- Er is toch wel iemand te vinden die dc helpende hand zal willen bieden.
- Ik loop de hele dag rond en zoek naar werk. Ik stel geen hoge eisen meer. Ik ben tot alles bereid.
- Je moet niet zo praten, Leonidas.
- Tot overmaat van ramp beginnen zich mijn schoenen te wreken om de overlast die ik hen aandoe.
- Wat zeg je nou weer?
- Ik heb last van een spijker, die steeds dieper in mijn vlees dringt. Zoiets kun je alleen begrijpen als je er uit ervaring van mee weet te praten.
- Neem mij niet kwalijk, Leonidas, je had altijd een beetje neiging tot overdrijven. Het is toch allemaal verschrikkelijk. Je bent toch niet aan het overdrijven?
- Ik weet, ik had die neiging. Maar ditmaal overdrijf ik niet. Het zijn de naakte feiten.
Ik nam hem voor het eerst beter op. Zijn wangen waren ingevallen en zijn haren vergrijsd. Zijn pupillen hadden hun glans verloren en zijn kleren waren verslonsd en zaten hem te wijd. Ik boog, half moedeloos half eerbiedig, het hoofd voor zoveel rampspoed en onwillekeurig werd ik getroffen door de toestand, waarin zijn schoeisel verkeerde; de hakken waren scheef gelopen en de neuzen versleten.
- Hoor eens, zei ik ten slotte omdat ik niet wist wat te zeggen, van die spijker kunnen wij je tenminste verlossen. Hier vlakbij ken ik een schoenmaker, een goeie schoenmaker. Ik ken hem van uit mijn jeugd.
Mijn voorstel had een averechtse uitwerking. In zijn ogen verscheen de uitdrukking van een opgejaagd dier, hij leek wel van angst bezeten. Ik wist niet hoe ik zijn onverwachte reactie moest opnemen en voegde er onmiddellijk aan toe: ‘maak je niet bezorgd, man, de kosten van de schoenmaker neem ik voor mijn rekening. Zij kunnen toch niet zo exorbitant hoog zijn.
- Hoor eens, antwoordde hij met de beslistheid van een man die een grote gemoedsaandoening is te boven gekomen, ik zal je iets toevertrouwen, maar je mag het niet verder vertellen.
- Neen, Leonidas, ik zal het niet verder vertellen.
- Als ik thuis kom, sluit ik voor een poos mijn ogen voor de rampspoed, die mij en mijn gezin heeft getroffen. Mijn geestelijk oog, dat begrijp je.
- Dat begrijp ik wel, Leonidas, je geestelijk oog.
- Ik ga in de oude schommelstoel zitten. Hij heeft reeds vele geslachten bediend. Het riet heeft die donkerbruine tint gekregen. Je kent die wel, mijn vriend...
- Ik begrijp je. Je voelt je dan natuurlijk tot rust komen.
- Ja, en als ik dan zo tot rust ben gekomen, trek ik mijn schoen uit en ik voel mij voor een ogenblik van alle pijn verlost. Ik geloof dat je mij niet begrijpt.