eerst op het papier gezet, door Freud is ze omgewerkt tot een geestelijke therapeutiek.
Daarnaast brengen de romans van de Sade ook een experiment, dat slechts in de geest voltrokken wordt maar dat daarom niet minder belangrijk is. Het ‘dérèglement de tous les sens’, waarvan Arthur Rimbaud uiteindelijk een nieuwe moraal verwachtte, eindelijk op de maat van de reële mens en gesitueerd voorbij de boom van goed en kwaad, vindt zijn oorsprong bij de Sade. Hier wordt voor de eerste maal een onverschrokken prospectie gedaan naar het wezen van wat men gedurende eeuwen de Duivel, Satan of de geest van het kwaad had genoemd. En ook dit is een analyse die in onze heftigheid met grote nadruk wordt voortgezet, niet alleen in de romans van een eveneens verboden auteur als Jean Genet, maar vooral in de godsdienstige en terzelfdertijd psycho-analytische studies van C.G. Jung. Laat dit dan, zeer summier samengevat de inhoud zijn van de boeken van de Sade, met hun sterk erotische beschrijvingen, hun wijsgerige uitweidingen en hun dolle fantasie, dan ligt hun diepere betekenis toch nog op een ander plan. Die betekenis zal ons het antwoord brengen op de hoger aangeduide vraag: wat is er te halen uit de Sade zelf, wat uit de studie van René Gysen? Enerzijds komt men dan tot de constatering, dat de Sade wel een fantastisch erotomaan was, maar dat hij, buiten enkele sexuele vergrijpen die thans veel minder afkeurend zouden beoordeeld worden, slechts gepijnigd heeft in zijn verbeelding. Hijzelf blijkt integendeel een man geweest