengt aan Roffiaan vergelijkt hij deze met Reinaert in zijn vesting. Een bijfiguur is de student met de naam Vosmaer die verliefd is op Liesje en na haar zelfmoord in een inrichting belandt. Die zelfmoord wordt door diverse kunsten voorbereid. Liesje verneemt dat de moeder van Brom zich ooit door een speelman tot dansen liet verleiden. Meneer Brom noemt ‘Van der Mollenfeeste’, waarmee het motief van de speelman en het meisje in het licht van de dodendans wordt geplaatst. Als mevrouw Fiolet en haar vioolbouwer weer tot elkaar zijn gekomen heeft deze voor hun nieuwe woning een gevelsteen uitgezocht met ‘een lomp dansende speelman die een viool naar oude trant tegen zijn borst houdt, op de achtergrond, haast onzichtbaar gebeiteld, danst een meisje met een aapje mee’. Daarop vindt Liesje tussen haar mu- | |
[pagina 29]
| |
ziekboeken een exemplaar waarop Holbeins dodendans voorkomt: ze beseft dat haar speelman de Dood is en springt uit het raam. Het feit dat Liesje haar cello als een man beschouwt wordt in het boek expliciet verbonden met een pathologische verdringing van seksualiteit. Brom is namelijk van oordeel dat Peter, de zoon van de vioolbouwer, weer een ziel aan Liesje's cello moet geven. Zelf dient hij het gerepareerde instrument aan het meisje te overhandigen: dan zal er tussen deze jongelui wel een ‘gezonde’ verhouding ontstaan. Van Maanen zal in later werk ook regelmatig gebruik maken van theorieën uit het werk van Freud en Jung. Dat hij hier niet al te ver gaat heeft te maken met de tijd - 1953 - en waarschijnlijk is dit de reden dat hij de incestueuze liefde tussen broer en zus Brom niet uitwerkt. Dit thema zou hij in Helse steen een veel belangrijker rol toekennen. Zo zie ik ook een ontwikkeling in de rol van pedofilie als men Al lang geleden op dit punt vergelijkt met Hebt u mijn pop ook gezien? Dit is ook de plaats om op Van Maanens techniek in te gaan. De chronologie is nog traditioneel: de enige inbreuk vormt de manier waarop het sterven van Liesje wordt beschreven. Gaat de roman wat dieper op de literatuur in, de muziek blijft beperkt tot het niveau van de symboliek. Technisch gezien blijft het spel met fictie en werkelijkheid beperkt tot opmerkingen van verteller en personages. Over de kunst in Al lang geleden heb ik het al gehad en over De dierenhater valt in dit kader weinig te vermelden. De chronologie in Al lang geleden is wat losser, maar afgezien van de spiegelingen is er aan dit boek en De dierenhater technisch weinig ontwikkeling te constateren. | |
[pagina 30]
| |
Heel anders is dit bij Taal noch teken, (1960) een roman die formeel sterk vernieuwend is en de kunst een prominente rol laat spelen. De hoofdpersoon Kazan is een oude toneelschrijver die zijn relaas in de ik-vorm vertelt. Al spoedig gaat de roman over in de derde persoon wanneer Kazans overbuurman Sonius wordt beschreven. Een kantoorman die verslingerd is aan klassieke muziek die hij in de eenzaamheid van zijn kamer dirigeert. De volgende figuur is Merle, een gewezen acteur die op verzoek van Kazans dochter Marthe weer eens langskomt. Dan is er een beeldend kunstenaar Staal, die het Marthe lastig maakt. Dit gezelschap laat de verteller een deel van Kazans stuk ‘De vriend’ spelen. Net als de verhalen in latere boeken lezen we dit toneelfragment mee, en ook hier heeft het een commentaar-functie ten opzichte van de relaties die de personages in de roman met elkaar hebben. Er is veel aandacht aan het perspectief besteed en Van Maanen heeft bewust gekozen voor een niet-realistisch milieu. Zo werkt Sonius bij de ondergrondse (in het Nederland van 1960 nog SF). En: ‘herschrijft’ Kazan zijn stuk door Staal te doden, Marthe ‘verbeeldt’ een bezoek aan haar gevangen vader. In De verspeelde munt komen kunstenaars voor, zij maken immers deel uit van het internationale gezelschap dat ook geleerden en diplomaten bevat en in de Eurozoo onder voorzitterschap van professor Adams moet bepalen welk dier de Europese munt zal sieren. Voor het totaal van het boek is hun rol zijdelings. Wel is in deze roman Van Maanens voorliefde voor nadrukkelijk symbolische namen in extreme mate aanwezig: Geier, Galline, Tonina, zelf dus ook dieren. Over de kunst en de vorm bij Een onderscheiding heb ik het nodige al gezegd, over Helse steen resten nog enige opmerkingen. De moeder van Bruno, de hoofdfiguur, heeft een blad, Imago geheten. Hijzelf beschikt niet over het talent om voor dit blad te schrijven. Zijn biecht is daarentegen fraai verwoord. Te literair vindt hij soms. De drie verhalen uit Imago die in de roman zijn opgenomen blijken achteraf van Bruno's moeder afkomstig te zijn: een verwerking van haar schuldgevoel. Een andere vorm van ‘verbeelding’ in Helse steen heb ik nog niet vermeld. Bruno manipuleert zijn moeder zodanig dat zij via een huwelijksbureau met een oudere heer correspondeert en uiteindelijk vol verwachting een ontmoeting tegemoetgaat. De brieven van de heer werden door Bruno geschreven. Een wraakneming? In De hagel is gesmolten is de literatuur weer sterk aanwezig. Niet alleen speelt Curzio Malaparte (onder een lichtelijk gewijzigd pseudoniem) een rol en speelt het boek in zijn sterfjaar. 1957 is ook het jaar waarin La modification van Michel Butor uitkwam, een roman die Van Maanen niet alleen vanwege de reis Parijs-Rome heeft verwerkt. Alberto Moravia en tal van andere auteurs worden al dan niet direct genoemd. Naast de verhalen van de schrijver Vogelaar en de verteller zelf is er nog een andere afwijkende tekstsoort: de brief aan zijn vrouw waarmee de literatuur-historicus het boek laat eindigen. Deze brief bevat zulke verschillen met het voorgaande dat de lezer zich afvraagt waar hij nu wordt misleid, in het verslag of in de brief? Wat is in dit boek nu de fictie en wat de werkelijkheid? Van Maanen versterkt deze twijfel door ervoor te zorgen dat de verteller een man zonder gezicht blijftGa naar eind(8). Zelf gaf hij De hagel is gesmolten de ondertitel ‘een verslag’. Maar dit boek is de fictie van een verslag. Ik heb het al gehad over de verwijzingen naar Kafka en Hašek in Hebt u mijn pop ook gezien? en de kunstgreep om schijnbaar via de latere Dutschi Döderlein het verhaal te vertellen. Het boek eindigt met een vergelijkbare kunstgreep. Dutschi maakt het verhaal af en voegt eraan toe dat ze de verloren pop had verzonnen. De ondergang van Franz Kiefer is dus veroorzaakt door het verzinsel van een kind. Uit Een eilandje van pijn verwijst alleen al de naam van de hoofdpersoon naar de kunst. De term kwint heeft in de muziek verscheidene betekenissen, onder andere die van de hoogste vioolsnaar. Kwint zelf ziet in het beroep architekt overeenkomsten met dat van Max Frisch. Van beiden is ook een ontwerp voor een openluchtbad bekroond. In het aantekeningendeel van Een eilandje van pijn worden diverse opmerkingen gemaakt over kunst en literatuur en de relatie fictie-werkelijkheid. Of het nu om de dagboeken van Cesare Pavese, Geslacht en karakter van Otto Weininger of om de Sainte-Victoire schilderijen van Cézanne gaat, het zijn zinnige observaties. Toch had ik liever gewild dat Van Maanen in dit boek niet om het probleem fictie-werkelijkheid was heengelopen door een scheiding aan te brengen tussen enerzijds een voor zijn doen tamelijk conventioneel verhaal en notities anderzijds. Liever alles in één kader, zoals in Het nichtje van Mozart. Daar heeft de integratie van verschillende stijlen en tekstsoorten, verwijzingen naar literatuur en observaties over fictie wel plaatsgevonden. Aan de opmerkingen die ik hierboven over Van Maanens laatste roman heb gemaakt valt af te | |
[pagina 31]
| |
lezen dat de verhouding tussen Mozart en zijn nichtje, anders dan de titel suggereert, niet het onderwerp is. Toch zijn de brieven en de inhoud daarvan essentieel. De verhouding tussen de componist en zijn Bäsle is een model dat in gewijzigde vorm gestalte krijgt in de verhouding tussen diverse personages in de roman. Alfred Kossmann wees er trouwens in zijn besprekingGa naar eind(9) van het boek op dat de dubbelzinnigheid van het woord nichtje (oomzegster, neefzegster) in het Nederlands wel, maar in het Duits niet opgaat. Het onderzoek van Luise Weber staat bovendien voor een algemener probleem: is het mogelijk om door interpretatie de werkelijke betekenis van een tekst te achterhalen? Een probleem waarvoor de Nederlandse schrijver zich geplaatst ziet als hij het brieffragment van Wolf Steiner analyseert, een probleem dat hij zonder hulp van Lotte niet had kunnen oplossenGa naar eind(10). Het onderwerp Mozart wordt op een directer niveau eveneens op een interessante manier verwerkt. Ik beklaag degenen die Het nichtje van Mozart lezen nadat ze het Hollywood-spektakel Amadeus hebben gezien. Ze zullen er moeilijk aan kunnen wennen dat de botte bijl van Milos Forman minder te voorschijn brengt dan de lancet die Van Maanen zijn Luise Weber laat hanteren bij haar interpretaties. Ook de ideeën van Steiner over zijn geliefde componist weet Van Maanen boeiend te presenteren. Uiteraard speelt de literatuur een belangrijke rol (Residenz Verlag en haar paradepaardje Thomas Bernhard worden met initialen aangeduid). Thomas Mann en Goethe expliciet, om er een paar te noemen, vooral in de opmerkingen die Steiner en de Nederlandse auteur, maar ook Lotte, over het schrijven maken. Ze klinken mee | |
[pagina 32]
| |
met de hoofdtonen van het boek: het probleem van werkelijkheid en fictie in teksten, in taal. Nergens heeft Van Maanen dit probleem zo consistent en tot de verbeelding sprekend onderzocht als in Het nichtje van Mozart. De keuze van de personages, de geografische locatie, de historisch-culturele achtergrond, de ideeën over muziek, literatuur en oorlogsmoraal, de spiegelingen en de verwijzingen: ze vormen te samen een prachtig netwerk dat bij herlezing steeds meer gaat fascineren. Tot in de stijl toe heeft Van Maanen een meesterlijke prestatie geleverd. Steiners herinneringen zijn in een kostelijke stijl, knorrig en cynisch vervat. De Nederlander hanteert die van een aanvankelijk niet erg geïnteresseerde toeschouwer, die gaandeweg door de verhouding Lotte-Steiner wordt geïntrigeerd. De brief van Lotte tenslotte springt eruit door de puntige manier waarop zij haar tekstkritiek formuleert. | |
De onrustzaaier - SlotTyperend voor een groot deel van Van Maanens romans is de belangrijke, vaak cruciale rol die hij oudere vertellers dan wel personages laat spelen. Meneer Brom in Droom is 't leven, de journalist die zich de geschiedenis van De dierenhater vanuit het bejaardentehuis herinnert, de toneelschrijver Kazan in Taal noch teken, de oude Dutschi Döderlein van Hebt u mijn pop ook gezien? en tenslotte Wolf Steiner in Het nichtje van Mozart. Wijsgeworden bejaarden zijn ze geen van allen, ze openbaren zich als mensen die door het relativeringsvermogen dat hun leeftijd hen heeft verschaft, beseffen hoezeer zij met schaamte en schuld op hun leven terugkijken. Notaris Pilaar, de verteller van De onrustzaaier (1954) is zo iemand. Hij is zestig jaar als hij de machtsstrijd boekstaaft die zich zojuist in zijn stadje heeft voltrokken. Een strijd waarbij hijzelf betrokken was als voorzitter van het bestuur van de plaatselijke openbare school. Pilaars zorgenkind dreigde het onderspit te delven in de concurrentie met de school met de bijbel in de overwegend kerkse gemeente (die duidelijk de contouren heeft van Kampen, Van Maanens geboortestad). In de persoon van de nieuwe meester, Chris, denkt hij een mannetjesputter in huis te halen. Deze ontpopt zich buiten school als een fanatieke maatschappijvernieuwer. Buiten school wel te verstaan, op zijn onderwijs is niets aan te merken. Van het begin af aan ondervindt meester Chris tegenstand van zijn collega Heering van de christelijke school en de godsdienstwaanzinnige juffrouw Heidendaal. Aanvankelijk staat Pilaar pal voor zijn onderwijzer, maar uiteindelijk laat hij hem vallen en wast hij zijn handen in onschuld net als Pilatus. Conform Van Maanens oudere figuren is hij echter een Pilatus die zich schaamt over zijn lafheid. In mijn inleiding zei ik dat De onrustzaaier Van Maanens meest populaire roman isGa naar eind(11). Misschien dat scholieren het boek als een verkapte kritiek op hun onderwijssysteem lezen en zeker zal menig lezer zich aangesproken voelen door de satirische manier waarop de godsdienstige tegenstanders van meester Chris worden neergezet. Het boek is vergeleken met Van Maanens andere romans nogal anecdotisch. Het feit dat Pilaar zijn verhaal in de eerste persoon vertelt is wel een winstpunt met het debuut Droom is 't leven. Dààr legt een alwetende verteller nogal omstandig uit hoe het één en ander in elkaar zit en zoiets leest minder hinderlijk als het in de eerste persoon is gesteld, zoals hier. Er blijft bovendien meer spanning bewaard. De stijl van Pilaar mag er trouwens zijn: nu eens is hij een Droogstoppel, dan weer een boosaardige cynicus. Hiermee verwijst Van Maanen al vooruit naar zijn Wolf Steiner, een kleine dertig jaar later. Pilaar is verder ook de eerste verteller die Van Maanen vragen laat stellen over het schrijven: ‘Heb ik mijn verhaal duidelijk genoeg verteld? Ik twijfel eraan, want toen ik begon was mezelf nog niets duidelijk’ Jammer dat de messiaanse symboliek er door Van Maanen zo dik bovenop is gelegd. De namen Pilaar en Chris spreken voor zich en dan is de laatste ook nog een handige timmeraar, bezit hij een groot charisma en laat hij zelfs een lamme vrouw weer lopen. De manier waarop Van Maanen dit motief verwerkte heeft overigens wel voor een klein schandaal gezorgd. Inwoners van Kampen meenden dat van hun geliefde evangeliste juffrouw Hendriks een godsdienstwaanzinnige, stiekeme alcoholiste was gemaakt en van de gerespecteerde notaris Tuyl van Serooskerken een cynische wijndrinker. Al met al heeft De onrustzaaier voldoende elementen in zich om een echt Van Maanen-boek genoemd te kunnen worden. Het is hier niet de plaats om in te gaan op de critici die Van Maanens romans te gekunsteld vinden, ze waren er decennia geleden al en ze zullen er in de toekomst ook wel weer zijn. Er zijn ook recensenten die betoogden en betogen dat Van Maanen zo wordt onderschat. Misschien ben ik dit met hen eens, maar juist de laatste jaren zien we dat uitgeverij Querido met | |
[pagina 33]
| |
enige regelmaat romans van Van Maanen herdrukt. Gezien de recente preoccupatie met het toneel mogen we hopen dat een volgende maal Taal noch teken aan de beurt is. |
|