eist ten allerminste een bewoonde zonplaneet, want een bewoonde planeet buiten ons zonnestelsel is nog fantastischer. Kunnen nu de kanalen kanalen zijn omdat er misschien vliegende schijven bestaan, of moeten zij zinsbedrog blijven, zelfs al zijn er buitenaardse vliegtuigen? Is het sterrekundig denkbaar dat er bezoekers van buiten ons zonnestelsel komen en zo ja, hoe moet men zich die reis voorstellen aan een snelheid die in onze dampkring met behulp van apparaten werd geschat op 9 à 14000 mijl? Als men onmogelijke interplanetaire reizen berekende alleen om ons een idee te geven van interstellaire afstanden, mag de leek wel vragen hem ruimtevluchten te becijferen die de verbeelding van de wereld bezig houden, te meer daar er geen paniek, geen verraad van militaire geheimen van te vrezen is, en het geen sterrekundige verplicht in buitenaardse luchtlijnen te geloven.
Niet minder verwondert de gereserveerdheid der technici. Zij hebben welbeschouwd nog niets substantieels gezegd. Zij moeten nochtans de minst sceptischen zijn, want zij beweren over vijftig jaar hetzelfde te zullen doen, onze bezoekers een tegenbezoek te brengen. Wetend welke moeilijkheden zij nog moeten overwinnen, kunnen zij zeggen welke onze bezoekers hebben overwonnen.
Er is een indrukwekkende kennis van de prehistorie opgebouwd met behulp van wat schedels, dijbeenderen, vuurstenen en grotten. Van uit de hypothese der luchtschotels kunnen technici zeker een en ander opmaken omtrent de technische beschaving die ze uitzendt, want zulke tuigen worden niet in een weide opgelaten door nomadische herdersstammen. Indien de bezoekers technisch zeker radio, radar en fotografie kennen, volgt daaruit dat zij onze planeet in beeld hebben gebracht, onze stemmen in de ether opgevangen en even goed begrepen als wij de vergeten hiërogliefen- en spijkerschriften konden ontcijferen. Dan volgt daar ook uit dat zij tot ons kunnen spreken, gezwegen van het neerlaten van documenten en dan rijst de vraag, gevaarlijk voor de hypothese zelf der buitenaardse schotels, hoe de bezoekers enerzijds zo nieuwsgierig naar ons kunnen zijn dat zij naderen tot in schotsbereik en toch elk contact vermijden.
Het is beter niet te vragen waar de theologanten blijven. Wij weten hoe voorzichtig en traag zij zich uitspreken over wonderen en verschijningen. Niet vóór het bestaan ener tweede bewoonde planeet zal bewezen zijn, zullen zij verklaren waarom de Schrift hiervan geen gewag maakt. Voordezen dient het tot niets zich tot hen te richten met de theologische vragen die de leek zich in het licht der hypothese stelt.
Is eenmaal een hypothese gesteld, dan worden alle wetenschappen uitgenodigd er hun licht op te werpen. Met de hypothese der buitenaardse luchtschepen is het nog zo ver niet en dat verbaast terecht de man in de straat. Hij meent dat het eerste stadium, het verzamelen van waarnemingen om de veronderstelling te wettigen, moet overgaan in een tweede dat de veronderstelling toetst aan diverse wetenschappen. Het talmen met deze