| |
| |
| |
Meningen
Bouwen voor de eeuwigheid
‘L'architecte est le constructeur qui satisfait au passager par le permanent.’
Auguste PERRET
HET woordenboek geeft van de bouwkunst een bepaling die niet strookt met de betekenis die aan het oeuvre van de hedendaagse architecten kan gegeven worden. Een bouw wetenschap dringt zich op die de uitdrukkingsmogelijkheden van het bouwen als kunst verwaarloost en zelfs in vele gevallen
De lapidaire zin waarmede dit opstel opent legt het paradox bloot waarvoor de moderne architect zich bevindt en werpt een schril licht op de principiële contradicties die spelen aan het hart van de architectonische compositie. Onderhavige nota's pogen slechts bij benadering deze contradicties te omlijnen.
| |
La fonction crée la forme
Toen de Amerikaanse architect H. Sullivan de wet neerschreef die luidt: ‘De bestemming is de schepper van de vorm’, heeft hij de bouwkunst dodelijk getroffen. Het was voor hem en voor zijn volgelingen een absolute noodzakelijkheid deze wet bewust of onbewust te verloochenen. Het zoeken naar plastische vormen werd aangevoeld als een verraad tegenover de bestemming van het gebouw.
De bijzonderste karaktertrek van de ‘functie’ is echter voorbijgaand te zijn. De mens zelve verandert waarschijnlijk niet, maar al wat uit zijn handen komt is bestemd om verloren te gaan na gebruik. Hij verandert niet maar vervormt en kneedt en herkneedt de dingen en zichzelven, zoals een knaap die zijn werklust botviert op een klomp klei. Hij wijzigt op een grondige wijze de wereld die hem omringt, derwijze dat hij zich met enige waarschijnlijkheid een vernieuwde mens kan voelen in een omwentelende wereld.
| |
Statische en dynamische architectuur
In de oudheid schijnt de mens gereageerd te hebben tegen de ingeboren drift zichzelf te vervormen en de wereld rond zich te omwentelen. De duurzaamheid en de onbeweeglijkheid werden aangezien als de ideale levensstaat. Ook wekte de godsdienst in de mens de hoop op een dergelijke levensstaat. De architectuur die - vooraleer een kunst te worden, aan de godsdienst gewijd was - zou een onbewegelijk, duurzaam en eeuwig onveranderlijk schrijn betekenen, waarin de droom van de mens - zijn ziel of zijn dood (de terminologie is facultatief) - onsterfelijk en gelijk aan zichzelven zou blijven.
De bestemming van de gebouwen uit de oudheid was statisch, in tegenstelling met de steeds meer bewogen en beweging-eisende verlangens van de
| |
| |
bouwers die in de loop van de tijden tot uiting komen. In onze tijd heeft de beweging de plattegronden van onze gebouwen aangetast en wij zien een soort mobiele architectuur ontstaan, die zowat vergeleken mag worden bij de mobiele sculptuur van Alexander Calder.
Weliswaar was er in de architectuur van de oudheid een beweging die de belichaming was van een dynamische bestemmingsgedachte. Egyptische en Griekse architectuur waren statisch van opvatting en verwezenlijking. Indische en Gothische architectuur waren echter dynamisch. Doch in tegenstelling met onze epoque waren de dynamische krachten in de Indische en Gothische gedachte centrifugaal. De Indische tempel staat zo vast in zijn grondvesten als de zittende Boedha aan zijn zetel. De vele armen van de Boedha wieken hem rond het hoofd, gebonden aan het middenpunt van het hart. En zo ook hangt de Gothische engel vast aan de sleutelsteen van de gewelven, gelijk het geloof van de bouwmeester aan de éne, almachtige God.
| |
Geen stijlgevoel zonder erkenning van de fundamentele eenheid
De dynamiek van onze epoque bestaat erin alle traditionele ‘eenheid’ uiteen te splijten en de toekomst uit te sluiten door het ingaan op de eisen van het ogenblik. Een eindeloze verbrokkeling, een hopeloos conflict van de meest tegenstrijdige eisen en noodwendigheden zijn de kenmerken van de tijdsgeest en van haar veronachtzaamde zoon: de bouwkunst.
| |
De religieuse architectuur
Onze tijd heeft de godsdienstige architectuur uitgeschakeld en daarmee ook de enig-mogelijke en waarachtige bestemming. Men vertelt dat Le Corbusier enige jaren geleden geweigerd heeft de plannen voor een kerk te maken, en dat hij als reden hiervoor opgaf dat het traditioneel karakter van een dergelijke opdracht tegenstrijdig is met de moderne architectonische opvatting.
Hij zou nu plannen ontworpen hebben voor een onderaardse kerk in de omstreken van Marseille. Moet men daaruit besluiten dat de meester aan het traditioneel karakter van het godsdienstig gebouw zo tornt dat een vernieuwde tempel tot stand komt voor een vernieuwd geloof? Moet men veronderstellen dat dit geloof de beweging tot beginsel heeft, zij het ook geen verbrijzelende beweging, maar vergelijkbaar met de in-beweging-verkerende God in de wijsbegeerte van Bergson? Wij zagen de plannen niet en kunnen slechts twijfelen aan het goede resultaat van een dergelijke poging.
Wat er ook van zij, zolang aan de architect gevraagd wordt een tempel te bouwen voor een God, die terzelfdertijd aanwezig is in het verleden en in de toekomst, kan aan deze opdracht niet beantwoord worden in de geest van de moderne architectonische imperatieven.
| |
| |
| |
De burgerlijke architectuur
Ook de burgerlijke bouwkunde is onderhevig aan een crisis van de ziel zo ik ziel mag noemen de exaltatie van de bestemming van het gebouw door een spel van lijnen en volumen, naar een bepaling die lief is aan de Hollandse meester W.M. Dudok. Het burgerlijk gezag is geen uitstraling meer van het goddelijk gezag. Door het teloorgaan van zijn godsdienstig karakter, heeft het gezag zich grondig gewijzigd en is het een administratief apparaat geworden, dat meer aan een bijenkolonie dan aan een tempel gelijkt. De burgerlijke bouwkunde bepaalt zich heden in grote trekken tot een bureelbouw. Het stadhuis, het postkantoor, het station, de school, het pakhuis hebben de waardigheid verloren die de gemeenschap ze in voor immer voorbije tijden verleende.
Heden is de bestemming van gebouwen nooit meer tot het onveranderlijke bepaald. Wetend dat de uitbreiding binnen een onbepaalde termijn noodzakelijk wordt, tracht men deze in vooraf geplande wegen te leiden. Maar men weet ook dat de bestemming zal gewijzigd worden volgens de eis van altijd nieuwe behoeften.
Als men bedenkt hoezeer het UNO-gebouw verschilt van het ontwerp voor het paleis van de Volkenbond, dat Le Corbusier ontwierp na de vorige wereldoorlog, dan vraagt men zich af hoe gauw dit gebouw weer voorbij gestreefd zal worden.
| |
Een sociale architectuur
Tenslotte heeft de sociale woningbouw in overwegende mate de patriciërbouw vervangen en aan de steden het desolaat uitzicht gegeven dat algemeen betreurd wordt.
De sociale woningbouw stelt de gemeenschap voor stedekundige problemen, die een heel ander karakter hebben dan de esthetische problemen die door een urbanist als Leopold II voor Brussel werden opgelost, of zelfs als deze die aan Haussman toegelaten hebben de krotwoningen van het toenmalige ‘gepeupel’ uit te roeien en Parijs van mooie perspectieven te voorzien.
Het onplanmatige bouwen van volkswoningen, overgelaten aan het privaat initiatief, zonder rekening te houden met de spirituele en geldelijke mogelijkheden van de bouwer, zijn de oorzaak dat op de communauteit steeds zwaardere lasten komen wegen. Deze lasten bestaan in het onophoudelijk groeien van het wegennet, van de water-, gas- en electriciteitsgeleidingen, waarvan onderhoud en periodieke vernieuwing grote sommen geld van de belastingsplichtige vergen. Het zijn ook de verkeersverwikkelingen die in een stad als Brussel van dag tot dag angstwekkender worden en die doodsgevaar aan tijdsverlies paren. Men zal opwerpen dat de urbanist het bewijs van zijn vindingrijkheid kan leveren door het oplossen van dit moeilijke probleem. Maar weer zijn de voorliggende gegevens aan de snelle evolutie van de tijd onderworpen Op het paard en het karos van onze vaderen volgden zo snel de auto, de tram,
| |
| |
de trolleybus, de metro; op de trein het vliegtuig en de helicopter, dat ook het urbanisatieplan vrij opgevat moet worden, zodat het voortdurend gewijzigd kan worden naar gelang zich nieuwe eisen en nieuwe mogelijkheden laten gelden.
| |
De woning als kapitaal-belegging
Het huisje dat de kleine man zich sedert honderdvijftig jaar bouwt in weerwil van de grootste moeilijkheden, beantwoordt niet in de verste mate aan de meest elementaire vereisten van de moderne woningbouw. Hij wil het verschillend van het buurhuisje en zijn verlangen naar individualisering is zeker onder geen voorwendsel te laken, daar het een streven is naar opgang en verrijking van de geest. Maar door zijn armtierigheid, kleine oppervlakte, arme materialen (gemis aan geldelijke mogelijkheden), door het ontbreken van een architecturale gedachte en door het systeem van smalle gevels in een aaneengesloten straatwand, loopt dit zeer legitieme verlangen volledig spaak. Ja, door overmatige en chaotische differentiëring wordt het als het ware gedesindividualiseerd.
Het huisje dat de kleine man op het einde van zijn leven bouwt als bekroning van arbeid en zorgen, en dat hij naar het voorbeeld van een overwonnen patriciërsgeslacht aan zijn kinderen en kleinkinderen voorbestemt, is door zijn ligging en opvatting nóch voor uitbreiding nóch voor wijziging of aanpassing vatbaar. De hygiënische uitrusting ontbreekt er zeer dikwijls aan, het wordt dagelijks lelijker.
In deze tijd woont de zoon niet meer in het huis van zijn vader. Maar in het hart van de mensen wroet nog steeds het oude verlangen een sterk en duurzaam huis te bouwen, dat lang na hen zal voortleven, geslacht na geslacht, en een beetje van hun aanwezigheid op aarde zou bewaren. Het wordt als de beste kapitaal-belegging aangezien. In feite echter is het patrimonium, dat op deze wijze gevormd wordt, een der grootste schadeposten van de hedendaagse samenleving.
| |
De moderne bouwtechniek
Zo de moderne bestemmingsnoodwendigheden voortdurend evolueren, is dit ook het geval met de moderne bouwtechniek. Dagelijks biedt deze nieuwe mogelijkheden wat betreft efficiëntie en snelheid bij de uitvoering. Slechts wat betreft de duurzaamheid schiet zij hopeloos te kort. Behalve de gewapende betonconstructie die, als zij eerlijk en fier naar het voorbeeld van de gebroeders Perret wordt aangewend, de eeuwen kan trotseren, is geen enkel modern materiaal duurzaam.
Glas en ijzer zijn materialen die een voortdurend onderhoud vergen. Met ‘contre-plaqué’ van de meest diverse en kostbaarste houtsoorten, met vezelcement materialen en aluminium, hebben de Amerikaanse architecten een
| |
| |
lichtheid en een sierlijkheid van bouwen bereikt, die het mathematisch en esthetisch vormgevoel bevredigen, zoals het zich na zoveel experimenten stilaan vormt.
Hoe sterk het moderne vormgevoel de lichte materialen als aluminium in zijn esthetische verschijning geassimileerd heeft, komt wel tot uiting in de weerbarstigheid waarmee de gewapende betonconstructie bejegend wordt, wanneer deze zich door haar massa en duurzaamheid doet opmerken. Hiervoor zijn de nieuwe openbare gebouwen, die heden in Brussel tot stand komen, sprekende bewijzen. Het Centraal Station van de Noord-Zuid-verbinding, de Spaarkas, de Nationale Bank en haar drukkerij, om slechts de voornaamste verwezenlijkingen van de officiële architectuur op te noemen, zijn schreeuwende anachronismen in het stadsbeeld. Bestemd om op hun beurt de eeuwen te trotseren, zijn deze lompe bouwmassa's nu reeds de negatie van ons vormgevoel. Wat het Centraal Station betreft zou, rekening houdend met de snelle ontwikkeling van het spoorwegnet en de concurrerende verkeersmiddelen, een lichte, doorschijnende, gemakkelijk te wijzigen of desnoods volledig vervangbare constructie wenselijk zijn geweest.
De gewapende betonconstructie vindt slechts dan een bevredigende toepassing, wanneer haar macht massief uitgebuit wordt, en de moderne mens de indruk gegeven wordt, niet zozeer de toekomst dan wel de geweldige natuurkrachten, die ieder ogenblik op hem kunnen afstormen, te beheersen. Dit is het geval bij sommige industriële werken, zoals de dam van de Girotte in Frankrijk. Niet de toekomst wordt beheerst maar het ogenblik.
| |
De ruine
Nochtans, zo de functie van de gebouwen, die in onze dagen opgetrokken worden, sneller dan ooit gewijzigd wordt, heeft de bouwkunst toch van zijn oorsprong - toen aan de pyramide, de tempel en zelfs aan het paleis een tijdeloze bestemming gegeven werd - het blijvend karakter overgehouden, dat overeenstemde met de aard van het onverwoestbare materiaal dat de natuur aan de architecten ter beschikking stelde, en dat zoals het Egyptische graniet aan hun verwachtingen niet te kort heeft gedaan.
Met andere woorden zoekt de architect heden nog aan zijn oeuvre een blijvende betekenis te geven, die naast of voorbij de opdracht ligt die hem gegeven werd. Hij zoekt aan zijn oeuvre een geestelijke en constructieve waarde te geven, die het zal toelaten stand te houden en voort te blijven leven in de komende tijden, wanneer de huidige bestemming zal voorbijgestreefd zijn. Misschien zal het verschillende opeenvolgende bestemmingen krijgen, zoals dit tot zevenmaal toe met de ‘Madeleine’ van Parijs gebeurde. Maar eens zal het voor iedere bestemming ongeschikt worden, en dan eerst zal het zijn eigenlijke architectonische waarde verkrijgen.
Met andere woorden wordt architectuur eerst volledig architectuur, wanneer
| |
| |
het gebouw een ruïne geworden is, wanneer iedere bestemming voorbijgegaan is en de bouwmassa's een duurzame en tijdeloze waarde hebben verkregen.
Auguste Perret schreef een ander gevleugeld woord: ‘La belle architecture estcellequifera de belles ruïnes’ en hij aarzelt niet volgens dit princiepe een toren te bouwen waar, in 25 verdiepingen, appartementen opeengestapeld worden die de elementaire beginselen van de woningbouw overhoop werpen.
| |
Een voorstel van de dichter Henri Michaux
Het is voor ons een magere troost nu reeds te weten, dat de Perret-toren van Amiens een schone ruïne zal worden, dank zij een harmonische structuur en een onverwoestbare betonconstructie. Zouden wij niet liever op een voorstel van Henri Michaux, in zijn boek ‘Au Pays de la Magie’ ingaan, en torens en ruïnes bouwen, die van in den beginne torens en ruïnes zijn, indien het waar is dat wij daar zo behoefte aan hebben? Maar daarnaast zouden wij dan gebouwen optrekken, die beantwoorden aan de spirituele en organische behoeften van onze tijd, gebouwen die wij niet zullen doen dienen om in de toekomst te getuigen van onze onmacht om in het ogenblik te leven.
De Europese antiquariaatsgeest is reeds dikwijls aangeklaagd, en het is niet aan mij diegenen te laken, die hun leven wijden aan het volproppen van musea. Doch met klem moet dit altijd nieuwe academisme bestreden worden. Moderne architecten zijn geen bouwers aan de Babeltoren.
Albert BONTRIDDER
|
|