| |
| |
| |
Spiegel van vroeger en nu
11
In de rand van enkele boeken vond ik volgende met potlood gekrabbelde aantekeningen die ik thans met inkt overschrijf:
1. Boeken lezen is tijdrovend, gelijkt soms op dwangarbeid, vooral voor de ogen. Wie interessante passages wil lezen, moet vaak eentonige bladzijden verslinden; wie verslindt, moet nog leren lezen. Wat een verpozing ook nu en dan een boek te kunnen bekijken: genieten van de gedrukte rechthoek met zijn rustige witte omlijsting, van de illustraties, van de lettrines, van de witte hiaten tussen de alinea's, van de sierlijke letter, van de kleur der papierhuid.
2. Men kan niet alle boeken van A tot Z lezen en uitlezen. Ook een bij vliegt niet naar alle bloemen. Na verloop van tijd verwerft men soms een zekere handigheid, een intuïtie, een bijna onfeilbare flair om alleen het belangrijkste op te zoeken, na te jagen. Essentiële bladzijden hebben dikwijls een aantal lichtende, wenkende, lonkende, aandringende licht-woorden: glimwormen in de duisternis.
3. Ge hebt tot uw veertig jaar boeken en boeken opgestapeld. Als ge er niets meer voor voelt om nog langer magazijnier te blijven, begin dan behoedzaam uit te dunnen. Vallen van de haren, de jaren, de blaren. Schenk boeken weg, nog voor uw nazaten ze met karrevrachten uit uw huis zullen gooien. Als het leven een stijgen is, welnu, vermijd dan al de ballast die u verplicht veertig maal per dag uw handen te wassen.
4. Mijnheer de Gemeenschapsmens, Gij die Uw ganse leven geijverd hebt voor algemene leer- en dienstplicht, voor verplichte lectuur en gedwongen museumbezoeken, voor de overheersing van de hoeveelheid op de hoedanigheid, Ge zijt thans verwonderd dat onze tijd geen geestelijke elite en vooral geen idealistische elite meer heeft. Ge hebt dijken helpen doorbreken en moet nu niet klagen over de overstromingen die onvermijdelijk daarop volgen moesten. Wacht nu geduldig op de Dag der algehele Verzadiging, dan kunt Ge weer van voorafaan beginnen, met de idealisten die nog overblijven. Haast en spoed is voor de massa goed, niet voor de enkeling. En zonder hem geen elite.
5. Een romanschrijver gebruikt veel één- en tweelettergrepige woorden, omdat die in het leven het meest voorkomen. Een filozoof, een geleerde, een essayist hebben veel méérlettergrepige termen nodig. Vraag aan een verteller en aan een wetenschapsmens een bijdrage van duizend woorden en de ene zal u een verhaal van vier en de andere een artikel van vijf bladzijden leveren.
6. De meeste uitgevers zijn fabrikanten die van hun auteurs arbeiders zouden willen maken; de meeste schrijvers zouden willen dat hun uitgevers filantropen en maecenassen waren.
7. Eigenschappen van Engelse vertellers: beheersing en koelbloedigheid.
| |
| |
8. De romancier moet niet denken in de plaats van de lezer, doch zijn romanpersonages zó doen handelen en zó ontleden dat de lezer verplicht wordt er over na te denken. Accoord! Maar ik zie niet in, waarom de romanschrijver ook niet de ‘lezer’ van zijn eigen schepping zou mogen zijn.
9. Een akelig berichtje van zeven regels over een walgelijke moord kan uitgroeien tot een volkomen aanvaardbare en zelfs bewonderenswaardige roman van zevenhonderd bladzijden.
10. Vele moderne auteurs vinden de manie om te ontstemmen en herrie te schoppen een eerste vereiste.
11. In de Franse romans: amor, in de Engelse: humor.
12. Over de abnormalen grote kunst maken is het huidige recept. Waarom niet de grootste kunst besteed aan de normalen, de evenwichtigen? Vreest men te vlug uitgepraat te zijn? Neen, men deinst terug voor een te moeilijke taak.
| |
12
Ik lees bij Maupassant: ‘De dagen die volgden geleken op de eerste...’
Ik lees bij Grazia Deledda: ‘‘De dagen en de weken vervlogen’.
Ik lees bij Cyriel Buysse: ‘en weken werden maanden; en maanden werden jaren’.
Ik las deze stereotiepe, onvermijdelijke zin reeds honderden malen. Ik zal hem in het vervolg nog dikwijls lezen.
En nooit worden wij hem moe, ofschoon hij ons droef maakt; want terwijl de artist voor ons de tijd meet, vergaat ook de onze.
| |
13
Voor de minnaars van de stad Gent (en reken mij er maar bij!) de volgende citaten voor hun verzameling:
1. ‘Larousse ajoutera-t-il que la maman Chevalier, la ravaudeuse de la rue Julien Lacroix, s'appelait avant son mariage, Joséphine Vandenberghe, et qu'elle était née à Gand?’ (Charles d'Ydewalle over Maurice Chevalier).
2. ‘En revenant d'Angleterre, à peine entré dans l'appartement, Monsieur me demandesi son bain est prêt, et me dit: ‘Je m'y mets tout de suite, car vous ne pouver croire comme je suis las, courbaturé de la tête aux pieds. Je ne me sens plus; ces diables d'Anglais, cette soi-disant société distinguée m'ont mis dans cet état incroyable, tellement ils sont ennuyeux et agaçants de fatuité et de non sens! Vraiment, quels gens insupportables! Aussi ai-je abrégé mon séjour. Je ne suis resté là-bas que huit jours, et croyez bien que si je n'avais pas trouvé dans ce pays insipide une Flamande de Gand, au sang généreux, avec un superbe profil et une gorge, oh une gorge!... du marbre comme je suis certain que Van Dyck, leur grand peintre, n'en a pas rencontré dans sa longue carrière! Sürement, sans cette beauté, je serais revenu dans les quarante-huitheures....’
| |
| |
(‘Souvenirs sur Guy de Maupassant, par François son valet de chambre 1883 - 1893’, Plon-Nourrit, Paris, 1911).
3. ‘Quai-au-blé/Je serre ton bras bien fort/Digue de Brabant/Tu pleures de tant d'amour/Place d'Armes/Nous jonglons avec nos coeurs/Beguinage/Nous nous adorons en païens/Gand/Eblouissement de nos souvenirs/Gand!/Gent!/ Dat zullen wij nooit vergeten/ Rozerode kerselippen!...’ (Guy de Wargny, ‘Gand 1940’).
De verheerlijking van de Gentse schonen duurt voort, zelfs door hen die Ledegancks verzen nooit lazen en Rubens met Van Dijck verwarren... Misschien bestaan er ook Engelse en Duitse teksten?
| |
14
Over andere steden en gemeenten van ons land vindt men soms verzen en uitspraken die het vermelden en verzamelen waard zijn. De oorlogen welke over onze streken hebben gewoed maakten België bekend tot in verre gebieden. De faam van de Vlaamse Schilderscholen, Reinaard de Vos, Uilenspiegel, het werk van Verhaeren, Rodenbach, Maeterlinck e.a., de initiatieven van de Belgische nijverheid, de wijsheid van onze wetgevers: zovele machtige propagandistische factoren. Wij weten zelf vaak niet hoe duizenden ‘draden’ ons met de ganse wereld verbinden.
Enkele voorbeelden:
1. In de jongste tijd kwamen mij nu en dan Amerikaanse en Braziliaanse kranten onder de handen. Ik vond daarin publiciteitsteksten over de Sabena en over Acec (Charleroi).
2. Bij het herlezen van Jean Cocteau's ‘Poésie 1916-1923’, herinneringen aan West-Vlaanderen uit 1914-18: ‘la mer du Nord livide’;, ‘des villas en ruines’, ‘Polder, Flandres’, ‘le fleuve Yser’, ‘Touroutt, ville des pigeons’ (Torhout?), ‘Le pont est garni avec ce qu'on trouve à Nieuport’, ‘Le sousmarin, poisson de Troie,/entre, la nuit, dans le port d'Ostende’, ‘le roi des Belges dort’, ‘La nuit, l'Yser phosphorescent’, ‘Je ne reverrai plus les villas/ de Nieuport, espèce d'Asnières’...
3. In Emmanuel Rais en Jacques Robert's ‘Anthologie de la poésie Russe’ (Bordas, 1947), op blz. 376 en 377, een gedicht van NicolajTikhonof over ‘Zeebrugge’ en de Engelse aanval op Sint-Jorisdag.
4. Leonid Andrejef's toneelstuk over ‘De Smarten van België’.
5. In een nummer van de ‘Mercure de France’ (ik kan het helaas niet dadelijk te pakken krijgen) las ik eens de vertaling van een gedicht van een modern Chinees auteur over ‘Waterloo’.
Als ik er nog vind of er mij nog herinner, zal ik ze wel later eens mededelen. Telkens bezorgt deze buitenlandse belangstelling, ja, zelfs sympathie, aan de Belgische lezer een kleine schok van vreugde. Soms zijn er ook wel distels
| |
| |
onder de bloemen, onvermijdelijk. Wie helpt mee zoeken? Enkele jaren geleden wijdde ‘Le Journal des Poètes’ daaraan een gans nummer.
| |
15
Af en toe wordt op congressen en bijeenkomsten door een of andere Vlaamse schrijver erover geklaagd dat de Hollandse schoolbloemlezingen zo weinig doen voor de bekendmaking, bij de Hollandse jeugd, van de Vlaamse letterkunde.
Laten we eens zien, wat er van waar is, in de handboeken welke we onmiddellijk in onze werkkamer kunnen raadplegen.
W.L.M.E. van Leeuwen en F.G.A. Stemvers' ‘Verhalen en Liederen’ (Wolters, Groningen) geeft in het eerste deel een prozastuk van Frans Verschoren en van Cyriel Buysse, negen gedichten van Guido Gezelle, vier van René de Clercq, drie van Victor de la Montagne en twee van Alice Nahon. In het tweede deel: een prozastuk van Anton Bergmann en van Stijn Streuvels, zes gedichten van Guido Gezelle, twee van René de Clercq en een van Victor de la Montagne.
A. Sivirsky's bloemlezing voor voordracht ‘De Stem van de Dichter’ (Wolters, Groningen) heeft volgende Vlamingen niet vergeten: Johan Daisne (1 gedicht), Guido Gezelle (3 ged.), Marnix Gijsen (1 proza), Jan van Nijlen (1 ged.), Paul van Ostaijen (2 ged.), Herman Teirlinck (1 proza) en Karel Van de Woestijne (2 ged.).
In ‘De Kern’ (Noordhoff, Groningen) hebben W. van den Ent en W.H. Staverman alleen August Vermeylen een plaats gegund, maar dan een vrij ruime.
L. Leopold's ‘Nederlandse Schrijvers en Schrijfsters’ (Wolters, Groningen) biedt een rijker oogst voor de Vlamingen. In het eerste deel is Vlaanderen van Van Maerlant tot Anna Bijns goed vertegenwoordigd en verder lezen we fragmenten uit Ledeganck, Conscience, Van Beers, Guido Gezelle, Tony Bergmann, Hugo Verriest, Albrecht Rodenbach en Pol de Mont. In het tweede deel vinden we werk van Cyriel Buysse, Prosper van Langendonck, Stijn Streuvels, August Vermeylen, Maurits Sabbe, Karel Van de Woestijne, Herman Teirlinck, Willem Elsschot, Felix Timmermans, Paul van Ostaijen en Gerard Walschap.
W. van Schothorst's ‘Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde (Noordhoff, Groningen) drukt in het Tweede Deel (1795-Heden) teksten over van Ledeganck, Conscience, Van Beers, Rosalie en Virginie Loveling, Albrecht Rodenbach, Pol de Mont, Guido Gezelle, René de Clercq, Constant Eeckels, August Vermeylen, Herman Teirlinck, Karel Van de Woestijne, Marnix Gijsen en Alice Nahon. Verder wordt dan nog de naam van enkele andere Vlamingen vermeld met een of twee regels commentaar.
Andere Hollandse bloemlezingen heb ik hier thans niet bij de hand; maar de geraadpleegde vijf handboeken kunnen we toch als de grootste gemene
| |
| |
deler van alle beschouwen. Laten we ten eerste toegeven dat het toch iets is (d.w.z. beter dan niets), laten we ten tweede veronderstellen dat sommige Hollandse bloemlezers de Vlaamse literatuur van gisteren en vandaag nog niet genoeg kennen, laten we ten derde en ten laatste hopen dat ook nog andere goede Vlaamse auteurs in de bovenmoerdijkse schoolanthologieën door een gedicht of een prozastuk zullen vertegenwoordigd worden.
| |
16
Vacantie. Millioenen mensen verlaten hun huis, wandelen, stappen ‘liftend langs de baan’, rijden per auto, trein of fiets, varen, vliegen, trekken van hotel tot hotel, van berg tot berg, van lustoord naar rustoord, schrijven brieven en kaarten en ontvangen er, kortom bewegen en verplaatsen zich.
Het is thans de beste tijd om Anton Zischka's boek ‘Het Wereldverkeer door alle eeuwen’ (Nederl. Boekhuis, Tilburg; Heideland, Hasselt) te lezen. Zischka behoort met Van Loon, Semjonow e.a. tot een pleïade genoeglijk keuvelende wetenschapsvulgarisateurs die een breed internationaal publiek hebben bereikt. Journalisten op een hoger plan, zakelijk, zonder artistieke aanleg noch bedoeling. Zischka laat boek na boek verschijnen en elk werk krioelt van duizenden kleine interessante bijzonderheden. Dikwijls heb ik mij afgevraagd hoe één man zo'n berg materiaal (en de ene berg volgt na de andere!) bij elkaar krijgt. Maar misschien beschikt hij over een legertje helpers; want ook het boekschrijversbedrijf kent fabrikanten en captains of industry.
‘Het Wereldverkeer’ is een waarlijk onderhoudend boek. De mens van deze eeuw zal er zichzelf goed in herkennen. En Zischka brengt honderden malen feitjes en feiten van vroeger en nu met elkaar in verband en komt daarbij tot verrassend-oorspronkelijke besluiten.
Laten wij alle huidige toerismebrochures en prospecti en allerlei handelsdrukwerk bewaren voor de Zischka's van de toekomst.
Breidde het verkeer zich uit, de mens is nog steeds dezelfde gebleven. Zischka maakt ons bijv, attent op een diligentiebericht van 14 Augustus 1800, waarin o.a. staat gedrukt: ‘Wij zijn niet verantwoordelijk voor de gebeurtenissen, voor gevallen van heirkracht, voor diefstal en gewapende overvallen’.
Dit zinnetje doet me denken aan de brochure van een reisagentschap anno 1953: ‘niet verantwoordelijk... onvoorziene omstandigheden, heirkracht, oorlog, werkstakingen, verlies van biljetten of reispassen, diefstal, beschadiging van reisgoed, geweldpleging, etc.’
| |
17
Vacantie. Ben je teruggekomen van een reis of van alle tochten, onderneem reizen per boek.
Ga, na een uurtje mediteren in de Bijbel, met Bertus Aafjes een reis ondernemen door ‘het Heilige Land’. De uitg. Meulenhoff, Amsterdam, gaf
| |
| |
Aafjes' stijlvol reisverslag keurig uit. Het heet ‘Vorstin onder de Landschappen’. Aafjes maakte deze reportage in opdracht van een Hollandse krant.
Als je per boek nog verder wil reizen, raad ik je een paar werken aan van onze oude, trouwe medewerker Prof. Dr A. Lodewyckx. Deze Vlaming en wereldburger vergastte ons in de jongste jaren op twee stevige standaardwerken: ‘Australië Waarheen?’ (De Sikkel, Antw.) en ‘Nieuw-Zeeland, Een Eden in de Zuidzee’ (J.A. Boom & Zoon, Meppel). Reisverslagen en encyclopedische monografieën dienen niet ontleed te worden, maar gelezen en herlezen. De recensent onderstreept treffende zinnen, onthoudt pittige en essentiële bijzonderheden; maar wanneer hij er wil over schrijven, schrikt hij terug voor de massa's aantekeningen. Het eeuwige plaatsgebrek! Daarom verkies ik het, een paar door velen reeds vergeten en door anderen nog niet gekende bibliografische bijzonderheden over Prof. Lodewyckx te geven. In het begin van deze eeuw werkte hij aan Prof, de Vries' Groot Nederlandsch Woordenboek mede. In het Tijdschrift van het Willems-Fonds publiceerde hij opgemerkte bijdragen over het Oosterse vraagstuk en de Albanezen, over de Serviërs en over de Bulgaren. Het Willems-Fonds gaf van hem vier lezingen uit over ‘Katanga en Zuid-Afrika’. Ons tijdschrift bedacht hij ook meer dan eens met interessante artikels. Zijn grote verdiensten: Vlaanderen met de ganse Wereld te verbinden en deze grote Wereld aan Vlaanderen helpen bekend te maken.
Als je niet zo ver wil trekken, reis met Piet Schepens naar Denemarken. Hij heeft er zopas een boek over geschreven: ‘Denemarken’ (Viking, Gent). Ook hier zullen tekst en platen je een paar aangename dagen bezorgen.
En als je, zélfs in verbeelding, in eigen land wil blijven, schaf je Julien Kuypers' ‘Aan de Waterkant’ aan (De Sikkel, Antw.). Laat je met deze ervaren en gemoedelijke gids drijven op onze stemmige stromen en rivieren. Heerlijke tochten, verpozend verteld. Heb je de smaak van dergelijke, wel eens ten onrechte door zwaartillende lui miskende boeken beet, ga dan op zoek naar Stevenson's ‘An Inland Voyage’, naar Hector Van Doorslaers ‘Sur l'Escaut’, naar Maupassants ‘Sur l'eau’, naar Jean-Richard Bloch's ‘Sur un cargo’, naar Streuvels' ‘Op onze Vlaamsche Binnenwateren’. En als jij er kent, die ik nog niet gelezen heb, laat het me zonder verwijl weten; want als ik thuis moet blijven, hou ik me graag bezig met ‘papieren bootjes’ van hogergenoemde soort.
| |
18
Vacantie. Wat moet je doen als het regent uren- en dagenlang? Je zit op een tergend onverschillig appartement aan zee of in de bergen, je zit je zelf en je huisgenoten te vervelen in een kamertje waar de smerige regen impressionistische strepen op de ruiten trekt (en ook door je rekening). Lees, lees, lees en laat lezen. Er bestaan thans vele uitgaven in zakformaat. Ze overwegen niet bij je bagage (tenzij je er te veel meeneemt) en er zijn er voor alle smaken.
| |
| |
Ik noem je de Feniks-reeks (Uitg. Het Kompas, Antwerpen) met o.a. een paar uit het Engels vertaalde romans, Stanley D. Portens' ‘Het dorre Land’ en James Neitch' ‘Het Hart en Christine’ en het Hongaarse verhaal ‘Baccarat’ van Nandor Korcsmàros. Of heb je liever Grazia Deledda's ‘Maria Concezione’? Of ‘De Droom’ van Dostojefski? Elk zijn meug. Wat mij betreft, ik verkies Deledda voor de zomer- en Dostojefski voor de winteravonden.
Je kent ook wel de werken van de Boekengilde ‘Die Poorte’ (Antwerpen). Ook een paar daarvan kunnen in je jaszakken een veilig onderkomen vinden. Gaat allicht je nieuwsgierigheid naar Marg. Passon-Darge's ‘De Verliefden’ of naar Hans Watzliks ‘Op woeste Grond’, omdat je nog niets van die auteurs las, waarschijnlijk zul je toch eerst een paar bekende namen je vertrouwen schenken: Koloman Mikszath met ‘Szelistje’ en R.L. Stevenson met ‘De Dollemannen’.
Er zijn verder de meestal zeer leuke Prisma-boeken van de Uitg. Het Spectrum (Utrecht-Brussel), welke zich o.a. verdienstelijk maakte met een heruitgave van Dickens' werken. Maar laat Dickens thans voor de lange winteravonden en lees of herlees voor deze zomer en volgende herfst Bruce Marshall's ‘De vliegende Danstent’ en Godfried Bomans' kostelijk amusante ‘Erik of het Klein Insectenboek’ en ‘Mémoires of Gedenkschriften van Minister Pieter Bas’. De boog moet niet altijd gespannen zijn.
Verlang je evenwel tóch zware kost, in klein formaat aangeboden, dan is er in Vlaanderen allicht geen degelijker en rijker voorziene reeks dan de al lang befaamde Klassieke Galerij van de Nederlandse Boekhandel uit Antwerpen. ‘Hamlet’ of ‘Romeo en Julia’ kunnen steeds met je mee op reis, eeuwige gezellen. Aristophanes' ‘Vogels’ neem je in hun boek-kooi mee. Plato's ‘Protagoras’ en Shakespeare's ‘Winteravondsprookje’ lees je dan wel na de thuiskomst.
Zware kost wordt best licht opgediend. Maar wellicht heeft je reisgenote liever lichter lectuur van zwaarder omvang. Geef haar dan een Sijthoff-boek, kloek, voornaam, met sentiment én wijsheid. Een Cronin bijv., ‘Gracie Lindsay’. Of een Howard Spring: ‘Het Hart vindt een Haven’.
Aldus drijven regen-en donderwolken voorbij en nog voor je met het lezen klaar bent, is het zonnetje daar al terug. - J.S.
|
|