| |
| |
| |
De Europese verdedig ingsgemeenschap en de politieke instellingen
door J. Hoste
HOE Europees en Atlantisch wij ook mogen denken, is het begrijpelijk, dat kleine landen en kleine volkeren bezorgd zijn om de vrijwaring van hun zelfbestaan, nu wij het grote avontuur tegemoet gaan, dat uit het verdrag tot oprichting van de Europese defensiegemeenschap onvermijdelijk voortvloeit.
De kleine Westeuropese landen hebben op het gebied van de internationale samenwerking geen lessen te ontvangen van de grote naties.
Indien zij dan ook moeten gesteld zijn op de nodige waarborgen, dan is het niet alleen in hun eigen belang, maar ook met het oog op het algemene doel, dat door onderhavig verdrag moet betracht worden.
Indien men in 1935 te Genève de dwangmaatregelen had toegepast op het Italië van Mussolini, wij hadden wellicht geen tweeden wereldoorlog gehad; de kleine naties, zoals België, waren daartoe bereid; de grote naties zijn er voor teruggedeinsd.
Had men onder de hoede van den Volkenbond de economische politiek, voorgestaan door de kleine naties, in toepassing gebracht, het vrijere ruilverkeer zou het behoud van den vrede gediend hebben. Het waren nogmaals de grote naties, die de politiek van Oslo en Ouchy deden mislukken.
Dat alles legt uit, waarom wij ons ook thans geen Atlantische of Europese politiek kunnen voorstellen zonder de nodige waarborgen voor de kleine volkeren.
Wij weten het: van sovjet-Russische zijde is het gevaar gekomen voor de vrijheid van de Westeuropese landen.
Wanneer men nagaat wat er achter het ijzeren gordijn gebeurt en hoe de satellietenlanden behandeld worden, dan verkiezen wij de innige samenwerking met de andere vrijheidlievende naties en vooral met Amerika.
De Atlantische Oceaan kan immers op beschavingsgebied de rol vervullen, die in vroegere eeuwen aan de Middellandse Zee beschoren was.
Onze bedoeling kan dan ook niet zijn aan de Noordatlantische samenwerking afbreuk te doen, maar wel haar te vrijwaren met al de waarden,
| |
| |
waaropde Westerse beschaving en dus ook de verworvenheden van de kleine landen berusten.
Het verdrag tot oprichting van de Europese defensie werd ondertekend den 27 Mei 1952.
Het Noord-Atlantisch verdrag dagtekent van 4 April 1949.
Door velen zal betreurd worden, dat men destijds ook West-Duitsland bij de Atlantische verdediging niet kon betrekken. Het ware inderdaad niet onmogelijk geweest wegens de ligging zelf van West-Duitsland aan dit land te betekenen, dat het niet kon in aanmerking komen voor den aanmaak van de zware oorlogstuigen; bovendien zoals ten overvloede blijkt uit de schikkingen, die verband houden met de logistiek - dat nieuw uitgevonden barbaars woord - is het uitgesloten, dat hetzij welk Europees leger nog in staat zou zijn om alleen en door eigen middelen aan een oorlog deel te nemen.
Allerlei bezwaren en vooral de tegenkanting van Frankrijk hebben er anders over beschikt.
Thans bevinden wij ons voor de mogelijkheid dat Duitsland over het machtigste en best ingerichte leger zou beschikken in den schoot van de Europese defensie-gemeenschap.
Wij hopen in den loop van ons betoog een overweging naar voren te brengen, die van aard is om dat bezwaar te ondervangen.
Wie het verdrag met zijn 132 artikelen en zijn protocollen grondig onderzoekt, kan slechts tot de volgende besluiten komen: de toepassing van dit verdrag is zeer ingewikkeld; wij krijgen wellicht een Europees leger, maar in elk geval een topzware bureaucratie. Anderzijds is er het lichtpunt, dat de Europese defensie een onderdeel wordt van de Nato. Bovendien, en hier wens ik de vertegenwoordigers van de kleine landen en den Belgischen minister van Buitenlandse Zaken met hun optreden geluk, blijkbaar werd toch een minimum van waarborgen bekomen, waarop de kleine landen zich kunnen beroepen.
Zo wordt in den raad van ministers elk land vertegenwoordigd door een minister, die verantwoordelijk blijft tegenover zijn parlement.
Ook ziet het er niet naar uit, dat de minister van een klein land zich maatregelen zou laten welgevallen, waardoor het zelfbestaan van dat land zou te loor gaan.
De eenparigheid in den schoot van den raad der ministers wordt immers gevergd voor belangrijke vraagstukken zoals daar zijn: de wijziging van de organisatie der strijdkrachten; de aanwijzingen, die aan het Commissariaat gegeven worden; de wijziging van de modaliteiten wat de betrekkingen betreft tussen de Europese defensie-gemeenschap en de Nato; de gelijkschakeling van den dienstplicht; de totale omvang van de begrotingen en het bedrag van iedere deelnemende staat; de voorlopige maatregelen, welke
| |
| |
dienen getroffen in verband met een noodtoestand; het taalregiem van de instellingen der Europese defensie-gemeenschap.
Wat de gemeenschappelijke begroting betreft, daar wordt een onderscheid gemaakt, dat voor de kleine landen ongunstig kan uitvallen, vermits volgens artikel 6 de meerderheid bij de stemming kan bepaald worden door de staten, die de twee derden van de begroting vertegenwoordigen.
Hoe zal het echter toegaan, wanneer een kleine staat, die zich benadeeld acht, tegen de beslissing opkomt, die hem bezwaart en zijn aandeel in de gemeenschappelijke begroting niet dragen wil, daar het betrokken parlement er tegen stemt?
De minister van dat land zal natuurlijk moeten aftreden, en hier kan een feitelijke toestand ontstaan, die een breuk in de organisatie meebrengt.
De schikkingen op taalgebied, zoals zij in artikel 120 bepaald worden, zullen ook vanwege de Nederlandssprekenden in het algemeen en de Vlamingen in het bijzonder de nodige waakzaamheid vragen.
In de Europese defensie-gemeenschap zijn er 48 millioen Duitstaligen, 46 millioen Franstaligen, 46 millioen Italiaanstaligen en 15 millioen Nederlandstaligen of 10 ten honderd op een bevolking van nagenoeg 156 millioen Europeërs.
Volgens artikel 74 wordt door het commissariaat gezorgd voor gelijkvormige methoden, wat het in staat van gereedheid brengen betreft van de Europese defensie-strijdkrachten.
Maar het volgende lid van het zelfde artikel bepaalt, dat op verzoek van een deelnemenden staat er rekening wordt gehouden met de bijzondere omstandigheden, welke voor dien staat voortvloeien uit het grondwettelijk bestaan van meer dan een officiële taal.
Aan deze bepaling wordt door de Vlamingen het grootste belang gehecht, want indien zij ook bereid moeten zijn tot de gemeenschappelijke verdediging van het Westen bij te dragen, dan denken zij er niet aan hun taalrechten op te geven, die zo innig verband houden met hun zelfbestaan.
Uit de inlichtingen, die reeds verstrekt werden door den minister van Landsverdediging blijkt, dat er geen spraak van is de Vlaamse eenheden in te delen bij de Nederlandse en de Waalse bij de Franse divisies.
Wij steunen die opvatting, want de inrichting van de Noord-Atlantische en Europese verdediging mag geen afbreuk doen aan de morele gaafheid en de staatkundige eenheid van België.
Ook in artikel 28 komen schikkingen voor, die wij kunnen bijtreden, al zal de toepassing van het beginsel der referentie-taal een grondig toezicht vergen.
Zelfs in het Belgische leger zijn de toestanden nog steeds niet zoals het behoort.
Het commissariaat heeft als referentie-taal het Frans; daar hebben wij niets tegen. Hoofdzaak is echter dat, zoals in artikel 29 wordt voorgeschreven,
| |
| |
de mededelingen aan een lagere instantie in haar taal worden gegeven en dat de mededelingen aan een hogere legeroverheid worden gedaan in de taal van degene van wie zij afkomstig zijn.
Zoniet zouden zelfs de schikkingen op taalgebied, die in ons leger gelden, ongedaan gemaakt worden.
De hulptaal zal het Frans of het Engels zijn, al wordt onvermijdelijk de doorslag gegeven ten voordele van het Engels, vermits de Europese defensie-macht slechts een onderdeel is van de Nato-organisatie.
Aan betwistingen over deze kwestie wensen wij vreemd te blijven. Wij kunnen slechts de overtuiging uitdrukken, dat bij de Vlamingen, indien zij werkelijk in taalopzicht als gelijkwaardige Belgen en Europeërs behandeld worden, de laatste vooringenomenheid tegenover het Frans verdwijnen zal. Ook in ons land vloeien de laatste misverstanden hoofdzakelijk voort uit de houding van degenen, die de taal van de Vlamingen miskennen en die zich inbeelden, dat de franskiljonse pletmolen nog niet buiten gebruik geraakt is.
Maar het is thans niet dienstig op dit uitzicht van de Europese samenwerking voor de Vlaamse bevolking nader in te gaan. Sommigen zullen zelfs uit onbegrip van mening zijn, dat het hier een Byzantijnse opwerping geldt, en de tijd is er niet naar om dien indruk, zelfs ten onrechte, op te wekken.
Er is echter een overweging, die voor de zes landen van de Europese verdedigings-gemeenschap gelden moet.
Alleen met politieke formulen komen wij er niet; er zijn gevoeligheden welke dienen ontzien.
Vooral van Franse zijde werden de formulen van het Europees verdedigingsverdrag ontworpen, en thans is het hoofdzakelijk aan Franse zijde dat er een aarzeling bestaat welke dient overwonnen.
Hoe staan de zaken echter thans?
De oplossing, waardoor West-Duitsland destijds onder bijzondere voorwaarden in de Nato kon opgenomen worden, is uitgeschakeld.
De mogelijkheid om West-Duitsland zonder meer in de Nato op te nemen, zou vooral op Frans verzet stuiten.
Een rechtstreekse verstandhouding tussen de Verenigde Staten en West-Duitsland ware een bedenkelijke oplossing, want de Nato zelf zou er door uiteenvallen.
Blijft een peripherische verdediging van West-Europa over en een nieuwe bevrijding van de bezette landen. Dat ware voor West-Europa een ramp, waarvan de gevolgen niet te overzien zijn.
De h. John Foster Dulles, de Amerikaanse staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, heeft zoiets te verstaan gegeven te Parijs.
Het moge voor de Verenigde Staten, volgens sommigen een bittere noodzakelijkheid zijn, maar de h. Dulles, wiens openhartige politiek dient
| |
| |
gewaardeerd, had zich op een wijze kunnen uitdrukken, die minder aanstoot zou gegeven hebben in den schoot van de Franse natie.
Zonder een hersteld en evenwichtig Frankrijk is de verdediging van West-Europa nagenoeg ondenkbaar.
Ook mocht Walter Lippmann, die West-Europa beter kent dan de meeste Amerikanen, schrijven in de ‘New York Herald Tribune’:
‘We should avoid a showdown on E.D.C. For if the treaty is defeated, we shall be left with a hopeless breach between France and Germany. And if the treaty is ratified under pressure and in a deeply devided country, we shall only have forced the French into a shotgunwedding. That does not augur well for the happiness of either party.
The wise course is to persevere in the search of the basis of a true agreement, to persevere no matter how long it takes, provided the time is used for negotiation and for re-appraisal aimed at reconciliation and partnership’.
Wat in vertaling luidt:
‘Wij zouden een beslissend besluit moeten vermijden in verband met de Europese defensie-gemeenschap. Want indien het verdrag de nederlaag lijdt, dan zullen wij overblijven met een hopeloze breuk tussen Frankrijk en Duitsland. En indien het verdrag bekrachtigd wordt onder drukking en in een diep verdeeld land, dan zullen wij de Fransen tot een kortstondig huwelijk genoopt hebben. Wat geen gunstige voorspelling is voor het geluk van beide partijen.
De wijze richting is volharden bij het zoeken van den grondslag voor een eerlijke overeenkomst, hoe lang dat ook moge duren, op voorwaarde, dat de tijd nuttig gebruikt worde voor onderhandelingen en voor een hernieuwd onderzoek, dat bedoeld is om tot een verzoening en een deelgenootschap te komen’.
De enige woorden, die een voorbehoud vergen, gelden de verklaring van W. Lippmann, dat onderhandelingen dienen gevoerd, hoe lang het ook moge duren, alsof een oplossing niet dringend was.
Het is echter een feit, dat aan Amerikaanse zijde een begrijpelijk ongeduld gegroeid is in verband met de aarzelingen en het getreuzel in Europa. De oorzaak daarvan dient grotendeels geweten aan degenen, die de Amerikaanse staatslieden in den waan hebben gebracht, dat er een Europese federatie naar Amerikaans recept in één, twee, drie zou tot stand komen. Zij dragen er onrechtstreeks schuld aan, dat het amendement Richards, aangenomen door het Amerikaans Congres, de regering van de Verenigde Staten verplicht na de eerste zes maanden van dit jaar geen hulp voor hun bewapening meer te bieden aan de vijf landen, die dezen steun thans genieten, indien zij de Europese defensie-gemeenschap niet bijgetreden zijn. Een dergelijke uiting van het Amerikaans ongeduld zou zeer nadelig uitvallen voor de verdediging van Europa en voor de Verenigde Staten zelf.
| |
| |
Indien er niet wordt opgepast, dan gaan wij denzelfden bedenkelijken weg op wat de Europese politieke instellingen betreft.
Het verdrag, zoals het is opgesteld, is topzwaar door zijn ingewikkelde schikkingen en het vooruitzicht van een bureaucratische technocratie. Het is trouwens een euvel, dat men kan vaststellen in de meeste internationale instellingen. Zij worden onveilig gemaakt door het groot aantal soms overbodige functies, die door belanghebbende onbevoegden worden ingenomen, ingevolge kuiperijen, waaraan zelfs de politieke bedoelingen niet vreemd zijn.
Er zal natuurlijk dienen gezorgd, dat er geen onzalige betwistingen zouden ontstaan onder de organen van de Nato en de bureaucratie van de Europese defensie-gemeenschap.
Gelukkig, dat de Europese verdedigings-gemeenschap feitelijk onderworpen is aan de Nato.
Er moeten echter ook politieke instellingen komen, die de Europese Defensieen de Kolen- en Staalgemeenschappen overkoepelen. Hier ook hangt alles af van de wijze, waarop zij zuilen werken, en dient het bijzondel belang onderstreept, dat de kleine landen aan deze instellingen moeten hechten, indien zij, zonder voordeel voor de Atlantische en Europese politiek, niet willen opgeslorpt worden.
De vergadering van de Europese defensie-gemeenschap beschikt over een zeer beperkte bevoegdheid. Daaraan hebben wij het artikel 38 van het verdrag te danken. Volgens dat artikel moest de vergadering de definitieve instellingen van de defensie-gemeenschap ontwerpen, opdat zij een der elementen zouden vormen van een latere federale of confederale structuur.
Wanneer men nagaat, hoe het er toegaat in de Kolen- en Staalgemeenschap is dat inderdaad gewenst; feitelijk kan deze vergadering haar opdracht niet vervullen. De leden van deze vergadering mogen enige redevoeringen uitspreken; zij ontvangen verslagen en statistieken en worden even wijs naar huis gezonden.
De vergadering ad hoc heeft met de hulp van ervaren experten, aan wie ik volgaarne hulde breng, de politieke instellingen voor de Europese defensie-gemeenschap ontworpen.
Nog is het tijd opdat de kleine landen een vraagstuk zouden naar voren brengen, dat voor hun lotsbestemming en voor gans den opbouw van de Europese gemeenschap van het grootste belang is.
Naar verluidt, zal zelfs de eerste volkerenkamer door het algemeen stemrecht verkozen worden.
Daarmee zal onvermijdelijk heel wat tijd gemoeid zijn, al ware het slechts om het stelsel te bepalen, dat door de zes landen zal toegepast worden.
Wat het toezicht betreft, dat de volkerenkamer over de technocratie van de Europese defensie-gemeenschap zal uitoefenen, daarover moet men zich geen begoocheling maken.
| |
| |
Er zal, althans voor het eerste tijdperk, geen onverenigbaarheid bestaan tussen het lidmaatschap van de volkerenkamer en het lidmaatschap van de nationale parlementen.
Reeds thans gaat het moeilijk om in de nationale parlementen een onverenigbaarheid in te voeren ten overstaan van de gemeentelijke ambten, en dat laat zich begrijpen, want indien men daartoe moest overgaan, dan zou de parlementaire vertegenwoordiging er nog door verzwakken. Het is immers een feit, dat personen, die voor een openbaar ambt alleszins bevoegd zijn, wegens de verwording van de politiek in de meeste Europese landen, er voor bedanken.
De Europese ziekte is inderdaad ook van politieken aard.
Maar hoe dan ook, het ziet er naar uit, dat de volkerenkamer een paar weken zal vergaderen en na het aanhoren van enige redevoeringen haar kortstondigen zittijd zal sluiten. Zoniet zou de werking van de nationale parlementen onmogelijk worden.
Naar alles aantoont, dient het zwaartepunt van een democratisch toezicht gezocht in de staten-kamer.
In de vergadering ad hoc hebben de afgevaardigden van de grote naties de pariteit, de gelijke vertegenwoordiging van de zes naties in de statenkamer of senaat verworpen.
Een voorstel was ingediend geworden volgens hetwelk er in de volkerenkamer een vertegenwoordiging zou komen, die overwegend rekening hield met de bevolking van de betrokken staten, maar die de pariteit bedroeg voor de staten-kamer.
Het eerste deel van dit voorstel werd aangenomen, maar het tweede werd verworpen.
Dat is evenmin Europees als Atlantisch.
Wanneer men bedenkt, dat in den Senaat van de Verenigde Staten de pariteit bestaat, zodat de staat Nevada met 300.000 inwoners dezelfde vertegenwoordiging heeft als de staat New York met meer dan 11 millioen inwoners, dan vraagt men zich af hoe het mogelijk was, dat de pariteit verworpen werd voor de samenstelling van den Senaat, die voorzien is in de Europese politieke instellingen.
Europa is geen natie zoals de Verenigde Staten; de Westeuropese beschaving is gegroeid uit de verscheidenheid van de Europese volkeren, en het is niet verwonderlijk, dat een van de meest gezaghebbende vertegenwoordigers van de Europese cultuur, de h. de Madariaga, het ook opneemt voor de verdediging van die verscheidenheid.
Gans de ontwikkeling van de Europese samenwerking is met de kwestie van een paritaire samenstelling der Statenkamer innig vergroeid, en desaangaande moeten waarborgen bekomen worden, terwijl de Europese defensiegemeenschap behandeld wordt.
| |
| |
Wij vertrouwen, dat elk bezwaar in dat opzicht zal verdwijnen, opdat de kleine volkeren met een volle vertrouwen het nieuwe Europa zouden zien tot stand komen.
Het is immers al te duidelijk wat op het spel staat.
De samenwerking van de Atlantische volkeren heeft het sovjet-Russische gevaar in bedwang gehouden.
Thans kan er onderhandeld worden in voorwaarden, die het algemeen menselijke van onze beschaving vrijwaren, en wij beseffen zeer goed, dat die samenwerking in geen geval verzwakken mag.
Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid werd in dienst van het vertrapte volkenrecht door zestien naties een internationale politiemacht samengesteld om den inval in Korea te bedwingen.
Zo is ook de gedachte van een professor in het volkenrecht, die behoort tot een kleine natie, van den Nederlandsen hoogleraar Prof. Van Vollenhoven, in vervulling gegaan.
Aan die gedachte wensen de kleine naties trouw te blijven. De grote naties hebben tot plicht het hun mogelijk te maken.
Naar het mij voorkomt, zijn twee voorwaarden onontbeerlijk, indien wij de belangen van de kleine naties willen waarborgen: de eerste is, zoals ik uiteenzette, de paritaire samenstelling van de Statenkamer, wanneer de Europese politieke instellingen tot stand komen.
De tweede voorwaarde houdt rechtstreeks verband met de Europese defensie-gemeenschap. Het zou namelijk moeten uitgemaakt zijn, dat buiten het verdrag, geen nieuwe verplichtingen aan ons land kunnen opgelegd worden, zonder dat elk vraagstuk aan het Parlement onderworpen worde.
Aldus kan ook het werkelijke wantrouwen afnemen, dat in brede kringen van ons land heerst wat Congo betreft.
Duidelijk moet uitgemaakt blijven, dat Congo in de gemeenschap niet opgenomen wordt en dat België er zijn soevereine rechten over uitoefent. De inmenging, waaraan sommige staten zich in de organisatie van de Verenigde Naties willen te buiten gaan, kan ter zake slechts tot een des te grotere beslistheid aansporen.
De h. minister van Buitenlandse Zaken heeft in de Kamer verklaard: ‘Laten wij het verdrag niet overdreven streng beoordelen. Het kan trouwens gewijzigd worden. Hoe dan ook, indien de onderneming slaagt, zal het mogelijk zijn verbeteringen en aanpassingen tot stand te brengen’.
Met deze opvatting zijn wij het eens op voorwaarde, dat er niets gebeure buiten het Parlement om.
Andere naties zijn ons op dat gebied voorgegaan.
Zo werd in de Nederlandse Tweede Kamer de volgende voor de regering bindende motie aangenomen:
| |
| |
‘Voor zover ter uitvoering van dit verdrag nadere overeenkomsten mochten worden gesloten, zullen deze aan de goedkeuring van de Staten-Generaal worden onderworpen’.
In den Duitsen Bondsdag werd het verdrag met 224 stemmen tegen 165 bij 2 onthoudingen aangenomen, maar de regeringspartijen deden deze stemming gepaard gaan met een verklaring, waarin ook het volgende voorkomt:
‘De Bondsdag verzoekt de regering er zich op toe te leggen om te bekomen, dat de gelijke behandeling van de federale republiek verwezenlijkt door de tractaten, aangevuld worde door haar opneming als lid van de Noord-Atlantische verdragsorganisatie; de Bondsdag staat er op dat alle bijkomende conventies, die tussen de betrokken regeringen aangegaan worden, voor de Duitse wetgeving slechts bindend kunnen zijn wanneer zij zijn goedgekeurd geworden door den Bondsdag’.
Wanneer een naar verhouding machtige staat zoals West-Duitsland, die in de toekomst zijn invloed slechts kan zien toenemen, zoiets bedingt, dan vraag ik waarom een klein land als België niet bij de behandeling van dit verdrag een houding zou aannemen, die zijn autonoom gebleven rechten vrijwaart.
Ten overstaan van de grote naties moeten wij thans en niet later, wanneer het wellicht te laat zou zijn, het bewijs leveren, dat, indien wij bij een Atlantische en Europese samenwerking aansluiten, het evenzeer is om de Westerse beschaving en den vrede te beveiligen als om de verworvenheden te bewaren, waardoor de kleine volkeren tot die algemeen menselijke beschaving kunnen bijdragen.
|
|