Bij nader inzien
Jotie 't Hooft: Junkieverdriet
De tweede dichtbundel van de 20-jarige Jotie 't Hooft is veel homogener en hierdoor overtuigender dan zijn debuut, ‘Schreeuwlandschap’. Het manuscript van ‘Junkieverdriet’ (Uitg. Manteau, Brussel, 56 blz., 180 fr.) werd trouwens bekroond met de Reina Prinsen Geerligsprijs. De eerste bundel bevatte gedichten, geschreven tussen 13 en 19 jaar, wat de diversiteit in vormgeving verklaart. De verzen uit de tweede bundel werden het laatste jaar geschreven waardoor meer eenheid werd verkregen.
Het lange titelgedicht verwijst naar de melancholie en de onwil om te leven, eigen aan de verslaafden aan verdovende middelen. Ook de obsessie van de dood en het verval, reeds aanwezig in ‘Schreeuwlandschap’, keert hier nog terug. Deze bundel is dan ook somberder dan de eerste.
Jotie 't Hooft is een dichter die bijzonder veel zorg wijdt aan de vormgeving van zijn gedichten. Hij gebruikt een vast schema en ook het rijm, waarbij vooral de technische vaardigheid van deze dichter opvalt. Hij is in wezen een estheet, voor wie gedachtelijke inhoud en sierlijke vormgeving evenveel waarde hebben. Poëzie wordt hier ook weer een spel met de taal, met ook de nadruk op de muzikaliteit van het vers, wat bereikt wordt door klankherhalingen, alliteraties en andere technische kneepjes.
Het hoofdthema van deze poëzie blijft toch de vergankelijkheid van alles, met een drang bij de dichter naar eeuwigheid. Er is ook invloed merkbaar van de science-fiction, wat weer verklaarbaar is door het feit dat dit soort literatuur ook een zoeken naar eeuwigheid bevat. Dit besef komt vooral tot uiting in ‘Telepaat van Neptunus’.
De dichter hecht ook veel belang aan het theatrale en het rituele. De dood wordt als een ritueel ervaren, heeft een sacraal karakter. Deze poëzie is dan ook in wezen religieus, waarbij het slotgedicht zelfs als een soort gebed mag beschouwd worden. In essentie is elk gedicht van Jotie 't Hooft trouwens een gebed, dit is een ritueel gebaar.
W.M.R.