De Vlaamse Gids. Jaargang 51
(1967)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
De boer die sterftVertrekkende van de stelling dat de perfectie van de middelen tot de ware kunstaandoening leidt, nam Teirlinck het initiatief om een reeks van verworven waarden aan de modaliteiten van het toneel te onderwerpen. Deze reeks van merkwaardige technische realisaties werd ingezet met een studie van Hendrik IV, het stuk van Luigi Pirandello, in het licht van het door tijd en ruimte beheerste spelGa naar voetnoot16.. Dit drama kreeg zijn verwezenlijking in de k.v.s. én in het klein theater van het Instituut voor Sierkunsten, nadat Teirlinck met zijn leerlingen de dramatische substantie ervan had onderzocht. De projectie van De boer die sterft als dramatisch levensbeeld was een poging om tot een nieuwe bepaling van de dramatische inhoud te komen. H. Teirlinck, die Karel van de Woestijne reeds in zijn jeugdjaren had gekend, heeft zich steeds met hem naar de geest nauw verwant gevoeld en beoogde met zijn dramatisering een piëteitsvolle herdenking van de grote dichter en vriend, die toen bijna een jaar geleden gestorven was. Teirlinck had de tekst - die trouwens uitzonderlijke dramatische kwaliteiten bezit en voor een groot deel in dialoogvorm is geschreven - aangepast, de verbeelding van de auteur werd aan het inzicht van de regisseur gekoppeld. De vertoning, die slechts door een uitgelezen publiek bijgewoond werd, werd een poëma van licht en ritme dat berekend was op het stijlvolle effect, de verrassing. Het is deze verbluffende lichttechniek die Vermeylen, nadat hij de experimentele opvoering van De boer die sterft in het Instituut van het Terkamerenbos had bijgewoond, de bekende woorden ontrukte dat de elektricien hier de voornaamste kunstenaar was. En inderdaad, het was de bedoeling van de visuele kunstenaar Teirlinck om de plastische uitbeelding van dit eeuwig gebeuren naar de maatstaven van de moderne tijd te vertolken. Dit kon door een dynamiek van kleuren, lijnen, kadans en toon. De muziek van Debussy en Strawinski, de tot een strenge functionaliteit herleide decors vulden die suggestie aan. Maar laten we Willem Putman aan het woord, die zijn beleving van het gebeuren als volgt beschrijftGa naar voetnoot17.: ‘We vernamen zacht orgelspel en het dreunend gegalm van de doodsklokken. In die stemming gingen we het schouwburgzaaltje binnen, dat geheel donker was... Haast onmerkbaar schoof een gordijn open... Daar lag de boer in een lage groene legerstede. Een enkel gestileerd beeldje in de achtergrond. Daaromheen de ruimte die voortdurend onder de speling van | |
[pagina 66]
| |
het licht veranderde van kleur en diepte. Vlagen muziek glijden over het toneelbeeld heen. Langzamerhand ontstaat er beweging. De boer kucht, knort, mort, voelt dat hij dood gaat. Hij zegt de woorden van Karel van de Woestijne. Hij herhaalt verschillende malen, met een grondeloos heimwee in zijn stem: “Ik heb ik toch nooit mijnen wel gehad!” Deze uitlating is het teken voor zijn zinnen om op te dagen. Dat zal het stuk zijn. Een soort ballet in vijf delen, dat statig en mechanisch wordt gedanst rondom de sponde des stervenden boers. Eerst verschijnen de ogen, de meid Bertha die de stervende drank brengt. De muziek ondergaat een transpositie van ritme. Is het Strawinski? En ineens breekt een stem door, vreemd, onwezenlijk en zegt de woorden uit de novelle. Mej. Rezy Verschueren is de stem. Zij spreekt in een van de bovenzalen voor een microfoon; een luidspreker brengt het geluid aan; het schijnt een deel te zijn van de muziek die mede door een pick-up wordt uitgezonden. En daar gaat de schimmige gestalte van Bertha duidelijker vorm krijgen. Er is een drievoudige illustrering van de tekst: de muziek, de dansbewegingen der speelster, het licht. Vooral het licht. Het is gewoon niet te geloven wat Teirlinck met zijn geperfectioneerde licht-installatie bereiken kan. Dit klein toneeltje wordt een wereld. En gedurig is er afwisseling. Dit is een lichtspel in de volste zin van het woord. Bovendien vloeien alle schakeringen op bewonderenswaardige wijze ineen. Ook de muziek is zo een voortdurend aangepast deinen van akkoorden. Het is zeer schoon. De boer (de bekende acteur Gust Maes) ondergaat het visioen, dat dan tenslotte geleidelijk wegzakt in een onpeilbare diepte. Geheimzinnig taant het licht, tot volledige donkerte is ingetreden. Dan gongslag. Een andere klaarte bloeit open. Daar is het tweede visioen, Marie van de burgemeester, de oren... en alles herbegint, in andere kleuren, op een ander ritme. Het derde visioen is de smaak, vuile Zulma. Zij komt uit de grond van het zaaltje. Zij is gehuld in een fantastisch gewaad. Zij draagt als ieder visioen, een masker. Nu horen we de gekste buitelingen in de muziek; het licht speelt op dartele wijze. Rood domineert. Volgt de pastoorsmeid, met kleine stapjes en kuiert rondom de boer, die op al deze visioenen reageert en de diverse delen van het ballet aaneenrijgt met een paar suggestieve zinnen. Laatst verschijnt de moeder, en vertegenwoordigt hier het gevoel. Alles wordt nu intiemer, het licht, de muziek. Daar is een koor dat losbreekt uit een verre verte. De moeder komt uit de fond van de zaal, schrijdt traag vooruit. Gekomen aan het toneel bestijgt zij traag de trappen, staat stil voor het beeld van haar stervende zoon. De stem in de luidspreker zegt: “Het zal nu wel warm worden. Warmte is het bezit der armen...”. Nu is het licht ineens de suggestie van een onmetelijk sneeuwveld. En daar spreidt | |
[pagina 67]
| |
de moeder, die met de rug naar ons gekeerd staat, langzaam haar armen uit. Haar opengeplooid kleed vult om zo te zeggen de hele toneelruimte. Het wordt warm. Het wordt goed. Nog verinnigt de muziek. Nu ineens de doodsklokken. Als de moeder verdwenen is, spreekt de boer van Wanne, zijn vrouw. Zijn laatste gedachten gaan naar Wanne. Zij zit daar reeds de hele tijd, geknield, “de bestendige aanwezigheid”. Zij staat op en zal doen wat hij denkt. Nu hij sterft, denkt hij aan de dood. Wanne laat haar kleed neerzijgen. Zij maakt haar kapsel los. Zij is gereed voor de grote reis. En zo komt ze knielen naast het bed van haar stervende man, omsluit hem in zijn armen. Nog een rochel. De boer is dood...’. |
|