Streuvels: een openbaring
Toen ik op het gymnasium te Apeldoorn kwam - even 14 jaar oud - had ik van Stijn Streuvels nauwelijks gehoord. De mij vrouwelijk in de oren klinkende voornaam lokte niet tot lezen, waarom dat weet men later niet precies meer. Misschien zoeken jeugdige knapen, die het dichterschap in zich voelen kiemen, meer naar mannelijke mentors.
Ik schreef in die tijd onbeholpen verzen en een soort lyrisch proza, en genoot de eer dat de opstellen die ik in de lagere klassen produceerde, in de hoogste werden voorgelezen. Dat deed Dr. G.S. Overdiep, de latere Groningse hoogleraar, toen mijn docent Nederlands, die van meet af aan een zwak voor mij had en mijn talenten probeerde te richten, vooral in epische koers. Maar het eigenaardige was dat niet hij, maar een meisje uit de 5e klas, Hannie ten S. - ik hoop dat zij nog leeft en zelfs dat zij dit ooit nog zal lezen om te weten welke dienst zij mij gedaan heeft - mij liet kennnismaken met de Vlaamse meester. Hannie ten S. wachtte mij bij een van de gelegenheden, waarin weer eens een uitstorting van mijn jeugdig proza aan oudere leerlingen was voorgelezen, na de les op om mij te vertellen hoe mooi ze het allemaal gevonden hadden. Ik was erg gestreeld en erg verlegen, zoals een groene knaap dat is tegenover een ouder meisje, dat daarenboven nog tot de fine fleur van de samenleving behoort: Hannie woonde met haar familie in een landhuis aan de rand van de bossen en haar uiterlijk en manieren waren van een zelfbewuste levensstijl die mij, boerekleinzoon, geweldig imponeerde. Hannie probeerde mij overigens op mijn gemak te stellen door over literatuur te gaan praten, en daarbij viel al haast meteen de vraag: ‘Ken je Streuvels?’
Ze moest erg lachen toen ik haar schroomvallig vertelde dat ik hem steeds voor een vrouw had versleten. Ze vertelde mij dat Stijn Streuvels de schuilnaam was van de schrijver Frank Lateur, en begon daarna vol vuur en geestdrift het beeldende proza van Streuvels te lofzingen. Ze deed meer: ze bracht een paar bundels van zijn novellen voor me mee - Lenteleven, Zomerland. (Of ik toen ook De Vlaschaard al onder ogen kreeg? Ik herinner mij alleen dat ik dit boek ook op het gymnasium gelezen heb, later waarschijnlijk.) En ik dompelde mij in Vlaamse pracht - de pracht van een natuurleven zoals ik het zelf begon te zien en te aanbidden, gevat in de pracht van een magistraal gehanteerde volkstaal. Het was een openbaring. Het was in de eerste plaats de taal die mij greep en meesleepte - ik zelf was immers bezig mijn woord-instrument te scheppen en te verrijken, en hier leerde ik hoe dat moest. En al openbaarde zich de drift tot het woord bij mij voorlopig in lyrische vormen, al werd poëzie voor mij jarenlang de kunst bij uitnemendheid, in de ondergronden van mijn bestaan werkte ook Streuvels' invloed met macht verder.
De Streuvels van mijn schooltijd, en de Streuvels van mijn latere schrijversjaren waren niet meer dezelfde: ik leerde Streuvels zien in zijn menselijke, psychologische dimensies. Maar nog als ik een boek van hem opensla, en de zware aardse magie van zijn prozakunst omvangt mij, dan herleef ik één ogenblik de kracht van die eerste openbaring, de verrukking die mij groentje in leven en kunst op dat Apeldoornse gymnasium ten deel gevallen is, dank zij het enthousiasme van Hannie ten S.
Theun de Vries