De Vlaamse Gids. Jaargang 61
(1977)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Marc Somers
| |
[pagina 55]
| |
podium konden zetten. De belangstelling ging hier vooral uit naar de politieke en letterkundige problematiek. Allerminst verwonderlijk is het dat zij zochten naar een uitdrukkingsmiddel om hun ideeën te verspreiden. Met dit doel startte in 1865 weekblad ‘Het Vrije Woord’. Het werd een krachtig exponent van de derde-partijgedachte, zoals die te Antwerpen opgang maakte. Hier werkten latere katholieke voormannen als E. Coremans, P.J. Backx, J.A. De Laet en M. Bausart samen met de vrijzinnigen Lodewijk Gerrits en Max Rooses. Overtuigd toonden zij zich aanhangers van een partijstructuur, die Vlaams en democratisch van inspiratie moest zijn om te kunnen ageren tegen ‘de hebzucht en vrienden- of familie-politiek’ van de bestaande partijen. De nadruk viel op gewichtige sociale eisen, zoals afschaffing van stakingsverbod, uitbreiding van het kiesrecht en vermeerdering en verplichte invoering van het onderwijs. Niemand van de redacteurs werd hier beoordeeld naar zijn levensbeschouwing. Zo werd bijvoorbeeld nooit de pen geroerd in anti-katholieke zin. Hun sociale overtuiging reikte wel zo ver dat sommigen morden over de verwaarlozing die de Vlaamse eisen zou ten deel vallen. Dat het hier niet alleen om een gezwind geformuleerd verlangen, maar ook om de wil tot verandering van de concrete politiek ging blijkt uit de intentie eerst de verlichting door middel van onderwijs en volksvoordrachten uit te strooien en daaruit volgend voor een verbetering van het materiële klimaat te streven. Door deze samenwerking spelen zij in op de tendens van de Vlaamse Landdagen, die in een geest van bewustwording van 1864 tot '67 een drietal maal plaatsvonden. Door het accentueren van de democratie staat de groep redacteurs van ‘Het Vrije Woord’ links opgesteld binnen de ‘Nederduitsche Bond’ Dit practische voorbeeld van samenwerking te Antwerpen vond nu in 1867 ook te Gent zijn toepassing. De belangrijkste figuur in dit gebeuren is wel Max Rooses, die zich medio 1866 als atheneumleraar te Gent kwam vestigen. Met dezelfde gezindheid startte hij met de medewerking van o.a. student Julius Sabbe een nieuw weekblad: ‘Het Volksbelang’, dat nu aan zijn honderdste jaargang toe is. Laten we de tijdgenoten in hun getuigenissen aan het woord. Rooses verhaalde hoe de bedrijvige drukkeruitgever I.S. Van Doosselaere de onderwijzer Jozef Van Hoorde aanzocht om te helpen een Vlaamsgezind weekblad op te stellen. Leraar Rooses en universiteitsstudent Sabbe werden zijn eerste medewerkers. Met Julius De Vigne hielden zij eind 1866 een eerste redactiezitting in de winkel van Van Doosselaere op de Steendam te Gent. Ze stonden vanaf begin 1867 in hun blad een politiek voor, geïnspireerd op de Antwerpse Meetingpartij, immers zegt Rooses, ‘meer zuiver Vlaams dan Klauwaart en Geus trad onze redactie op’. Onafhankelijk van elke traditionele partijpolitiek en met strijdend Vlaams karakter kregen zij regelmatig vanuit Antwerpen in ‘Het Vrije Woord’ een collegiaal bloempje toegeworpen. Meerdere jonge hoofden, zoals Emiel | |
[pagina 56]
| |
De Clercq en de latere uitgever Adolf Hoste, kwamen intussen de redactie versterken. Hun maatschappelijke doctrine benadrukten zij o.m. door volksbanken en spaarkassen te propageren. Weekblad ‘Het Volksbelang’ kende een relatief succes en kon door een enthousiaste staf van medewerkers zich zonder noemenswaardige moeilijkheden handhaven. Vanuit het redactiemilieu ging begin juni 1867 een nieuw initiatief uit tot oprichting van een Vlaams genootschap. De stichtingsvergadering stelde Max Rooses tot voorlopig voorzitter aan, zodat het hele opzet wellicht op zijn naam mag geschreven worden. Enkele decennia later, wanneer in 1906 vriend Paul Fredericq aan zijn ‘Schets eener Geschiedenis der Vlaamsche Beweging’ arbeidde, herinnerde hij zich dat met ‘denkbeelden van samenwerking aller Vlaamsgezinden’ een kring tot leven kwam, die ‘Het Vlaamsche Volk’ gedoopt werd. Hoofddoelstelling was de behartiging van het goede recht der flaminganten te Gent. Het moest een contactcentrum worden met een volstrekte vrijheid van discussie. Eén restrictie werd toch vooropgesteld door te stipuleren dat uitvoerige besprekingen over de traditionele staatspartijen en problemen van religieuze aard zouden worden geweerd. Wat betreft partijgebondenheid ging één opmerking: ‘Er is maar één gezindheid met welke wij desnoods zouden kunnen samenwerken: het is de democratische partij’. Tijdens de volgende maanden vergaderde regelmatig een jong publiek, voornamelijk samengesteld uit onderwijzers, studenten en kunstenaars. Litteraire vraagpunten werden afgewisseld met bespiegelingen rond de politieke motieven van het flamingantisme. Bij gelegenheid van de Vlaamse Landdag van 24 november 1867 spraken zij de hoop uit dat de politisering van de Vlaamse beweging in deze richting zich verder zou mogen ontwikkelen. Een verwachting die niet gerealiseerd werd, daar de Landdagen niet tot een vaste structuur konden komen. Het kringetje bloeide snel voort en nam meerdere leden op, zodat het een ontmoetingsplaats werd van enkele tientallen Vlamingen. De politieke lijn van ‘Het Volksbelang’ werd inmiddels gesensibiliseerd door de dynamische voornemens van ‘Het Vlaamsche Volk’. De opstellers van het blad troffen we uiteraard aan op de zittingen van de maatschappij. Wilskracht was hier zeker te over, maar concrete resultaten bleven uit. ‘Het Vlaamsche Volk’ slaagde er niet in zich als drukkingsgroep in Gent te manifesteren. Naast hen gleed de dagelijkse politiek heen en tekende de polarisatie zich nog scherper af. Na 1861 bleek al hoe de liberale Vlaamse opinie, met exponent Vuylsteke, zich volwaardig wilde affirmeren en te Gent Vlaamse krachten aantrok. Zagen Rooses, Sabbe, De Vigne en de anderen het onwezenlijke van hun pogingen in? Voelden zij het toen aan als een uitzichtloze strategie? Feit is dat Rooses tijdens een vergadering van de kring begin januari 1868 zijn medeleden probeerde te overtuigen, | |
[pagina 57]
| |
en er ook in lukte, hen de voordelen te doen inzien van medewerking aan de zopas door Vuylsteke opgezette Gentse afdeling van het ‘Willemsfonds’. Het genootschap werd dan ook ontboden verklaard, waarop de meeste leden zich lieten inlijven bij deze cultuurorganisatie. Mannen als Sabbe en Rooses fungeerden reeds enkele jaren in het Lakenmetershuis te Gent als helpers in de volksbibliotheek. Hier kwam Julius Vuylsteke hen vinden om te debatteren over de opportuniteit van het neutraal of het liberaal flamingantisme. ‘Uren aan elkaar bepreekte hij ons en trachtte ons te winnen voor het Klauwaart en Geus, dat nog niet onze leus was’, zei Sabbe in 1902 bij de viering van een halve eeuw studentengenootschap ‘'t Zal wel gaan’. Rooses verhaalde in 1906 snedig het verloop: ‘Vuylsteke deed niet mee (in “Het Vlaamsche Volk”), voor hem was het Willemsfonds alles en samenwerking met katholieken een gruwel. Hij bestreed ons niet, maar dreigde er mee en stelde ons voor onze jonge maatschappij te stellen onder de bescherming van het W.F. De liberalen onder ons namen dit aan’.
Vanwaar nu dit welslagen van Vuylsteke? Voorzeker moeten we zijn groot offensief in rekening brengen, waar hij in december 1867 mee van wal stak toen hij na anderhalf jaar de ‘Vlaamsche Liberale Vereniging’ terug inrichtte als politiek pressieorgaan voor de liberale Vlamingen op het doctrinaire bastion. Door de bijtreding van verscheidene jongeren in de ‘Vereniging’ en in het ‘Willemsfonds’ hoopte hij wellicht meer armslag te krijgen op het liberale veld. Iets wat hem heel wat persoonlijke desillusies zal opleveren, maar de historiek van Vuylstekes opgang en ondergang valt buiten dit bestek. De omschakeling van ‘Vlaamsche Volk’ naar ‘Willemsfonds’ had natuurlijk zijn implicaties voor de strekking van het één jaar oude ‘Volksbelang’. Vanaf dat moment van heroriëntering werd de toonaangevende ideologie liberaal-Vlaams en verviel veel krediet ten overstaan van katholiek geïnspireerde Vlamingen. Vuylstekes interventie bij Rooses c.s. had dus dubbel resultaat. Hoe zijn bemoeiing verliep beschreef Max kort: ‘Toen wij zo een tijdje aan het werken waren kwam de derde, de grote Julius (naast Julius Sabbe en Julius De Vigne!) ons zijn medewerking aanbieden, op voorwaarde dat het programma van het blad meer bepaald antiklerikaal zou worden. Wij hadden er niets tegen. Zijn overtuiging was de onze, wij namen zijn medewerking aan, wij legden meer nadruk op het liberaal gedeelte van ons programma en zo werd het Volksbelang wat het sedertdien gebleven is’. Vuylsteke omlijnde dus het programma, en mengde zich, volgens Rooses, zelden in de wekelijkse opstelraad. ‘Het Volksbelang’ bleef het spreekorgaan van de ‘Vlaamsche Liberale Vereniging’ als verdediger van het flamingantisme, de democratie en het anti-klerikalisme, dat van dan af duidelijk op de voorgrond trad. Het compacte selekte groepje van liberale Vlamingen rond Vuylsteke met o.a.J. De Vigne, M. Rooses, E. De Clercq en W. Rogghé kon zich in de volgende | |
[pagina 58]
| |
jaren echter als pressiegroep in de liberale partij niet ten volle manifesteren. De sterke Gentse doctrinaire formatie bleef het mooi weer maken en liet dit kringetje, dat steun van een brede basis ontbeerde, weinig of niet aan bod komen bij de opstelling van de kieslijsten. Om het bestaan van ‘Het Volksbelang’ bestendig te verzekeren startte de redactie eind 1869 met een maatschappelijk kapitaal van 2500 fr. Zodoende konden de Gentse liberale Vlamingen blijven rekenen op een vast partijblad. Uit het voorgaande mag blijken hoe in Gent een uitloper van het neutraal flamingantisme zich bescheiden uitte, maar uiteindelijk werd opgeslorpt door de liberaal-Vlaamse sensus communis, waarop Vuylsteke zijn stempel drukte. ‘Het Volksbelang’, in origine een Antwerps kind uit Meetingsferen van samenwerking aller flaminganten, werd te Gent - na een korte kinderziekte? - representatief voor het liberale ideeëngoed der Vlamingen. Te Gent werd toch al veel vroeger dan te Antwerpen de opvatting rond onafhankelijke Vlaamse actie onleefbaar bevonden. In de loop der jaren werd de politieke gedragslijn dan zo dat men voor de realisatie van concrete programmapunten de handen in mekaar kon slaan. Een mentaliteit die bijvoorbeeld tijdens de vervlaamsingsstrijd om de Gentse universiteit erg vruchtbaar bleek te zijn. |
|