De Vlaamse Gids. Jaargang 55(1971)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Gedichten Langdurig feest De toekomst tovert parels in de rijke kamers van mijn lichaam: morgen zal de zomer naast mijn bed staan. In zijn van vreugde goudblond haar, zullen de appels blozen. Dan rijd ik 's zondags met een paard dat vele hoeven draagt, naar mijn bekenden: de hagelwitte vrees, de rode angst, het jong verdriet dat wegens overspel gevangen zit. Tijdens het middagmaal vertellen zij graatmagere verhalen, verbeelding is voor hen méér dan misdadig: het kind dat zijn gewrichten kan doen kraken, een vader die datzelfde kind aan anderen overlaat. Op een teken verzamelen mijn paarden de hoeven, zij draven vlugger dan hun schaduw, zodat ik tijdig nog aanwezig ben op het langdurig feest van mijn ontstaan. Humus Als ik het water uit je ogen dronk, wist jij reeds lang de landkaart van mijn lichaam. De bomen droegen meerdere vogels, en de rivier van je adem bespoelde mij met vlokken licht. Aan de laatste halte van je mond een plotselinge zucht ontwarend, stond de legende van geboren worden voor mijn trommelvlies gespannen. Later wierp ik gans mijn erfenis in de ravijn die huilend moeder werd. Ik zag de bomen armenzwaaiend huiswaarts gaan. Het bed dat zij bevolkten is voor jou, je onverhoeds verlangen. Humus is herinnering aan nieuwe bladeren, nieuwe handen, nieuw ontstaan. Veel brozer dan het heiligste geslacht De dagen worden plechtig te water gelaten, een droom slaat stuk tegen de boeg. De veldslag van het eerste uur is reeds gewonnen, de kans op winst geringer. En dan op het bezoedeld middaguur de mensen, klapwiekend als reigers, eten in donkerrode vlekken het dier dat vroeger uit de handen at. De vogels bouwen andere nesten veel brozer dan het heiligste geslacht, en pas gespeende jongen breken op de noodzaak van een nieuw gerecht. 's Avonds spant het licht zijn riemen aan. De schildpad graaft zich in. Het dier kijkt gans de nacht verschrikt met één oog dicht. De jockeys leven langer dan de paarden. Dit leegstaand lichaam Dit leegstaand lichaam wordt herhaaldelijk verhuurd, de nieuwste bewoners hangen geen gordijnen. De mensenhuiden met hun schedels van voordien, staan in het uitstalraam; bij iedere aankoop krijgt de klant een rimpel in het hoofd. Het dreigend onweer van veel vroeger is in een kleine zakdoek leeggehuild, en de geboende huid krijgt diepe barsten van het te dikwijls strelen in verboden ogenblikken. Toch woon ook ik in deze dunne wand met adertjes verstrengeld aan de dag die ieder uur dit lichaam buitenwandelt. Walter Haesaert Vorige Volgende