De Vlaamse Gids. Jaargang 37(1953)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 593] [p. 593] Twee gedichten voor een kind I. Evert weg Mijn Evertje, mijn grote kleine jongen, hoe slaap je nu op 't vreemde buitengoed? Heb je geen kou gevat, niet wild gesprongen? Was je niet eenzaam in je pril gemoed? We brachten er je heen door zoveel regen, een beetje knorrig, maar daarna zo week: nu zit je mama hier met mij te wegen, hoe het toch zwaar valt, een vacantieweek! Ik ben je lege kamertje gaan groeten, je beer, je poes, de snippers die je liet, je maangordijn, het vachtje voor je voeten, en nog je trommel met ons liefste lied. Ik droom en ik kan maar de slaap niet vatten. Ik voel je natte neus, je warme zoen, ik hoor je trippelen, je duizend ‘watten’, en zie je lach en je gebedje doen. En thans lig ik met saamgeslagen handen voor Eef, mijn baron Euf, mijn Everdons, te vragen dat zijn kaarsje schoon mag branden een heel blij leven lang, en lang met ons. [pagina 594] [p. 594] II. Evert terug Een dichter is beloond. Zwijg dan maar voort, publiek; sla dan maar door, kritiek; een dichter werd beloond - zijn zoon heeft hem bekroond! Geen prijs van dynamiet verwierf hij met zijn lied. Geen prijs van klinkend goud, alleen twee tranen zout ind'ogen van een kind. Een kind, zes jaren oud, verstond, vijf strofen lang, de liefde van zijn zang! Een dichter werd gekroond. Zijn zoon heeft hem geloond met tranen voor zijn inkt! Johan DAISNE Vorige Volgende