De Vlaamse Gids. Jaargang 37(1953)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 595] [p. 595] [Gedichten] Bezinning Ik had je altijd stil gedacht als een Gregoriaans gezang, dat van de lange kloostergang een volle klank verwacht. Ik had je steeds vereerd als van de dag de eerste zon, waar Adam stond, toen hij begon te leven, getekend en bezeerd. Je hebt toen lang gesproken, onwennig, rustloos scheef: er was zoveel wat bleef. - Je ogen klein geloken. - Dan ben je mij geweest: een vers van Li-tai-pe, de kleinste schuit in open zee. - Ik was verweend, verweesd. - Slauerhoff Toen hij bij de sirenen sliep, - zij lachten wit hun droeve lach - en plots een vreemde vogel riep van haar die aan zijn zijde lag In Aberdeen. Toen stond hij recht, - nog morden zij en schreiden stil - en heeft zijn lange hand gelegd op Jana's hoofd: een laatste wil. En is gegaan. Naar Aberdeen: een reuk van vis, en 't oude spleen. De zee was groen en ijzig koud. Nog kreet een meeuw, en was benauwd, want hij ging heen: reeds half verdwaasd, van Aberdeense droom omwaasd. Eric STANDAERT Vorige Volgende