Het succes dat Romain Rolland met zijn gigantische onderneming oogstte was dan ook uiterst gering. Alleen in gesloten kringen van lettervrienden keek men met bewondering en ontzag op naar de eenzame worstelaar die blijkbaar met de gehele wereld handgemeen was geworden.
Doch naarmate de boekdelen elkander kronisch verdrongen, dwongen zij onweerstaanbaar de belangstelling af. Ook in het buitenland werden verspreide eliten door de gillen van het edele zwaard ontroerd. En na jaren ten slotte ontwaakte in Parijs het geweten van het hoogste litterair gezag: Romain Rolland werd voor zijn Jean Christophe door de Académie Française met goud bekroond. Deze opperste officiële onderscheiding vestigde voortaan voor goed zijn naam. Even na het uitbreken van de eerste wereldoorlog verleende Zweden hem de Nobelprijs.
Hij had het aanbreken van de schok, die de oude wereld op haar as deed beven, voorzien, zo niet voorspeld. De huiveringen, die varen door het heelal, zijn met een poëtische luister omhangen, schreef hij in 1913. Het is geen drama dat begint. Het is veel meer. Het is een epos zonder wederga, de tijd van een nieuwe Mythe, van een nieuw Mensdom dat zijn nieuwe Goden schept, en ik kan mij niet genoeg gelukkig achten dat ik een zo grandioos gebeuren meeleven mag.
Men heeft hem menig oordeel van dat slag nadien kwaad aangerekend. Hij heeft de laster aan zijn voeten laten doodlopen. En lang nadien toen hij zeventig was geworden en men hem vroeg of hij het nog steeds bij de taaie stellingen van zijn Jean Christophe hield, kon hij rustig verzekeren dat hij zijn oproerige held niet verloochenen zou. Nog steeds is hij, antwoordde hij, een onuitputtelijke bron van levenskracht. En zijn diepgaande, onverzettelijke en essentiële oprechtheid, evenals zijn dapperheid in het aanschijn van het onmeedogende leven zijn deugden die onze tijd van strenge strijdvaardigheid niet mag ontberen. Maar ik geef toe dat hij niet onder alle opzichten een betrouwbare leiding geeft. Zo vaak, als hij aan zijn instincten overgeleverd is, wordt hij het blinde werktuig van de vele tegenstrijdige machten, die de componenten van het noodlot zijn. Hij is hierdoor in staat zich met passie te vergissen, hetgeen hij dan even geestdriftig betreurt en meent te kunnen goedmaken door zich hals over kop in de tegenovergestelde richting te storten. Verdient hij juist daàrom niet met liefde te worden bejegend?
Maar hij is bovendien kunstenaar. En het gebeurt dat de betoveringen van zijn Kunst weleens zijn zicht op de volkeren in de weg staan, en hem dreigen af te wenden van de schrijnende vraagstukken die een maatschappij in barensnood beroeren. Het moge hem als een voorrecht worden gegund zich in soevereine sferen boven het tragisch geweld te wanen. Maar dan heeft hij tot plicht voor zijn bloedende broeders een wake op de kim te zijn.
En dat heeft Jean Christophe nooit vergeten. Nooit, ook niet in de meest volstrekte individuele afgetrokkenheid, heeft hij de solidaire risico's