[Vervolg Ethel Portnoy over Chrysallis]
mend is. Beschamend, omdat deze vrouwen niet voldoen aan de verwachtingen die men van hen heeft, niet mooi zijn maar wel eerlijk, niet verzorgend optreden. Er zijn veel zgn. ‘wilde schrijfsters’ bij.
Hoe zou je de formule van Chrysallis kunnen omschrijven?
Het is de formule van om het even welk kunsttijdschrift. Alleen bestaat de redactie toevallig uit vrouwen en wordt het vanuit een vrouwelijk oogpunt benaderd. Het is geen feministisch tijdschrift, in die zin dat het niet strijdbaar is, maar het wil wel eerlijk zijn.
(Uit de introductie van Hannemieke Postma: ‘Maar als een man een contributie inzendt naar Chrysallis? Natuurlijk, we nemen op wat we goed vinden en mooi, en het hoeft heus niet Beter te zijn of zelfs niet bewijsbaar Even Goed als wat vrouwen maken’).
Waarom de naam Chrysallis?
Omdat het verwijst naar de ontpopping van een vlinder en dat een mooi poëtisch beeld is. Zo is ons werk ook: we beginnen pas, het moet nog groeien.
Welke literatuur nemen jullie op?
Wat doorgaans tot literatuur gerekend wordt, maar ook andere genres. Vrouwen hebben zich vaak in dagboeken geuit. Briefschrijfsters hebben literatuur bedreven zonder het te weten.
We nemen literatuur op uit het ganse Nederlandse taalgebied, ook uit Indonesië of uit Zuid-Afrika. De Nederlandse literaire tijdschriften zijn vaak erg provinciaal van opzet. Wat uit België komt, wordt genegeerd. (In het eerste nummer staan gedichten van Lucienne Stassaert. Chris Yperman bewerkte de tekst bij Pierrot Lunaire van Schönberg).
Hannemieke Postma schrijft in haar inleiding: ‘we willen onze bladzijden nadrukkelijk open stellen voor vrouwen’. Is dat niet opnieuw een gettovorming, ditmaal vanuit vrouwen zelf?
Alle vrouwen die in Chrysallis publiceren, kunnen hun werk ook naar het ‘Hollands Maandblad’ sturen. Wij nemen ook werk van mannen op. Op de omslag staat trouwens: halfjaarlijks tijdschrift voor literatuur en kunst. De term ‘vrouw’ komt er niet eens in voor. Het enige verschil met andere tijdschriften is, dat bij ‘Chrysallis’ vrouwen een uitgesproken majoriteit hebben.
Wat niet wegneemt dat je, door je zo op te stellen, vreemde reacties krijgt. In ‘Het Parool’ stond de bespreking van Chrysallis niet op de kunst-, maar op de vrouwenbladzijde, tussen een artikel over oorringen en armbanden, en reclame voor biedermeier eethoeken.
‘Het Parool’ heeft ons in hetzelfde hoekje gedrukt waarin we door de ganse wereld gedrukt worden. Door wat wij nu doen, willen we bewijzen dat we daar niet thuishoren. Een pagina als die in ‘Het Parool’ is het levend bewijst dat we geen gelijke kansen krijgen. Het is een illustratie van hoe de wereld reilt en zeilt.
***
Chrysallis 1 eindigt met een uit het Engels vertaald essay van Judith Smedts. Daaruit de laatste paragraaf.
‘In 1923 schreef de dichteres Louise Bogan: “Vrouwen hebben geen wildheid”. Ze had ongelijk. De ervaringswereld van vrouwen is een wildernis en schrijfsters zijn nog maar pas begonnen deze in kaart te brengen’.