Sheikh mahammed, de plunderaars en de britten
In verband met de plunderaars over wie gij, Britten, spreekt, heb ook ik een klacht te formuleren.
Gij zijt het die hen hebt onderdrukt en op hun vee beslag hebt gelegd!
Gij zijt het die hun huizen en gans hun bezit voor uzelf hebt genomen!
Gij zijt het die hun nederzettingen hebt uiteengedreven en hen in het vuil deed leven!
Gij zijt het die hen verplicht hebt om schildpadden en roofdieren te eten!
Gij bracht al deze vernederingen met u mee en spreidde ze over hun hoofden! Indien zij nu, op hun beurt, als roofdieren handelen en plunderen en de kleine voorwerpen stelen die gij op de open plaatsen tussen uw woningen achterlaat, dan is zulks omdat zij gedreven worden door de honger. Beklaag u niet bij mij en ik zal niet klagen bij u!
Indien gij deze verklaring niet aanvaardt, wellicht omdat uw dienaars u in de war brengen met de leugen dat ik de plunderaars bescherming zou verleend hebben en ze tegen u zou opgehitst hebben, bezorgt mij dan een bewijs. Zo niet, zijt gij voor mij de schuldige van dit vergrijp.