De Vlaamse Gids. Jaargang 38
(1954)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |||||||
Nationale boekhouding en economisch overheidsbeleid
| |||||||
[pagina 85]
| |||||||
Betekenis van de nationale boekhouding voor de economische overheidspolitiek‘Gouverner, c'est prévoir’ zegt het Franse spreekwoord. En wij kennen ook allen het gevatte aphorisme van Bilderdijk ‘In 't verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal’. Op het huidig ogenblik, vooral op economisch gebied waar alles zich gedurig wijzigt en beweegt, gelden deze fundamentele beginselen van elke rationele politieke actie meer dan ooit. Wil men, daarenboven, verantwoorde vooruitzichten kunnen opstellen, dan is het tevens onontbeerlijk grondig het domein te kennen waarop de prognose dient toegepast. Vermits de nationale boekhouding een uitgebreide som van positieve kennis met betrekking tot de kenmerken en de werking van de volkshuishouding verstrekt, lijdt het geen twijfel dat de aanwending van de macro-economische statistiek en analyse grote diensten kan bewijzen met het oog op de opbouw en de oriëntering van een samenhangend overheidsbeleid.
Vooraleer op dit punt verder in te gaan dient echter onmiddellijk een gevaar voor misverstand, of alleszins voor dubbelzinnigheid, uit de weg geruimd. Het is inderdaad dikwijls zo, dat de nationale rekeningen en begrotingen in een verkeerd daglicht geplaatst worden, omdat men deze zaak per se aan de controverse dirigisme-liberalisme wil koppelen. Een gedeelte van de openbare mening denkt nog steeds dat het gebruik maken van de gegevens van de nationale boekhouding onvermijdelijk met het stelsel van de planeconomie, of op zijn minst met een ver doorgedreven interventionisme, verbonden is. Dit volstaat om achterdocht en afwijzing uit te lokken tegenover een wetenschappelijke opzoekingsmethode waarvan men gelooft dat zij in de eerste plaats tot doel heeft de Staat een middel aan de hand te doen om het bestaande sociaal-economisch regime te hervormen. Tegen dergelijke opvatting kan niet krachtdadig genoeg opgekomen worden. Het gebruik van jaarrekeningen impliceert geen keuze in zake economische politiek en zij kan dus geenszins als een instemming a priori met de principes van het dirigisme beschouwd worden. Het gaat hier om een louter technisch probleem dat helemaal buiten het alternatief van een vrije of gebonden economie staat. Voorzeker kunnen de macro-economische analyse en prognose ten dienste van een interventiepolitiek gesteld worden. In een collectivistische of centraal geleide volkshuishouding zal deze methode zelfs onmisbaar zijn. Maar het is even zeker dat de nationale boekhouding-techniek ook als basis en richtsnoer van een liberaal-economische politiek kan gebruikt worden. Onlangs werd daar in Engeland nog een duidelijk bewijs van geleverd, nl. wanneer de | |||||||
[pagina 86]
| |||||||
conservatieven in 1951 het bewind van de Labourpartij overgenomen hebben. De Tories hebben toen inderdaad hun eigen economisch beleid in hoofdzaak gesteund op de gegevens van de Britse jaarrekeningen, zoals deze tijdens en na de oorlog in de ‘White papers on national income and expenditure’ en in de ‘Economic Surveys’ opgebouwd werden. Zij hebben er zich wel voor gewacht dit opzoekingswerk stop te zetten of te kleineren, maar hebben integendeel de publicatie van de resultaten nog bespoedigd. In dit opzicht dient evenwel op twee principiële quaesties gewezen. De eerste betreft het verschil in probleemstelling naargelang de nationale boekhouding van een zuiver wetenschappelijk dan wel van een politiek oogpunt uit beschouwd wordt. Het lijdt niet de minste twijfel dat de economist en de statisticus, bij hun opzoekingen met betrekking tot de nationale jaarrekeningen, zich uitsluitend op een technisch standpunt moeten stellen, waar ze zich enkel door het wetenschappelijk imperatief van het objectief vaststellen en weergeven der economische werkelijkheid moeten laten leiden. Deze specialisten hebben zich niet te bekommeren omtrent het gebruik dat door de gezagdragers eventueel van hun cijfers zal gemaakt worden; zij moeten ook niet de politieke of sociale doeleinden beoordelen waarvoor de gegevens welke zij samengebracht hebben zouden kunnen aangewend worden. Zij hebben tot plicht een zo perfect mogelijk instrument te smeden en dit onbevooroordeeld ter beschikking van de gemeenschap te stellen. Verder is het de taak van de verantwoordelijke politieke leiders, onder democratische contrôle en critiek van de openbare mening, te bepalen in welke richting en voor welke oogmerken de verzamelde gegevens zullen gebruikt worden. Het tweede principiële punt betreft het onderscheid dat t.o.v. het gebruik der macro-economische gegevens dient gemaakt tussen nationale rekeningen en nationale begroting. Waar de jaarrekeningen de economische realiteit voor een voorbije periode weergeven en derhalve op verwezenlijkte resultaten steunen, slaat de nationale begroting daarentegen slechts op vooruitzichten met betrekking tot de verwachte economische activiteit van het land voor een toekomstige periode. Deze prognose moet noodzakelijkerwijze op een aantal hypothesen berusten, terwijl de uitvoering van het opgestelde programma tevens afhankelijk is van verschillende binnen- en buitenlandse factoren waarop de overheid weinig of geen vat heeft. De gevolgtrekkingen welke men uit de nationale begrotingen zal kunnen afleiden zullen dan ook niet dezelfde graad van zekerheid en juistheid vertonen als dit met de jaarrekeningen het geval is. Zodat het opstellen van nationale begrotingen of programma's, en vooral het ontwerpen van concrete interventiemaatregelen welke op bedoelde gegevens steunen, slechts met veel omzichtigheid mag gebeuren. Wij denken echter niet, zoals sommigen het wel doen, dat deze grotere onnauwkeurigheid een voldoende reden zou zijn om de opstelling en | |||||||
[pagina 87]
| |||||||
en aanwending van een nationale begroting als hulpmiddel bij het economisch overheidsbeleid helemaal te verwerpen. Vooreerst vergete men niet dat de macro-economische analyse nog van betrekkelijk jonge datum is. De methode van de jaarrekeningen evenals de forecasting-techniek worden geleidelijk verbeterd en zijn ongetwijfeld nog voor grote vooruitgang vatbaar. De nauwkeurigheidsgraad der verwerkte gegevens zal verhogen naarmate de ervaring toeneemt. Daarenboven zijn de economische begrotingsvooruitzichten voor een bepaald jaar toch vrij eng verbonden aan de resultaten van de voorgaande rekeningen, zulks reeds wegens de zeer grote plaats welke de Staat zelf daarin bekleedt en verder omdat de toekomstige evolutie op haar beurt in belangrijke mate beïnvloed wordt door de autonome beslissingen en maatregelen welke de overheid op verschillende gebieden van de volkshuishouding treft. En ten slotte is het nationaal budget toch maar de uitdrukking van een programma, een geheel van inzichten en verwachtingen. De nationale boekhouding-techniek biedt daarbij echter het voordeel dit programma in precieze quantitatieve termen en op elkaar afgestemde verhoudingen weer te geven, zodat men aldus ten minste de zekerheid heeft dat de prognose een coherent geheel vormt. Zelfs een onvolmaakt richtingsinstrument valt toch nog altijd te verkiezen boven een volslagen empirisme. In de eigenlijke staatsbegroting komen trouwens ook heel wat onzekere cijfers voor (belastingenopbrengst b.v.) en wijken de uiteindelijk verwezenlijkte resultaten dikwijls sterk van de oorspronkelijke ramingen af. Niemand zal echter beweren dat daarin voor de Staat een reden ligt om ‘überhaupt’ geen begroting meer op te stellen. Sommige auteurs zien zelfs in de afwijkingen welke tussen de nationale begrotingsramingen en de economische werkelijkheid kunnen voorkomen een der belangrijkste argumenten voor de toepassing van deze techniek, daar de overheid er zich op die wijze tijdig rekenschap zal kunnen van geven dat er, hetzij in het economisch mechanisme, hetzij in haar eigen plannen, iets hapert; dit zal dan een aanleiding zijn om de oorzaken van de ingetreden ontwikkeling op te sporen en de dienovereenkomstig aangewezen redresmaatregelen te treffenGa naar voetnoot1.
De aanwending van de nationale boekhouding in het kader van het economisch overheidsbeleid lijkt ons uit een drievoudig standpunt verantwoord: 1) voor het bepalen van de oogmerken van de overheidspolitiek; 2) als hulpmiddel bij de technische tenuitvoerlegging van het aldus vastgestelde programma; 3) als beoordelingscriterium t.o.v. de bereikte resultaten. Vooreerst dient er op gewezen te worden dat elk economisch systeem een minimum aan actief overheidsoptreden impliceert. Zelfs in een volkomen | |||||||
[pagina 88]
| |||||||
‘laissez faire’-stelsel moet de Staat er minstens over waken dat de voorwaarden voor het functionneren van dit regime volgens zijn eigen praemissen behouden blijven. Dit zal er gewoonlijk de overheid toe leiden tal van concrete maatregelen te treffen met het doel de principes van de vrije markteconomie te beschermen tegen de ontwrichtingen en hinderpalen welke deze laatste meestal in haar eigen schoot verwekt en die er toe strekken het spontane spel van de economische krachten te ondermijnen. Naarmate echter de sociaal-economische bedrijvigheid complexer en intenser wordt en de functies en verantwoordelijkheden van de Staat gaandeweg uitbreiding nemen, kan geen enkele regering nog met zuiver conservatoire maatregelen of met louter empirische interventies genoegen nemen. In dit stadium van ontwikkeling moet de overheid noodgedwongen een gezamenlijke en samenhangende actie voeren, welke alle belangrijke aspecten van het sociaal-economisch leven omvat. Dit beleid moet steunen op een systematisch overzicht en een oordeelkundig begrip van de gehele volkshuishouding, welke alleen door de nationale jaarrekeningen kunnen verstrekt worden. Eens dat de economische, sociale en financiële oogmerken van de overheidspolitiek aldus met preciesheid vastgelegd zijn, komt het er op aan deze doeleinden op de meest efficiënte wijze te verwezenlijken. Dit veronderstelt het beroep op een aantal technische uitvoeringsmiddelen. In de mate dat de nationale boekhouding daadwerkelijk tot het bereiken van deze doeleinden bijdraagt, is haar toepassing ook in een liberaal regime gewettigd. Het waardevolle documentatiemateriaal dat de nationale jaarrekeningen bevatten en het inzicht dat zij verstrekken in de quantitatieve verhoudingen en de dynamische ontwikkelingsfactoren van de volkshuishouding, hebben tot gevolg dat de macro-economische ontledingstechniek ten overvloede aan de bovenvermelde voorwaarden beantwoordt. In het huidig maatschappelijk ontwikkelingsstadium komt de aanwending van bedoelde methode daarom niet enkel als gewettigd, maar zelfs als volstrekt onmisbaar voor, indien de Staat zich op doeltreffende wijze van zijn talrijke taken wil kwijten; m.a.w., indien hij zijn optreden wil regelen volgens de principes van een ‘scientific management’, welke voor het succes van zijn inspanningen vereist zijn. Ten slotte moet de overheidspolitiek kunnen beoordeeld worden op grond van de door haar behaalde uitslagen. In dit opzicht kan de nationale boekhouding als de meest volledige en objectieve beoordelingsmaatstaf beschouwd worden, aangezien zij alle belangrijke aspecten van 's lands economische activiteit quantitatief weerspiegelt. Dit geldt o.m. voor de productie, voor de inkomensvorming en -verdeling, voor de consumptie, de investeringen en de besparingen, voor de economische betrekkingen met het buitenland, enz... De uitwerkingen van de economische, sociale en financiële politiek zullen aldus aan de oorspronkelijke verwachtingen of | |||||||
[pagina 89]
| |||||||
beloften kunnen getoetst worden, terwijl hun betekenis eventueel ook tegenover andere componenten van het gezamenlijk regeringsbeleid (culturele, militaire, enz.) zal kunnen afgewogen worden.
De bovenstaande algemene beschouwingen zullen thans nog aan de hand van enkele practische toepassingsmogelijkheden van de nationale boekhouding in zake economische politiek verduidelijkt worden. Deze toepassingsmodaliteiten slaan hoofdzakelijk op drie gebiedenGa naar voetnoot1., nl.:
Ad 1). Dank zij de juiste kennis van omvang en samenstelling der belangrijkste macro-economische totalen, evenals van de causale en dynamische processen welke deze resultaten bewerkstelligd hebben, is het de Staat mogelijk de absolute en relatieve afmetingen van bedoelde grootheden te wijzigen door op de aangewezen factoren in te werken. De vooraf vastgestelde verhoudingen tussen productie, consumptie en investeringen, hetzij gezamenlijk, hetzij met betrekking tot hun verdeling over de verschillende sectoren van de volkshuishouding, zullen toelaten de repercussies van een verandering in één of meerdere dezer componenten op al de andere bestanddelen op te sporen en met een vrij grote graad van nauwkeurigheid te berekenen. Het wordt aldus mogelijk van te voren en op een rationeel verantwoorde wijze de aard en de omvang der interventies vast te stellen, welke nodig blijken om een bepaald effect te bereiken. Komt het er op aan de productie in haar geheel of voor een afzonderlijke bedrijfstak te verhogen, de publieke of particuliere consumptie of investeringen aan te wakkeren, de terugslag op deze verschillende bestanddelen van een budgetaire, fiscale, monetaire of sociale maatregel te bepalen, de inkomensverdeling te wijzigen door belastingheffing of maatschappelijke veiligheid-transfers, het evenwicht van de betalingsbalans te herstellen, de economische gevolgen van een openbare werken-politiek te berekenen, enz..., steeds zal men bij de aanvang in de gegevens van de nationale jaarrekeningen waardevolle aanduidingen betreffende de te nemen maatregelen vinden, terwijl dezelfde rekeningen naderhand ook zullen toelaten de bereikte resultaten te meten en te beoordelen. Er weze nochtans opgemerkt dat de zuiver quantitatieve gegevens doorgaans niet zullen volstaan om in dit verband tot concrete conclusies te komen, maar dat tevens een grondige causaal-economische analyse zal vereist zijn. Ook zullen de cijfers van één enkel jaar daartoe niet voldoende | |||||||
[pagina 90]
| |||||||
zijn. De gewenste klaarheid en zekerheid zullen slechts kunnen bereikt worden door de gegevens van verschillende jaren met elkaar te vergelijken en deze resultaten ook met tal van andere beoordelingsfactoren in verband te brengen. Ad 2). Vermits de jaarrekeningen de omvang en samenstelling van het totale beschikbare goederen- en dienstenvolume aangeven, is het mogelijk te bepalen in welke mate de verschillende behoeften van de volkshuishouding zullen kunnen bevredigd worden (rekening der middelen en bestedingen). Stelt men deze cijfers tegenover de verwachte aanwendingen (particuliere en publieke consumptie en investeringen, plus uitvoer), zoals deze uit de voorgaande resultaten, rekening houdend met bepaalde externe factoren (wijzigingen in de economische data, regeringsdoeleinden), kunnen geëxtrapoleerd worden, dan zal uit deze vergelijking blijken of de beide reeksen gegevens met elkaar verenigbaar zijn en zoniet welke economische gevolgen de vastgestelde afwijkingen zouden kunnen teweegbrengen. De conclusies van dit onderzoek zullen tevens uitwijzen welke wijzigingen in de oorspronkelijke programma's dienen aangebracht of welke aanvullende maatregelen zouden moeten getroffen worden. Constateert men, bijvoorbeeld, een excedent van de voorgenomen bestedingen op de beschikbare middelen waaruit prijsstijgingen en betalingsbalansmoeilijkheden dreigen voort te vloeien, dan zullen tijdig schikkingen kunnen genomen worden om de consumptie te beperken (door belastingheffing of rantsoenering), de investeringen te verminderen (door crediet-contractie, rentevoetverhoging of grondstoffentoewijzing) of de export te remmen (deviezencontrôle en uitvoervergunningen). In het tegenovergestelde geval, wanneer ten gevolge van een deficit van de totale vraag t.o.v. de potentiële middelen, productieverslapping en werkloosheid dreigen te ontstaan, zal de overheid maatregelen dienen te treffen om de consumptie op te drijven (b.v. door vermindering van de indirecte belastingen, verhoging der sociale vergoedingen of kweken van een tekort op de gewone staatsbegroting), de investeringen aan te wakkeren (credietexpansie, renteverlaging, openbare werken) of de export te steunen (exportcampagne; credieten aan het buitenland). Deze redenering geldt eveneens wanneer de Staat op autonome wijze bepaalde oogmerken aan de volkshuishouding wenst op te leggen. Ook in dit geval zal een nationale begroting, gebaseerd op de kennis en ervaring uit de jaarrekeningen opgedaan, toelaten de voorwaarden en de gevolgen van de verwezenlijking der geplande doeleinden te preciseren en dienovereenkomstig te handelen. Ten slotte is de confrontatie van middelen en bestedingen nog van belang met betrekking tot de toewijzing van de productiefactoren aan de verschillende bedrijfstakken. Op grond van de exploitatie-verhoudingen in de onderscheiden activiteitssectoren zal de macro-economische analyse | |||||||
[pagina 91]
| |||||||
de terugslagen van veranderingen in de verdeling der productiefactoren in het licht stellen (productiviteit van arbeid, grondstoffen en kapitaal; deviezenpositie; belastingenopbrengst; enz...). Op die wijze zal het meestal mogelijk zijn belangrijke (maar soms verre en onvermoede) gunstige of ongunstige gevolgen van bepaalde maatregelen op te sporen. Ad 3). Zelfs met een optimale toewijzing der productiefactoren en middelenbesteding kunnen bepaalde ontwikkelingsprocessen in de monetaire en financiële sfeer, welke vooral met verschuivingen in de inkomensvorming en -verdeling verband houden, toch nog economische evenwichtsverstoringen uitlokken. Deze inkomenswijzigingen veroorzaken inderdaad aanpassingen in de totale vraag naar goederen en diensten, waaruit belangrijke afwijkingen in de geldwaarde-uitdrukking van de macro-economische grootheden kunnen voortvloeien. Uit deze afwijkingen ontstaan de bekende inflatoire en deflatoire ‘gaps’, welke aanzienlijke repercussies op het prijs-, productie- en tewerkstellingspeil tot gevolg kunnen hebben. De oorzaken van deze bewegingen liggen ofwel bij de spontane reacties van de marktfactoren, ofwel in bepaalde maatregelen welke van overheidswege getroffen worden. Het is trouwens goed mogelijk dat deze laatste op zichzelf uitstekende economische, financiële of sociale doeleinden nastreven, wat echter niet belet dat zij, gelet op de positie van de volkshuishouding in haar geheel, in bepaalde voorwaarden ongunstige uitwerkingen verwekken. Wanneer b.v. de Staat besluit de openbare schuld te verminderen door het klassieke middel van een begrotingsexcedent verkregen door een verhoging der belastingen en aangewend tot delging van kortlopende overheidsschuld in het bezit van het bankwezen, kunnen deze maatregelen opeenvolgende deflatoire restricties in de kringloop van uitgaven, inkomens, prijzen, productie en tewerkstelling in het leven roepen, welke uiteindelijk het economische bedrijvigheidspeil gevoelig dreigen aan te tasten. Anderzijds kan een regering welke om bepaalde sociale redenen bij een sluitende begroting de indirecte belastingen zou willen verminderen en de directe belastingen op de hoge inkomens verzwaren ten einde aldus de consumptie te stimuleren en de inkomensnivellering in de hand te werken, door het vroeger evenwicht tussen verbruik en besparingen te verbreken een inflatoire druk doen ontstaan welke tot bedenkelijke prijsstijgingen en waarschijnlijk ook tot ongunstige repercussies op de betalingsbalans van het land zal leiden. In al deze gevallen zal de macro-economische analyse toelaten deze successieve inflatoire en deflatoire evenwichtsverstoringen in het stelsel van de jaarrekeningen op te sporen en hun kwantitatieve uitwerkingen vrij nauwkeurig te berekenen. Op grond van de aldus bereikte conclusies zal het aan de overheid mogelijk zijn de gepaste afweer- of compensatiemaatregelen te treffen. R. Ruggles drukt zich daaromtrent als volgt uit: ‘The design of an adequate economic policy therefore demands a careful investigation of | |||||||
[pagina 92]
| |||||||
the effect the policy will have upon the operation of the economy in terms of prices, output, and employment. If, in the examples above, it is decided that reducing the public debt and equalizing incomes are desirables ends in and of themselves, careful attention must be given to the design of the specific measures employed to accomplish these ends, in order that they shall not lead to economic disruption. Problems of this nature can only be analyzed adequately within the framework of the national income accounts. It is necessary to consider what will happen in each sector, and how reactions to each change will affect the other sectors. Only a complete system of accounts is capable of making explicit the economic mechanisms involved’.Ga naar voetnoot1.
Uit de bovenstaande beschouwingen moge het essentiële belang van een nationale boekhouding voor de formulering, de uitvoering en de beoordeling van het economisch beleid van de overheid gebleken zijn. Het is dan ook niet te verwonderen dat het macro-economisch opzoekings- en analysewerk gedurende de laatste jaren in een steeds toenemend aantal landen aangevat werd en dat de regeringen er hoe langer hoe meer toe overgaan hun economische doeleinden en beslissingen op de gegevens van de nationale rekeningen en begrotingen te baseren. In landen als de Verenigde Staten, Engeland, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, Frankrijk, Nederland, de Skandinavische landen, enz..., wordt deze techniek tegenwoordig algemeen als leidraad en hulpmiddel van de overheidspolitiek aangewend. Ook op het internationale plan neemt het gebruik van de nationale boekhouding meer en meer uitbreiding. Dit is best begrijpelijk aangezien het bevattelijk, systematisch en volledig overzicht van de economie van een land dat in de jaarrekeningen geboden wordt, ongetwijfeld de beste maatstaf is om de structuren en de resultaten der onderlinge volkshuishoudingen met elkaar te vergelijken. Zo ziet men dat, op dit ogenblik, verschillende internationale organismen, de economische en financiële toestand van de aangesloten staten in hoofdzaak beoordelen op grondslag van de belangrijkste macro-economische grootheden, welke in de jaarrekeningen voorkomen. Uit het resultaat van dit onderzoek kunnen voor het betrokken land zeer belangrijke gevolgen voortvloeien, vermits bedoelde organismen dienovereenkomstig aan dit land adviezen kunnen verstrekken of verplichtingen opleggen in zake economische en financiële politiek. Zulks geldt o.m. voor de landen, leden van de Europese Organisatie voor Economische Samenwerking en van de NATO. In dit laatste geval worden de militaire lasten welke aan de leden staten opgelegd worden, vastgesteld in functie van de economische mogelijkheden en de financiële draagkracht der landen, zoals deze aan de hand van de nationale boekhoudinggegevens i.v.m. de totale | |||||||
[pagina 93]
| |||||||
productie en inkomens, de publieke en particuliere consumptie en investeringen en de betalingsbalans, kunnen berekend worden. Men ziet aldus dat, ook in internationaal opzicht, de ontwikkeling van een stelsel van nationale boekhouding meer en meer een dringende noodzaak wordt. | |||||||
De beperkingen van de nationale boekhoudingIn de voorgaande uiteenzetting hebben wij hier en daar reeds de gelegenheid gehad te wijzen op een of andere eigenschap of onvolmaaktheid van de nationale boekhouding, welke haar bruikbaarheid als grondslag en richtlijn van het economisch overheidsbeleid conditionneert of beperkt, derwijze dat de hantering van de gegevens welke de jaarrekeningen verstrekken, steeds met de nodige omzichtigheid dient te geschieden. In de eerste plaats mag niet uit het oog worden verloren dat het ontstaan van de nationale boekhouding als wetenschappelijke techniek van betrekkelijk jonge datum is en haar ontwikkeling in feite nog in de kinderschoenen steekt. Dit heeft tot gevolg dat zowel de practische berekeningsmethoden als de theoretische concepten en definities waarop zij berust nog voor grote verbeteringen vatbaar zijn. Dit gebeurt thans echter in snel tempo en meestal kan men vaststellen, dat de landen waar de jaarrekeningenstelsels het eerst opgebouwd werden de andere op dit ogenblik al ver vooruit zijn en reeds een vrij hoge graad van nauwkeurigheid en volledigheid in hun cijfers bereikt hebben. Maar omtrent het eindstadium van deze vooruitgang moet men zich toch niet aan overdreven illusies overgeven. Steeds zullen er in de nationale boekhouding een aantal punten en aspecten blijven waaromtrent het onmogelijk is precies en volledig ingelicht te zijn en welke slechts met behulp van ramingen en extrapolaties zullen kunnen benaderd worden. Men denke in dit verband b.v. aan de toegerekende huurwaarde van de huizen welke door hun eigenaars bewoond worden. Bijgevolg zal er aldus altijd een minimummarge van onzekerheid aan de cijfers van de jaarrekeningen blijven kleven. A fortiori zal dit, wegens de reeds vermelde redenen, met de gegevens van de nationale begrotingen het geval zijn. Wij hebben er reeds de aandacht op gevestigd dat de nationale boekhouding op zichzelf geen wetenschap is maar slechts een wetenschappelijke, statistische techniek, een quantitatieve berekenings- en voorstellingsmethode van de gezamenlijke economische activiteit van een land, welke ongetwijfeld zeer schrander en bevattelijk is, doch welke als dusdanig niets zegt omtrent de eigenlijke werking van de economie, m.a.w. omtrent de economische krachten en causaliteitsfactoren welke de bekomen resultaten bewerkstelligd hebben. Dit verklarend inzicht kan enkel bereikt worden door middel van | |||||||
[pagina 94]
| |||||||
de (macro) economische analyse. Deze dient te steunen op een geheel van logisch samengeordende kennis, welke met de economische realiteit strookt en slechts op grond van de beoefening der staathuishoudkundige wetenschap verkregen wordt. Deze laatste zal dus steeds het slotwoord in de verklaring en interpretatie der blote quantitatieve gegevens moeten uitspreken en het zal bijgevolg ook zij zijn welke de eventuele aanwending dezer gegevens of de op grond van bedoelde cijfers te treffen maatregelen zal moeten bepalen. Een andere begrenzing van de nationale boekhouding vloeit hieruit voort dat zij verplicht is haar metingen en ramingen te beperken tot de eigenlijke marktsector van de economie en tot enkele aanverwante sectoren, zoals het eigenverbruik der landbouwers of het huurinkomen van de eigenaren voor het huis dat zij zelf bewonen, waar benadering bij analogie nog enigszins mogelijk is. Maar het menselijk economisch handelen bevat ook nog heel wat andere activiteiten waar elke meting of raming totaal onmogelijk is. Men denke in dit verband maar aan de arbeid van de huisvrouw of aan de diensten welke men zichzelf bewijst (scheren). Naargelang dergelijke sectoren in een of ander land in ruimere of mindere mate tot de markteconomie behoren, zullen de nationale economische totalen (productie, inkomen, consumptie) sterk van elkaar kunnen verschillen, alhoewel de prestaties en de behoeftebevrediging misschien dezelfde zijn. De vergelijking tussen de economische structuur van de Verenigde Staten b.v., waar een groot gedeelte van de huisarbeid door bezoldigd personeel verricht wordt, en deze van een land als India, waar zulks niet het geval is, laat dit onderscheid duidelijk aanvoelen. Bij de beoordeling van het productiepeil of de welvaartsgraad van land tot land, aan de hand van de nationale boekhoudinggegevens, zal men dus steeds voorzichtig moeten zijn. Ten slotte vergete men ook niet dat de jaarrekeningen een uitsluitend quantitatief beeld van het menselijk economisch handelen verstrekken. Maar in de volkshuishouding is niet alles quantitatief. Men denke daaromtrent maar aan het verschil in arbeidslast, aan de raseigenschappen, aan het verschil in klimaatsvoorwaarden, enz... Verder worden noch de individuele handelingen der economische subjecten, noch de collectieve gedragingen in een volksgemeenschap altijd en exclusief door quantitatieve factoren en berekeningen bepaald. Ook de psychologische en andere imponderabele aspecten kunnen en zullen daarbij dikwijls een belangrijke rol spelen. Dit mag vooral bij het formuleren van de overheidspolitiek niet uit het oog verloren worden. | |||||||
Het nationale boekhoudingonderzoek in BelgiëMet spijt moet worden geconstateerd dat België in zake nationale boekhoudingonderzoek t.o.v. de meeste andere Westeuropese landen ruimschoots | |||||||
[pagina 95]
| |||||||
ten achter gebleven is. Deze vaststelling geldt trouwens ook voor verschillende andere gebieden van de economische statistiek, wat zeker niet vleiend klinkt voor het geboorteland van Quetelet. Wel bezitten wij sedert een aantal jaren de verdienstelijke ramingen van professor F. Baudhuin in zake nationaal inkomen. Doch welke ook de inspanningen en het talent van de Leuvense hoogleraar mogen zijn, met de beperkte persoonlijke opzoekingsmiddelen waarover hij beschikt en rekening houdend met de zeer belangrijke leemten welke er in ons statistisch apparaat nog bestaan, moeten de uitslagen van zijn berekeningen, wat betreft de wetenschappelijke vereisten in zake nauwkeurigheid en volledigheid, onvermijdelijk heel wat te wensen over laten. Professor Baudhuin is trouwens de eerste om dit toe te geven, maar hij legt de klemtoon op de continuïteit van de door hem gevolgde methode, welke er zou op neerkomen, dat, indien de absolute cijfers nogal dubieus blijven, de vastgestelde ontwikkelingslijnen toch ongeveer met de werkelijkheid zouden stroken. Op grond van de recente aanwinsten op het gebied van het macro-economisch onderzoek, moet ook in methodologisch opzicht ernstig bezwaar tegen de berekeningen van professor Baudhuin geuit worden. En ten slotte is uit onze voorgaande beschouwingen voldoende gebleken dat het nationale rekeningenstelsel t.o.v. het nationale inkomenonderzoek in de enge zin een enorme vooruitgang betekent, reden waarom dit laatste thans in de meeste landen definitief ten gunste van de nationale boekhouding voorbijgestreefd is. In het kader van de Europese Organisatie voor Economische Samenwerking werd ons land sedert 1949 verplicht aan het Secretariaat van dit organisme geregeld verslagen omtrent de economische en financiële toestand van België over te maken, verslagen waarin de meest belangrijke macro-economische gegevens met betrekking tot 's lands productie, inkomen, consumptie, investeringen, enz... dienden opgenomen. Ten einde aan deze verplichting te kunnen voldoen heeft de Belgische Administratie voor Economische Samenwerking de laatste jaren een aantal opzoekingen ondernomen en cijfers verzameld welke tot een rudimentaire kern van nationale boekhouding verwerkt worden. Deze cijfers zijn echter meestal op vrij ruwe ramingen gebaseerd en daarenboven zijn zij voor het grootste gedeelte van het publiek weinig of niet toegankelijk. Sedert 1949 werd in België een officiële Commissie van het Nationaal Inkomen opgericht. Volgens het oprichtingsbesluit heeft deze Commissie tot taak: de studie der berekeningsmethode alsmede de vaststelling van het nationale inkomen in België. De motivering van het besluit spreekt echter ook van ‘het nationaal inkomen en de daarmede gelijk te stellen economische grootheden’, welke ‘onontbeerlijk zijn voor het formuleren van 's lands economische, sociale, begrotings- en fiscale politiek’. Uit deze bewoording blijkt dat de Commissie eveneens bevoegd is om haar werk- | |||||||
[pagina 96]
| |||||||
zaamheden tot het opbouwen van een stelsel van jaarrekeningen uit te breiden. Wegens de omvang en de moeilijkheden van haar taak, en gelet op de beperkte materiële middelen waarover zij beschikt, was de Commissie tot nog toe niet in staat de resultaten van haar opzoekingen te publiceren, zodat wij nog steeds over geen definitieve en officiële cijfers betreffende het nationale inkomen en de aanverwante macro-economische totalen, waarvoor de Commissie verantwoordelijkheid zou kunnen opnemen, beschikken. Men moet hopen dat de Commissie niet zal aarzelen haar opzoekingen tot het gebied van de nationale boekhouding in zijn geheel uit te breiden en met dit doel kan niet met klem genoeg gevraagd worden dat de nodige materiële faciliteiten, vooral in zake personeel, ter beschikking van de Commissie zouden gesteld worden. Een belangrijke stap in zake macro-economisch onderzoek werd onlangs in ons land ondernomen door de ‘Groupe d'Etudes de la Comptabilité Nationale’ van het ‘Institut de Sociologie Solvay’ gehecht aan de Vrije Universiteit van Brussel. Deze studiegroep heeft in September 1953 een werk laten verschijnen getiteld: ‘Premiers Eléments d'une Comptabilité Nationale de la Belgique’Ga naar voetnoot1., dat een eerste en systematische proeve is om ook voor België een methodologische en statistische macro-economische opzoekingsarbeid te verrichten als deze welke de meeste economisch geëvolueerde landen reeds bezitten. Als mede-auteur van dit boek kunnen wij het hier bezwaarlijk bespreken en nog minder beoordelen. Wij hopen dat iemand anders dat binnen kort voor de lezers van ‘De Vlaamse Gids’ zal doen. Wel kunnen wij echter op de inhoud van het werk wijzen. Na een korte theoretische uiteenzetting omtrent de nationale boekhouding, worden achtereenvolgens, voor de jaren 1949 t/m 1951, de totale productie, de uitgaven en de inkomens in de Belgische economie geanalyseerd, hetgeen een drievoudige berekening van het bruto nationaal product mogelijk maakt. Verder vindt men in het werk gedetailleerde ontledingen van de consumptie, de overheidsverrichtingen, de binnenlandse kapitaalvorming (investeringen), de betalingsbalans en de financiering van de kapitaalvorming (sparen). Uit deze korte opsomming blijkt de omvang en de verscheidenheid van het bestreken opzoekingsgebied, wat toegelaten heeft een vrij volledig en overzichtelijk beeld van de structuur en de resultaten der Belgische economie van 1948 tot 1951 op te hangen. Degenen die het werk in handen zullen nemen, zullen zich ook terdege rekenschap kunnen geven van de vooruitgang welke een dergelijke analyse t.o.v. de blote nationaal inkomen-berekening betekent. | |||||||
[pagina 97]
| |||||||
Wij hopen dat het boek althans deze verdienste zal hebben de aandacht van de officiële instanties en van de verlichte openbare mening definitief op het belang van het vraagstuk van de nationale boekhouding voor ons land te vestigen. Wellicht zal dit een aansporing te meer zijn opdat thans ook van overheidswege de nodige inspanning op dit gebied zou gedaan worden. Aldus zal een statistische achterstand ingehaald worden, welke niet enkel voor het economisch overheidsbeleid in België zelf een grote hinderpaal vormt, maar ook in internationaal opzicht tot een bijna beschamende toestand voor ons land geworden is. Voor degenen die daaromtrent nog twijfel mochten koesteren en vooral voor hen die in de nationale boekhouding slechts het mogelijke en gevreesde instrument van een politiek van economisch dirigisme willen zien, willen wij hier nog volgende uitspraak van professor G. Colm aanhalen en daarmee deze reeds al te lange bijdrage eindigen: ‘National accounting statements are neither totalitarian nor democratic. They can be used in either system. They have, however, a different significance and different use in totally planned economies, in economies with partial controls, or in predominantly uncontrolled economic systems. I have tried to point out the rival role this approach may play in a country that is striving towards economic growth and stability with a minimum of government regulation. If democratic nations should refuse to use national economic accounts because they appear so similar to totalitarian blueprints, then they would make the mistake which the Soviets made during the early period of “war-communism” when they rejected bookkeeping in monetary terms for socialized industries as a “capitalistic” method of management’.Ga naar voetnoot1. |
|