De egel en de vreemdeling
De Egel ontmoette een Vreemdeling aan een splitsing van de weg. De Egel vroeg aan de Vreemdeling: ‘Waar gaat gij heen?’. De Vreemdeling antwoordde: ‘Ik ga op weg naar Bili’. Maar de Egel antwoordde: ‘Gij en ik, samen zullen we naast elkaar lopen.’
En zij gingen ka ka ka... Ze kwamen aan in het dorp van de Chef. En de Chef zei: ‘Gij zult slapen in het dorp van mijn onderdanen’. Toen gaf een man hun een huis. En zij brachten hun plaats in orde. 's Avonds zond de Chef hun eten. De Vreemdeling zei tot de Egel: ‘Gij zult van dit voedsel niet eten. Ik alleen, zoals ik aan de chef mijn naam noemde - die is “Vreemdeling” - ik alleen zal dit voedsel eten en geen enkele andere persoon.’
De nacht kwam. De Egel wilde slapen maar tevergeefs. Hij nam de hoed van de Vreemdeling en zette hem op. Hij vertrok om de maniok van de mens bij wie ze sliepen te gaan opeten. En 's morgens gingen ze dan weer weg.
De vrouw begaf zich naar het veld en zag dat haar maniok weg was. Maar de vrouw trok heel vlug naar de Chef en zei: ‘Chef, de mensen die bij mij hebben geslapen, hebben al mijn maniok opgegeten.’ De Chef zond zijn politiemannen om hen te achtervolgen. De politiemannen vertrokken ka ka ka... Ze achtervolgden hen en zegden: ‘De Chef heeft bevolen dat gij zoudt komen.’
Ze kwamen bij de Chef aan en ze werden ondervraagd. De Egel zei echter: ‘Ik heb geen maniok gegeten.’ En de Vreemdeling zei: ‘Alleen het voedsel door U gezonden, heb ik gegeten.’ De Egel zei nog: ‘Kijk toch even naar onze hoeden. De persoon die er rode aarde op heeft, is diegene die de maniok gegeten heeft.’ En ze bekeken de hoed van de Vreemdeling met de rode aarde. En zij deden hem op de grond liggen. Maar de Vreemdeling, terwijl hij op de grond lag, zei: ‘Ik wil een geneesmiddel maken dat wij moeten drinken.’ Hij bereidde het geneesmiddel en ze dronken een weinig. Ze dronken nog en begonnen te braken. De Vreemdeling braakte alleen wat hij had gegeten. De Egel braakt maniok. Men deed hem op de grond liggen en men sloeg hem met de zweep.
Toen ging de Egel heen en ontmoette een Mens. Hij vroeg hem: ‘Wat zoekt gij?’ De Mens zei: ‘Ik zoek een boom om de schors af te doen en me een stoel te maken.’ En de Egel zei: ‘Zo gij op de weg een dier ziet, vang het en snijd het al zijn oren af.’
Toen ging de Vreemdeling heen en zag een Mens en zei: ‘Wat zoekt gij?’ De