nen, verbitterden, moedelozen, afbrekers, machtelozen. De anderen zoeken hun weg en gaan die op, en aanvaarden al de consequenties van hun vertrek. Zij stellen zich het probleem op heldere wijze en trachten het op te lossen. Mislukken zij, tant pis! Zij zullen ten minste iets geprobeerd hebben.
Nu denk ik dat de overgang tussen beide stadia juist tussen onze leeftijden ligt. Van zijn drieëntwintigste tot zijn dertigste jaar moet men de weg vinden of men is verloren. In die spanne tijds moet men weten wat men wil, wat men doen wil, welke richting men wil inslaan, zo niet valt men terug in de burgerlijkheid of blijft men hangen in de doelloze opstandigheid.
Als gij mij dus vraagt in uw eerste brief: wat denkt gij over mij, dan kan ik alleen antwoorden: de basis is excellent; maar de uitkomst is er nog niet en daarom is er in u een ongeduld, een misplaatste opstandigheid, een hoogmoedige nederigheid, een doelloosheid en tevens een ernst en een honger, die tot een oplossing moet komen, willen ze niet verzuren als melk.
Ik heb over u niets meer te zeggen. Uw karakter of uw intellectuele waarde ken ik niet. Ik zie alleen dat gij een vrij zenuwachtige hunkering zijt en dat deze hunkering gevaar loopt in een tamelijk zinloos criticisme te ontaarden.
Gij zegt dat uw vertrouwen in mij niet heel zuiver was. Ik dank u om die oprechtheid. Alleen twee mensen die volledig oprecht zijn met elkander, kunnen een hechte vriendschap onderhouden.