De Vlaamse Gids. Jaargang 55
(1971)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermdDe funktie van het engagement
Ons spel heeft als inzet niets minder dan al wat
morgen te gebeuren staat,
en met die kaarten in de hand
wordt alle poëzie die niet geëngageerd is
gewoon verraad.
(Felix Pita Rodriguez - Cubaans dichter) 1) Het sneeuwt in de nacht
Ik luister naar geen stem uit het hiernamaals
en ik geef mijn verzen niets ondoorgrondelijks.
Ik weeg de rijmen niet af als een juwelier,
en ik maak geen mooie woorden.
Goddank,
ik ben vrij daarvan,
vannacht ben ik vrij daarvan.
Vannacht
ben ik een straatzanger,
mijn stem is naakt, ongekunsteld;
mijn stem zingt een lied voor jou,
een lied dat je niet zal horen.
Je staat aan de poort van Madrid
tegenover een leger van steden,
een leger dat alles vermoordt wat wij aan moois bezitten,
de hoop, het heimwee, de vrijheid, de kinderen
en de stad Madrid.
Het sneeuwt in de nacht...
(Nazim Hikmet - Turks dichter. vert. Luc Wenseleers)Ga naar eind(1) Dit gedicht, waarvan hier de eerste strofen zijn opgenomen, en dat was opgedragen aan een Spaans republikeins soldaat, diende als ‘bewijsstuk’ in een proces waarin de dichter Nazim Hikmet wegens ‘poging tot subversieve aktie’, tot 28 jaar gevangenisstraf werd veroordeeld. Indien ‘geëngageerde’ poëzie geen belang, geen effekt heeft, indien ze enkel maar pose is, een modeverschijnsel en een uitlaatklep voor linkse intellektuelen, dan is een reaktie zoals deze van het Turkse Hoog Gerechtshof in 1933, op zijn minst onbegrijpelijk te noemen. Even onbegrijpelijk als de moord op Frederico Garcia Lorca en de gevangenisstraffen voor Daniël en Sinjawski.
2) Voor de dichter die een bepaald standpunt wil innemen in zijn poëzie t.o.v. sociale en politieke gebeurtenissen (in de breedste zin) is het bijna een conditio sine qua non van zijn poëzie dat zij ‘toegankelijk’ is. Wat betreft de inhoud van het gedicht is er bijna steeds toegankelijkheid, d.w.z. ook in de gevallen waarin het moeilijk is om het persoonlijk standpunt van de dichter te herkennen zal men kunnen begrijpen om welk probleem het gaat, welke toestand wordt beschreven. Het is ook mogelijk dat slechts impliciet naar de sociale of politieke realiteit wordt verwezen, maar dan zal het gedicht zelf meestal door een bepaalde stemming de persoonlijke opvatting van de dichter weergeven (bv. een ‘droevig’ gedicht na de dood van een politieke figuur). Zeer dikwijls echter zal het ‘geëngageerd’ gedicht een duidelijk en expliciet verband met een bepaalde realiteit hebben en op een even manifeste manier de opinie van de dichter weergeven. Een misschien extreem voorbeeld, is het volgende citaat uit een gedicht van Hugh Mc. Diarmid: | |
[pagina 4]
| |
FASCISTS! You have killed my comrades
And their wives and children!
You have killed them!
It were better that you all should rot in your vices
In the bottomless filth of damnation,
And that they should liveGa naar eind(2).
Niet alle ‘geëngageerde’ poëzie is zo heftig van toon, en de meeste gedichten staan hoger wat hun artistieke waarde en poëtische kracht betreft, maar in dit gedicht laat de dichter in ieder geval niet naar zijn mening raden... Door te handelen over ‘artistieke waarde’ en ‘poëtische kracht’ werd echter meteen een der kernproblemen van de ‘geëngageerde’ poëzie aangeraakt. Vooraleer uit te weiden over engagement en kommunikatie, is het wellicht noodzakelijk enkele beschouwingen te wijden aan het begrip ‘engagement’ zelf en aan het specifieke probleem van de verhouding inhoud - vorm voor wat betreft poëzie met een ‘sociale’ of ‘politieke’ inhoud. T.S. Eliot schreef: ‘A political association may help to give poetry immediate attention; it is in spite of this association that the poetry will be read, if it is read, tomorrow’Ga naar eind(3) Deze opmerking is geldig voor zover de politieke allusie zelf tijdsgebonden is, en het gedicht niet boven de realiteit uitstijgt door een bredere visie die aan het gebeuren wordt gegeven. Het is evident dat een gedicht over een bepaalde politieke figuur, of over een militaire gebeurtenis bv., dat zich beperkt tot het beschrijven, dikwijls verheerlijken van deze figuur of gebeurtenis, van weinig waarde is voor latere generaties, voor wie de figuren en voorvallen uit vroegere periodes slechts namen en data in een geschiedkundig werk zijn (niets spreekt trouwens zo weinig aan als een poëtische ‘lofzang’). Vele gedichten echter, die een stelling-name inhouden tegenover een algemene of bijzondere sociale of politieke toestand of gebeurtenis - (en dit is wat ik onder ‘geëngageerd’ versta) - behouden ook hun waarde voor lezers die niet met de reële achtergrond vertrouwd zijn, en dit ondanks de politieke allusies. Het is absoluut overbodig te weten dat het gedicht Two Armies van Stephen Spender geschreven werd in Spanje en over de burgeroorlog handelt, om het te begrijpen. Het gedicht had zijn funktie in 1939 en heeft deze nu nog. Spender schreef over Spanje en stond aan de zijde der Republikeinen en hij poogde zijn specifieke gevoelens op dat moment te uiten, maar voor de lezer zou het evengoed over Vietnam kunnen gaan of over de tweede Wereldoorlog.
...Clean silence drops at night when a little walk
Divides the sleeping armies, each
Huddled in linen woven by remote hands.
When the machines are stilled, a common suffering
Whitens the air with breath and makes both one
As though these enemies slept in in each other's arms.
Only the lucid friend to aerial raiders,
The brilliant pilot moon, stares down
Upon the plain she makes a shining bone.
Where amber clouds scatter on no-man's land
She regards death and time throw up
The furious words and mineral which kill lifeGa naar eind(4).
Zo slagen de beste der geëngageerde dichters erin hun poëzie een zeker universeel karakter te geven. Dit welslagen van bepaalde geëngageerde gedichten is gebonden aan een aantal faktoren. Uitgaande van de definitie die hierboven werd gegeven van ‘geëngageerd’ (d.i. een stellingname inhoudend, tegenover algemene of bijzondere sociale of politieke toestanden of gebeurtenissen) moeten gedichten van dit genre dus een aantal onmisbare elementen bevatten. Stellingname kan gaan van zeer voorzichtige zinspelingen tot pathetische uitroepen om wraak en vergelding, en men kan ook reeds het feit zelf dat een dichter over iets schrijft als een stellingname beschouwen. Met ‘algemeen”’ wordt bedoeld: niet specifiek aan een bepaald enkelvoudig gebeuren of een welbepaald ogenblik gebonden (zo bv. een gedicht over ‘de mens in de 20ste eeuw’ of ‘de oorlog’, zonder verwijzingen naar een bijzondere datum of een bepaald feit). De termen ‘sociaal’ en ‘politiek’ moeten in hun breedste betekenis genomen worden, zodat alle intermenselijke verhoudingen op maatschappelijk, ekonomisch, militair, sociaal, financieel, kultureel en politiek vlak, onder deze terminologie vallen. In deze optiek is een gedicht dat over de natuur gaat niet geëngageerd tenzij het bv. de lucht- en watervervuiling zou aanklagen. Een gedicht dat een kritisch beeld geeft van de samenleving, en de mens in die samenleving op een bepaald moment, ook al worden bv. Guevara of de schoonheid van de massa er niet in verheerlijkt, is echter wel een geëengageerd gedicht. Met deze laatste bewering komen we meteen aan een tweede reeks faktoren, eigen aan het ‘engagement’. Men neemt aan dat The Waste Land een kritisch beeld poogt te geven van het Westen en de Westerse samenleving na W.O.I. Ik zou het gedicht echter liever niet geëngageerd willen noemen, omdat ik meen dat een aanzienlijke mate van vormtoegankelijkheid eigen moet zijn aan geëngageerde poëzie, precies wegens de bedoeling ervan. Als ik hier dus teleologisch redeneer, dan is het omdat geëngageerde poëzie bij uitstek een poëzie is die met een doel is geschreven. Het lijkt mij weinig waarschijnlijk dat een dichter die een wit blad papier voor zich neemt en wacht op de inspiratie, zonder andere bedoeling dan ‘een gedicht te schrijven’, tot engagement zal komen. Indien geëngageerde poëzie dan ook altijd zeer doelbewust is geschreven, dan lijkt het mij logisch zowel voor de dichter als de criticus hieraan enige konsekwenties vast te knopen, wat betreft het effekt van het gedicht, de uitwerking en de gebruikte middelen. Aldus meen ik dat een zekere eenvoud van vorm en direktheid van stijl inherente kenmerken zijn van geëngageerde poëzie. Een engagement dat verwoord is in een | |
[pagina 5]
| |
zuiver hermetische vorm bereikt niemand, gaat zijn bedoeling voorbij, en kan geen engagement meer worden genoemd. Zo zal men in feite slechts door het lezen van artikels en beschouwende werken tot de konklusie komen dat The Waste Land een kritiek op de Westerse beschaving is, want, wat men ook moge beweren, een interpretatie van dit gedicht is zeer moeilijk, en bovenstaande interpretatie is zeker niet de enige, misschien zelfs niet eens de voornaamste. Om deze beschouwingen af te sluiten wil ik een lang maar m.i. zeer goed gedicht van Edwin Brock citeren dat voldoet aan alle voorwaarden van het geëngageerd gedicht, en dat bovendien een ‘algemene’ strekking heeft (zowel door het breed historisch perspektief als door de universele bedoeling) waardoor het nog aan waarde wint.
5 WAYS TO KILL A MAN
There are many cumbersome ways to kill a man:
you can make him carry a plank of wood
to the top of a hill and nail him to it. To do this
properly you require a crowd of people
wearing sandals, a cock that crows, a cloak
to dissect, a sponge, some vinegar and one
man to hammer the nails home.
Or you can take a length of steel,
shaped and chased in a traditional way,
and attempt to pierce the metal cage he wears.
But for this you need white horses,
English trees, men with bows and arrows,
at least two flags, a prince and a
castle to hold your banquet in.
Dispensing with nobility, you may, if the wind
allows, blow gas at him. But then you need
a mile of mud sliced through with ditches,
not to mention black boots, bomb craters,
more mud, a plague of rats, a dozen songs
and some round hats made of steel.
In an age of aeroplanes, you may fly
miles above your victim and dispose of him by
pressing one small switch. All you then
require is an ocean to separate you, two
systems of government, a nation's scientists,
several factories, a psychopath and
land that no one needs for several years.
These are, as I began, cumbersome ways
to kill a man. Simpler, direct, and much more neat
is to see that he is living somewhere in the middle
of the twentieth century, and leave him thereGa naar eind(5).
3) Een der meest interessante periodes voor wat betreft een onderzoek van het engagement in de poëzie, is deze der Dertiger Jaren, en dan vooral in Engeland, waar een ‘groep’ ontstond met W.H. Auden, S. Spender, C.D. Lewis en L. Mc Neice, die een poëzie propageerde met een duidelijk marxistische inhoud en een grote betrokkenheid op de realiteit. Kritische studies van de laatste jaren hebben erop gewezen dat dit politiek engagement en het linkse karakter van ‘The Thirties’, ook wat betreft de literaire produktie, sterk is overdreven. Het is duidelijk, vooral wanneer men Auden leest, (die ontegensprekelijk de grootste dichter van deze periode was) dat de ‘linkse’ dichters van die periode nog sterk individualistisch waren en niet gebroken hebben met het verleden, al beweerden zij nog zo dikwijls het tegendeel. ‘If there is a clearcut distinction between these poets (Auden, Mc Neice, Day Lewis, Spender) and the bulk of American contemporary leftist poets (Kenneth Patchen, Norman Mc Leod, Alfred Kreninborg, Maxwell Bodenheim, Richard Wright e.a.) it is their concern to relate the past and the present... They were not ready to sacrifice the individual to an abstract future that was to be foaled from an ideology. They were not willing to cut themselves from the past’Ga naar eind(6). Dat dit individualisme van Auden en zijn groep reeds door hun tijdgenoten werd aangevoeld, bewijzen de herhaalde aanvallen door marxistische critici op hun poëzieGa naar eind(7). Vooral Auden en Spender werden in partijbladen en tijdschriften soms ongenadig bekritizeerd. Deze dichters voelden echter zelf het probleem duidelijk aan. Als marxisten, waren zij zich scherp bewust van de moeilijkheden die ontstaan als kunstenaars, noodzakelijkerwijze afkomstig uit een bourgeois-milieu, een proletarische kunst willen bedrijven. Bovendien waren zij ook sterk onder de invloed gekomen van de Freudiaanse theorieën, en het vormde voor hen een ander en even belangrijk probleem, om de in se ‘liberale’ en hyper-individualistische stellingen van de zuivere psycho-analyse te verzoenen met de gemeenschapsgeest en de ekonomisch-sociale theorieën van het marxisme. In een later artikel schreef Stephen Spender: ‘The poetry of the Thirties expressed the problem of the liberal divided between his individual development and his social conscience... This poetry emphasized the community, and, overwhelmed as it was by the sense of a communal disease, it searched for a communal cure in psychology and leftist politics’. In dit verband zou het interessant zijn na te gaan in hoeverre de ‘Audenites’ onder de invloed stonden van de Franse Surrealisten. Het zijn vooral de dichters van de ‘tweede golf’ der dertiger jaren geweest die van die invloed getuigen (David Gascoyne, Kenneth Allott e.a.) maar de theorieën van Auden, Spender, Lewis en Mc Neice lijken mij te parallel met die van de Franse Surrealisten, op het gebied van psychologie en politiek, om zuiver toevallig te zijn). In verschillende essays zal Spender op deze problemen terugkomen en proberen te bewijzen dat de estetisch verantwoorde ‘bourgeois’-kunst toch goede kommunistische propaganda kan zijn, al is dit dan ook moeilijkGa naar eind(8). De problematiek die deze linkse intellektuelen bezighield, is de problematiek van de meeste geëngageerde dichters. ‘The problem is to | |
[pagina 6]
| |
make the communism of a writer inheriting a bourgeois tradition in a bourgeois society more than a purely academic exerciceGa naar eind(9)’. Als we nu de politieke inhoud van de poëzie der ‘grote vier’ analyseren, en hun achtergronden en evolutie nagaan, moeten we tot de konklusie komen dat er in feite niet zo heel veel ‘linkse’ ideeën in hun poëzie terug te vinden zijn. Zeer dikwijls haalt Freud het op Marx. Cecil Day Lewis werd later Poet Laureate, Spender werd ‘resident poet in the Library of Congres’, en Auden verklaarde onlangs over een aantal van zijn ‘linkse’ gedichten (o.a. ‘A communist to others’, ‘Spain’ en ‘1 September, 1939’) dat het ‘trash which he is ashamed to have written’Ga naar eind(10) was. Deze evolutie kan wellicht wijzen op een zekere oppervlakkigheid van hun politieke overtuigingen in de dertiger jaren, al hebben er zeker ook andere faktoren een rol gespeeld, zoals bv. het Pact tussen Duitsland en de Sovjetunie in 1939, en de non-interventie politiek wat Spanje betreft, gelanceerd door Leon Blum en het Front Populaire, twee politieke gebeurtenissen die de linkse intellektuelen sterk ontgoochelden. Dat het belang van de marxistische dichters en intellektuelen uit die periode lange tijd overschat werd door latere critici kan trouwens blijken uit het ledenaantal van de beroemde ‘Left Book Club’ dat met 12.000 aangeslotenen toch in een zeer sterke minderheid stond t.o.v. bv. de ‘Blackshirts’ van Oswald Mosley die volgens verkiezingsuitslagen op de steun konden rekenen van 7 t.h. van de Engelse bevolking. In de poëzie van Auden en zijn volgelingen is zoals gezegd eigenlijk niet zo veel engagement terug te vinden. W.H. Auden verklaarde zelf ‘The function of poetry is not concerned with telling people what to do, but with extending our knowledge of good and evil, perhaps making the necessity for action more urgent and its nature more clear’Ga naar eind(11) En verder ‘The writer's aim is to advance from uncontrolled phantasy to deliberate phantasy directed towards understanding’ (in ‘Psychology and Art Today’, 1935)Ga naar eind(12). Uit deze citaten blijkt reeds dat het niet in Auden's bedoeling lag zeer expliciete politieke allusies te maken. Zo vindt men in zijn gedicht Spain slechts vage verwijzingen naar de ‘politieke’ werkelijkheid (pas in de 14de strofe wordt voor het eerst het woord ‘Spain’ genoemd, en in strofe 19 schrijft hij: ‘Madrid is the heart’ - dit zijn de enige verwijzingen naar de realiteit). Het is een goed gedicht met een zeer mooie eindstrofe.Ga naar eind(13)
The stars are dead. The animals will not look.
We are left alone with our day, and the time is short, and History to the defeated
May say alas but cannot help or pardon.Ga naar eind(14)
maar we staan hier bijna evenver van ‘geëngageerde’ poëzie, als dit bij Eliot het geval was. Bij Spender vinden we ‘konkreter’ engagement maar dan weer op een zeer persoonlijke manier verwoord. Er is steeds een zekere afstand van het onderwerp, dikwijls zijn ironie of weemoed duidelijk aanwezig, sommige gedichten neigen naar het surrealisme. Veel meer menselijkheid dan politieke overtuiging spreekt bv. uit:
The guns spell money's ultimate reason
In letters of lead on the Spring hillside.
But the boy lying dead under the olive trees
Was too young and too silly
To have been notable to their important eye.
He was a better target for a kiss...
(Ultima Ratio Regium)Ga naar eind(15) Louis Mc Neice was nooit lid van de Partij, en zijn politieke kleur ‘was deep pink/liberal’Ga naar eind(16). Hij blijkt meer geïnteresseerd te zijn geweest in Aristoteles en Freud, dan in Marx, en bleef steeds een grote individualist in zijn poëzie. Er is weinig engagement maar veel berusting en bezadigdheid in een gedicht als ‘London Rain’, waarvan de laatste strofe luidt:
My wishes now come homeward,
Their gallopings in vain,
Logic and lust are quiet
A nd again it starts to rain;
Falling asleep I listen
To the falling London rainGa naar eind(17).
In dezelfde periode manifesteerde zich een groep jongere dichters, overtuigde kommunisten, die wel een zeer duidelijk engagement brachten en van wie een aantal hun overtuiging omzette in daden tijdens de Spaanse burgeroorlog. John Cornford, Tom Wintringham en Christoffer Caudwell sneuvelden in Spanje. Charles Madge, Rex Warner, Laurie Lee, Charles Donnelly en Hugh Mc. Diarmid overleefden de oorlog, en allen schreven zij gedichten die hun politieke overtuiging zeer duidelijk kenbaar maakten. Cornford, (wellicht de beste van deze groep jongeren), die bij een Trotzkistische brigade in Spanje vocht, schreef op de vooravond van de slag bij Huesca in 1936, het gedicht Full Moon at Tierz: before the Storming of Huesca dat eindigt met de wens dat ‘the workers of all the world should raise the red flag triumphantly for communism and for liberty’Ga naar eind(18). Caudwell, die vooral kritikus was, schreef een aantal epigrammen en een sterk satirisch gedicht Heil Baldwin, na het Engels-Duits Scheepvaart Verdrag van 1935, o.a. over Hitier en Goering
(Who had but one idea his life long
That he was of importance - and that wrong)Ga naar eind(19).
Rex Warner schreef een Hymen opgedragen aan de ‘lovers of live, to workers, to the hammer, the sickle, the blood’ en het refrein ervan is duidelijk genoeg:
Come then, companions. This is the spring of blood,
heart's hey-day, movement of masses, beginning of goodGa naar eind(20)
Het gedicht Instructions van Charles Madge begint met
After the revolution, all that we have seen
Flitting as shadows on the flatness of the screen
Will stand out solid, will walk for all to touch
For doubters to thrust hands in and cry, yes, it is suchGa naar eind(21).
| |
[pagina 7]
| |
Voor deze dichters was de sociale revolutie een werkelijkheid en een doel, en het grootste deel van hun poëzie behandelt het thema van de revolutie, is ‘propaganda’-kunst in de ware zin van het woord. Het zijn ook deze dichters die in Spanje gingen vechten, in tegenstelling met de ‘grote vier’, van wie Auden en Spender wel enkele reizen naar Spanje maakten tijdens de Burgeroorlog (Auden was daar van januari tot maart 1937 en schreef daarna Spain, maar heeft er waarschijnlijk nooit gevochten), maar die nooit daadwerkelijk hun mooie theorieën in praktijk omzetten. ‘Auden, Spender, Day Lewis never quite made the crossing across the bridge that spanned the old romantic gasp between the artist and the man of action, the poet and the ordinary man’Ga naar eind(22). Als besluit meen ik te kunnen opmerken dat door deze korte analyse van de ‘linkse’ poëzie der dertiger jaren in Engeland, het probleem van het engagement in de poëzie duidelijk is geïllustreerd: ofwel geeft de dichter toe aan de inhoud en verliest hij de beheersing over de vorm, ofwel beheerst hij de vorm en verliest hij de kracht van de mededeling, bemoeilijkt hij de kommunikatie. Als er soorten poëzie zijn die meer op kommunikatie aangewezen zijn dan andere, dan is de geëngageerde er zeker wel het meest op aangewezen. Aldus is het probleem van het engagement zeer nauw verbonden met het probleem van de kommunikatie, en dit wordt m.i. duidelijk gemaakt door de poëzie van ‘The Thirties’, waarin de ‘middenweg’, het ideale evenwicht tussen vorm en inhoud bijna nooit is te vinden, en het engagement ofwel te veel door de vorm, is bedwongen, ofwel die vorm overspoelt.
4) Het waren niet alleen Engelse dichters die over Spanje schreven, maar ook Fransen en Nederlanders. En Spanjaarden zelf. In Frankrijk was reeds voor het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog een evolutie ingetreden die van de voornaamste ‘Surrealisten’ geëngageerde volksdichters had gemaakt. In de bundel ‘La jarre peut-elle être plus belle que l'eau?’ van Paul Eluard, valt deze overgang van een zuiver (hoewel kommunikatief bedoeld) hermetisme naar een sterk sociaal geladen en qua konstruktie en beeldgebruik veel eenvoudiger poëzie, duidelijk waar te nemen. Het eerste deel, ‘La Vie Immédiate’ uit 1930, bevat nog sterk surrealistische gedichten als
Les cimes dispersées les oiseaux du soir
Au chevet de la rue
Les échos féminins des baisers
Et dans les abris du désir
La grande obscurité éblouissante des rebelles qui s'embrassent
(Mauvaise Mémoire)Ga naar eind(23) maar eindigt met het volgend zeer belangwekkend gedicht: ‘Critique de la Poésie’:
C'est entendu je hais le règne des bourgeois
Le règne des flics et des prêtres
Mais je hais plus encore l'homme qui ne le hait pas
Comme moi
De toutes ses forces.
Je crache à la face de l'homme plus petit que nature
Qui à tous mes poèmes ne préfère pas cette Critique de la poésieGa naar eind(24)
In een werk gewijd aan Tristan Tzara spreekt de auteur, Roger Lacôte, van ‘une liquidation du surréalisme par une prise de conscience politique à partir de 1931Ga naar eind(25)’. Dit is niet helemaal juist. Als ‘beweging’ zal het surrealisme in zijn oorspronkelijke vorm verdwijnen, bij de meeste surrealistische dichters zullen de methodes, stijlmiddelen en ‘trucs’ van deze richting echter blijven nawerken. De gedichten van Eluard zullen wel een duidelijk geëngageerde toon krijgen, maar zij blijven onder de invloed van de surrealistische theorieën:
Regardez travailler les bâtisseurs de ruines
Ils sont riches patients ordonnés noirs et bêtes
Mais ils jont de leur mieux pour être seuls sur terre
(Novembre 1936)Ga naar eind(26)
Les femmes les enfants ont les mêmes roses rouges
Dans les yeux
Chacun montre son sang.
(La Victoire de Guernica)Ga naar eind(27) Rond 1938 zal Eluard opnieuw kontakt zoeken met de Kommunistische Partij die hij wegens interne moeilijkheden in 1927 had verlaten. Veel vroeger reeds, in 1931, publiceerde een ander beroemd surrealist, Louis Aragon, het gedicht ‘Front Rouge’, dat een politiek en literair schandaal verwekte. Een bepaalde pers beschuldigde hem van ‘excitation de militaires à la désobéissance’, van ‘provocation au meurtre’. De andere surrealisten verdedigden hem, maar Aragon zelf brak definitief met de groep en werd zeer aktief in de Kommunistische Partij.
Le grisou sautera dans Paris
avec un long bruit de luxe brisé
les enfants regarderont la dernière passe du bordel
éclaté comme une grenade
puis joueront à une mazelle révolutionnaire et philosophique
où CIEL se lira DRAPEAU ROUGE
et TERRE terre comme si de rien n'était
(Persécuté Persécuteur)Ga naar eind(28) Ook Tristan Tzara ontsnapte niet aan de algemene evolutie, waarbij de grote meerderheid der surrealistische dichters, samen met een daadwerkelijke belangstelling voor de politiek, ook een grotere voorkeur voor een direktere en ‘gemakkelijke’ poëtische stijl ging vertonen. Van de vroegere ‘leiders’ bleef alleen André Breton, ondanks zijn manifeste politieke stellingname, trouw aan | |
[pagina 8]
| |
de poëtische principes van het zuivere surrealisme (primair belang van de associatie, het beeld: kommunikatie via het onderbewuste; opstand tegen de diktatuur van de Rede; ontginning van de droom, het verborgene in de menselijke geest). De anderen werden door de gebeurtenissen in Spanje a.h.w. definitief tot een sterk politiek en sociaal getinte poëzie gedreven. In de Spaanse poëzie is natuurlijk ook veel over de burgeroorlog terug te vinden, en hiermee komen we aan een geëngageerde poëzie, die over het algemeen van grote waarde is. Een groot aantal Spaanse dichters zette zich in voor de Republikeinse zaak. Zelfs Garcia Lorca, de esteet, schreef een Romance de la Guardia civil Espanola (niet opgenomen in zijn verzameld werk...) waaruit het volgende fragment (in vertaling):
De paarden zijn zwart.
De ijzers zijn zwart.
Op de kapmantels glanzen
vlekken van inkt en lak.
Indien ze niet wenen is het omdat ze hebben
hersenen uit lood.
Met hun ziel van gelakt leder
komen ze langs de baan.
.........
De stad vrij van vrees
vermenigvuldigde haar poorten
Veertig guardias civiles
traden binnen om haar te plunderen.
De uurwerken vielen stil
en de cognac in de flessen
vermomde zich in november
opdat niemand hem zou verdenkenGa naar eind(29).
.........
Antonio Machado, van de zgn. ‘Generatie van 98’ waartoe ook Juan Ramon Jimenez, José Ortega y Gasset en Miguel de Unamuno behoorden, vocht aan de zijde der Republikeinen, schreef een aanzienlijke hoeveelheid geëngageerde poëzie, en kan tevens als een der beste moderne Spaanse dichters worden beschouwd. Hij stierf in het Franse stadje Collioure in 1939, enkele maanden na zijn uitwijking en na de nederlaag tegen Franco. Een van zijn meest bekende en vertaalde gedichten is El crimen fue en Granada - over de gewelddadige dood van Lorca - waaruit hier een fragment in vertaling:
In granada gebeurde deze misdaad
1. De misdaad.
Men zag hem gaan, tussen geweren schrijdend
doorheen een lange straat,
uitkomen op de koude velden
waar nog de sterren van dageraad blonken.
Ze hebben Frederico gedood
wanneer de klaarte daagde.
Het peloton van zijn beulen
durfde hem in 't gelaat niet zien.
Allen sloten de ogen
en baden: ‘geen God zal u redden!’
Dood, is hij gevallen, Frederico
- bloed op zijn voorhoofd en lood in zijn ingewanden -
...Ja, in Granada gebeurde deze misdaad
hoort u het - arm Granada!, - in zijn GranadaGa naar eind(30)!
Miguel Hernandez was een ander zeer begaafd dichter die in 1937, in volle burgeroorlog, een bundel publiceerde Viento de pueblo (Wind van het volk) waarvan het titelgedicht eindigt:
De dood, zingend verwacht ik hem,
er zijn nachtegalen die zingen
boven de loop van de geweren
en in het volle hart van het gevechtGa naar eind(31).
en die zijn verbondenheid met zijn volk uitdrukte in de volgende regels:
De waaiwinden van 't volk dragen me
De waaiwinden van 't volk voeren me mee,
verspreiden mijn hart overal,
blazen mijn keel vol wel en weeGa naar eind(32).
Nog enkele citaten uit andere geëngageerde gedichten die m.i. het ideale evenwicht bereiken tussen vorm en inhoud:
Ik vraag geen vergeving.
Ik geef vlaggen door.
Ik geef van hand tot hand het geslagen hart
van mijn gevangen volk.
(uit: Ik vraag geen vergeving van Marcos Ana)Ga naar eind(33)
Men fusilleerde ze. Maar de zon
stond vroeg genoeg op om te griffen
op de witte muur
hun zwarte silhouetten.
Nu, bekijkt de officier,
gedurende de lange nachtwake,
omgeven door rook, door rook,
bekijkt de muur daar rechtover
en roept
soms, wanneer de soldaat verschijnt
aan de deur.
Het gebeurt hem
de straat in te gaan en een jonge man te zien
die wacht op een hoek bij een halte
van de autobus; dan versnelt hij
de pas, hij vlucht, maar de straat is nu
vol nieuwe mannen,
jonge mensen lijkend op de vijf
knapen gedood
die morgen
(Jesus Lopez Pacheco)Ga naar eind(34) | |
[pagina 9]
| |
Ik schrijf
om het koninkrijk van de mens
en zijn recht te verdedigen;
ik vraag
de vrede en het woord. Ik zei:
‘stilte’
‘schaduw’, ‘leegte’
enzovoort.
Ik zeg
‘voor de mens en zijn gerechtigheid’
‘vredelievende oceaan’.
Dat men mij zeggen laat
Ik vraag
de vrede
en het woord.
(Gabriël Celaya)Ga naar eind(35) Deze dichters, Marcos Ana, Gabriël Celaya, Miguel Hernandez, Victoriano Cremer, Rafael Guillen, Jose Hierro, Blas de Otero, Jose Goytisolo en vele anderen stonden, en staan nog, een poëzie voor met sterke sociale tendensen en een uitgesproken progressief karakter. ‘Ik moet u bekennen dat ik de ivoren toren haat. De dichter is produkt en schepper van zijn tijd. Het teken van de onze is kollektief, sociaal. Zoals nooit tevoren heeft de dichter van onze tijd nodig verhalend te zijn...’ schreef José Hierro in 1952 in ‘Antologia consultada’Ga naar eind(36). Eugenio de Nova schreef in dezelfde bloemlezing o.a. ‘Ik geloof in de kracht van de poëzie, in haar aktualiteit, omdat ik geloof dat schrijven handelen is’Ga naar eind(37) en van Celaya is de volgende uitspraak: ‘De poëzie is niet neutraal. Geen enkel mens kan vandaag neutraal blijven. En de dichter is eerst en vooral mens’Ga naar eind(38). Niet alleen de Spaanse, maar ook de Latijns-Amerikaanse poëzie is doordrongen van deze geest van betrokkenheid bij het gebeuren, van ‘engagement’, en vele van de beste ‘geëngageerde’ gedichten stammen uit de recente Zuid-Amerikaanse literatuur. Wanneer we de moderne Cubaanse poëzie beschouwen, of de Guerillapoëzie, die op het ogenblik in Zuid-Amerika wordt geschreven, dan valt ons onmiddellijk de hoge kwaliteit, de grote poëtische waarde van deze, meestal sterk politiek geladen gedichten op. Cubaanse dichters als Nicolas Guillen, Felix Pita Rodriguez en Luis Suardiaz moeten zeker op gelijke hoogte worden gesteld met de belangrijkste moderne Westerse dichters. Eenvoud, en afkeer voor hermetisme, zonder tot onpersoonlijk realisme te vervallen, dat is de algemene stijl van de Zuid-Amerikaanse ‘politiek gekleurde lyriek’. De spreektaal en direktheid van deze poëzie, vergelijkbaar met de Spaanse poëzie van tijdens en na de Burgeroorlog, vergemakkelijken de kommunikatie. Bovendien wordt de toegankelijkheid van deze poëzie in een land als Cuba aanzienlijk verhoogd door de zeer hoge verspreiding van de bundels (meer dan 100.000 ex.!) en de talrijke mogelijkheden tot voordrachten en diskussies, wat enigszins herinnert aan de periode toen Mayakowski in de fabriekshallen van de Sovjet-Unie gedichten voorlas tijdens zijn literaire ‘shows’, voor tienduizenden toehoorders, al zijn de opvattingen van de Cubaanse overheid over kunst natuurlijk niet te vergelijken met deze van de Kremlinleiders... Een tweede parallel met Mayakowski kan ook nog getrokken worden op het vlak van de ‘orale’ kracht van de meeste van deze gedichten, die zeer geschikt zijn om voorgelezen te worden. Door gebruik te maken van veel herhalingen (een stijlfiguur die overigens zeer eigen is aan de Latijnse lyriek), uitroepen, onverwachte wendingen, ironische zinspelingen, enz... schrijven de moderne Zuid-Amerikaanse dichters een poëzie die snel en gemakkelijk het publiek kan aanspreken, zonder dat zij daarom aan ‘poëtische waarde’ (wat dat overigens ook moge zijn...) verliest. Aldus wordt misschien het beste deel van de moderne geëngageerde lyriek door Spaanssprekende dichters geschreven, in de traditie van Pablo Neruda, de Chileense dichter en diplomaat, die kommunist werd en in zijn gedicht Almeria zijn overtuiging hartstochtelijk uit:
.........
Ja, een gerecht voor u allen, rijken van hier en overal,
ambassadeurs, ministers, gruwelijke disgenoten,
dames van de comfortabele thee en fauteuil:
een stukgesneden, uitpuilend gerecht vuil van armoedig bloed
elke morgen, elke week, altijd, voor u -
een gerecht van Almerias bloedGa naar eind(39).
5) Mijne zeer geliefden,
Soms zeg ik (zoals van een dichter mag worden verwacht)
Een verhaal over de winter die in de witte nacht
Over de belegerde stad een vlucht van meeuwen zendt.
En dan knikt gij: ‘Juist, zo spreekt een dichter’.
En als ik in een romance wil registreren
Het gejammer van de mensen in hun tuinen
Dan fluistert gij: ‘Gewis’,
Want ik zeg het wel, want ik ben een dichter.
Maar als ik zeg: ‘Straks waait een reusachtige wind over u allen,
Een gruwelijke wind van God
En van u allen is er dan niets meer,’
Dan hakkelt gij en zegt: ‘Hij is een dichter’
(d.i. dat hij zich met wijven en boeken bemoeit,
maar niet met het delikaat, intrinsiek, onoverzienbaar
ratelwerk der politiek en het onontwarbaar zwenkend systeem
tussen links en rechts, voor en tegen, Rood of Dood)Ga naar eind(40).
Met deze strofen vangt het gedicht Bericht aan de Bevolking aan, een oproep in een zeer vage dichtvorm, uitgesproken in het Hotel Krasnapolsky te Amsterdam op 1 januari 1962, waarin de Vlaamse dichter Hugo Claus zijn ‘angst’ voor de atoombom uitdrukt. In zijn verzamelde gedichten, die in 1965 bij de Bezige Bij verschenen, neemt dit gedicht qua stijl en thematiek een zeer bijzondere plaats in: het is het enige wer- | |
[pagina 10]
| |
kelijk geëngageerd gedicht. Hiermee bedoel ik dat het, in tegenstelling met de rest van Claus' poëzie tot in 1965, gekenmerkt wordt door een grote eenvoud in woord- en beeldgebruik en een zeer expliciete verwijzing naar de politieke realiteit. Nu was Claus, laten we zeggen zeker tot en met ‘Het Teken van de Hamster’ (1965) een overwegend hermetisch dichter. Dat hij van andere stijlmiddelen gebruik maakte om dit specifiek onderwerp in de ‘Bom’ te behandelen in Bericht aan de Bevolking’ is veelbetekenend. Even veelbetekenend als de hierboven geciteerde derde strofe waarin Claus de veel verspreide opvatting hekelt dat een dichter zich niet met politiek moet inlaten (zoiets als: ‘een student moet studeren en daarmee gedaan...’). De evolutie van Claus' dichterschap na 1965 (voorzover men die kan nagaan, want nieuwe bundels heeft hij niet meer uitgegeven) bewijst m.i. dat ook hij, net als andere ‘Experimentelen’ zoals Campert en Hanlo, het mislukken van de ‘hermetische’ poëzie op het vlak van de kommunikatie heeft ingezien. De ‘taal der eerste morgen’ is niet het geschikte medium om de medemens te bereiken, en zeker niet om hem een politieke overtuiging mee te delen. Geëngageerde poëzie heeft al het publiek nodig die zij kan krijgen. De dichter moet zijn publiek echter de mogelijkheden geven.
Patricia Lasoen
(dit artikel is een uittreksel uit een licenciaatsverhandeling, gemaakt in 1970 aan de Rijksuniversiteit te Gent, fakulteit Germaanse Filologie, met als titel: ‘Kommunikatie als Kernprobleem in de moderne poëzie’). |
|