den is. Lukács heeft duidelijk aangetoond dat er in de 18de eeuw een burgerlijk realisme ontstond samenhangend met de Verlichting en de opkomst van de bourgeoisie, dat in de 19de eeuw een kritisch d.i. anti-burgerlijk realisme gestalte kreeg en dat in deze eeuw een proletarisch realisme daagt in het oosten.
S. Realisme lijkt mij een gevaarlijk begrip voor dagelijks gebruik: het verwijst naar een afgesloten periode. Maar hoe je 't ook draait of keert, de uitbeelding door de auteur is reeds een keuze en kiezen is zich beperken. Hoe kan het achterhaalde beeld van het realisme ooit een volledig beeld van de hedendaagse maatschappij weerspiegelen?
B. Het realisme zoals het marxisme dat opvat, verwijst enkel naar een authentieke, eerlijke uitbeelding van de totale eigentijdse werkelijkheid. De toepassing ervan zal dan ook in belangrijke mate verschillen van land tot land, van klasse tot klasse en van eeuw tot eeuw. Tegenover dit realisme staat bijgevolg de evasie, de vlucht, de desertie van de auteur die de werkelijkheid niet aandurft (allerlei vormen van romantiek, inbegrepen de Love Story's na het wegebben van de revolte van '68) en de literaire leugen die de werkelijkheid verbergt of een stuk werkelijkheid als de totale werkelijkheid voorstelt. In dit verband sluit het realisme nadrukkelijk elke didactisch-moraliserende literatuur uit: het zogenaamde Russisch socialistisch realisme is volstrekt niet realistisch, het is immers niet-authentiek, durft de kern van de eigentijdse realiteit niet aan, is stichtelijk...
S. Er is een haast exclusieve aandacht voor de roman. Andere genies komen nauwelijks aan bod...
B. De roman is een literair genre typisch voor de periode van burgerlijke heerschappij, waarin de authentieke kunstenaar onvermijdelijk maatschappij-afgewend is: hij is tegen de bestaande maatschappelijke orde, doch onderkent geen alternatieve maatschappij. Daardoor wordt niet enkel in de marxistische literatuursociologie maar ook in andere disciplines aan de roman een centrale plaats toegekend. Dit betekent nochtans geenszins dat de overige literaire genres verwaarloosd worden: de m.i. onderschatte literatuursocioloog avant-la-lettre Herman Gorter hield zich nagenoeg uitsluitend bezig met de poëzie die meestal kenmerkend is voor elke pre-revolutionaire periode; Lukács heeft indringende studies gewijd aan de dramatiek van Lessing, Goethe, Büchner, Brecht; Goldmann bestudeerde naast Malraux vooral Racine en Genet...
S. Hoe komt het dat in de marxistische literatuursociologie het beeld ontbreekt van de totale schriftuur. Met B. Croce, alhoewel weerlegd, maar vooral kijkend naar het literaire produkt van de 20e eeuw, meen ik dat die opsplitsing in strict aparte genres toch erg artificieel aandoet.
B. Ik weet niet zo zeker of sinds Croce duidelijk geworden is dat de genres enkel een artificiële indeling uitmaken. Ongetwijfeld steekt er heel wat willekeurigs in en is de grensafbakening vaak onduidelijk. Doch wellicht komt dat precies omdat de genres al te zeer als zuiver literaire kategorieën gezien worden. Het lijkt me niet onmogelijk dat Croce zich blind gestaard heeft op het tijdelijke verschijnsel van de vervaging van de grenzen tussen de literaire genres. Zolang de verzakelijking verbonden aan het moderne kapitalisme niet doorbroken wordt door een vernieuwd proletarisch klassebewustzijn, hangt het gros van de kunstenaars in het luchtledige, zij hoeven geen keuze te maken, ook niet wat het genre betreft. Deze situatie is nochtans naar mijn mening voorlopig.
S. Constant is wel de telkens terugkerende inmenging van de staatsleider, in het literatuurbeeld en het kunstbeleid. Kijk naar Castro. Is dit geen gevolg, een heel gevaarlijk gevolg van de marxistische literatuursociologie die mogelijke schema's ontwerpt?
B. Kan men de uitvinder van de aspirine verantwoordelijk stellen voor de zelfmoorden die er mee gepleegd worden? De marxistische literatuursociologie ontwerpt geen schema's, ze eist evenmin dat de literatuur maatschappij-opbouwend zou zijn, ze stelt enkel vast dat de literatuur maatschappelijk relevant is. Anderzijds kan in de socialistische maatschappij van de toekomst van staatsleiders en -inmenging geen sprake zijn. Momenteel wordt in enkele landen een poging ondernomen om een dergelijke maatschappij te benaderen. De opbouw van een solide economische basis onontbeerlijk voor een socialistische maatschappij, vergt een kolossale inspanning die op Cuba daarenboven nog stuit op de tegenstand van de brutaal-imperialistische Verenigde Staten. Deze inspanning vergt een zekere discipline waarbij artiesten, die traditioneel een kleinburgerlijke elite vormden, zich moeilijk kunnen neerleggen. Het alleenstaande geval waarop u zinspeelt: het verblijf gedurende enkele weken van een Cubaans dichter in de gevangenis, gebeurde overigens niet op grond van zijn geschriften, wel omwille van de valse voorlichting die hij over de situatie in zijn land zou gegeven hebben terwille van de eigen glorie. Ik geef grif toe: wat in Rusland gebeurde onder Stalin was afschuwelijk en Lukács heeft in zijn recente studie over Solsjenitsin nog beklemtoond dat het stalinisme niet dood is. Doch deze houding tegenover literatuur en kunst berust niet op het marxisme, op de toepassing van haar literatuursociologische beginselen, maar op de politieke verstarring die het gevolg was van de opkomst van een nieuwe heersende klasse: de partijbureaucratie. Anderzijds is de inmenging van de overheid in de kunst geen Russisch of Cubaans monopolie; (ik wil terloops ook de aandacht vestigen op de reusachtige mogelijkheden die de Cubaanse Revolutie net als de Russische na 1917 en de Chinese thans, geopend heeft voor de kunst). In het Westen wordt de kunst ingrijpend gemanipuleerd door de
werkelijke overheid: de naamloze kapitalistische structuren waar de kunstenaars zich door laten leiden als schoothondjes. Enkel hier en daar is