De Vlaamse Gids. Jaargang 37
(1953)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 449]
| |
Beschouwingen over Franz Kafka1. Kafka, praeceptor lectorisSPIJTS de lange reeks reeds voorhanden interpretaties van Kafka's werk, - ze laten zich nu al groeperen in stromingen en richtingen, alsof het een omvattende literaire of artistieke beweging gold, - werd nog geen eenheid bereikt, geen uitduiding geleverd, die volledig bevredigt en ons opgelucht doet zeggen: hier hebben we eindelijk de ‘zin’ van de romans, de korte verhalen, de kleine stukken, laat staan van het werk-als-geheel.Ga naar eind(1) En dat ligt zeker aan Kafka zelf. In de eerste plaats. Maar toch ook aan het feit dat tot 1948-49 geen bestudeerder heeft kunnen beschikken over de pas sindsdien toegankelijk geworden, ruim 700 pag. omvattende dagboeken, de Brief an den Vater en andere documenten van allereerste belang. Nu de Tagebücher uitgegeven werden, zij het dan waarschijnlijk nog ver van volledig,Ga naar eind(2) kunnen we er wenken en gegevens uithalen o.m. ter belichting en doorgronding van Kafka's scheppingswijze, zijn werk-procédé. Over deze werk-wijze spreekt hij nu wel heel vaak, in eentonige herhaling zelfs; over zijn ‘werk’ blijft hij erg gesloten. En dat zal hij wel altijd geweest zijn, wat zijn vriend en pleitbezorger Max Brod ook moge beweren. Was hij werkelijk zo mededeelzaam geweest als Brod het wil doen geloven, dan zouden we thans in zoveel punten, soms de allerbelangrijkste, niet meer in zulk duister tasten. Dan zouden we bijv, juist weten wanneer de grote romans resp. de langere verhalen geschreven werden. Nu moet zelfs Brod in zijn biografie van 1937 (2e uitg. 1946) p. 226 toegeven niet eens te kunnen zeggen wanneer Das Schloss, de 480 blz. lange roman, ontstaan is. Hoe boeiend ze ook weze, wij zullen hier op deze vraag, die ook deze is naar zijn scheppingsproces, niet ingaan; ze slechts even aanraken, in zover ze ons gegevens voor ons klein onderzoek aan de hand doet. Bepaalde passages in de Tagebücher, - ze worden overigens bekrachtigd door de Gespräche mit Kafka, die G. Janouch in 1951 uitgaf, - laten belangrijke vaststellingen en gevolgtrekkingen toe. Kafka moet nl. tal van novellen, korte schetsen, delen van de romans (we zullen helaas nooit weten in welke maat en omvang!) geschreven hebben in een ‘rush’, die tegelijk een scheppingsroes was, een soort van trance-toestand, welke hem vooral 't nachts (bij velen de voor scheppend werk gunstigste tijd) overviel. Hij moet dan iets als een medium geweest zijn, - dat medium, dat ook P. Valéry beweerde te worden in de momenten van verhevigde innerlijke spanning, voorboden van of voorwaarden tot het ontstaan van zijn poëzie (Vues p. 300, Variété V p. 156) -; een medium, dat a.h.w. mechanisch het hem overvallende of ingegevene neerschrijft.Ga naar eind(3) In zulke vruchtbare nacht-roezen zijn o.m. ontstaan Das Urteil, Der Riesenmaulwurf, grote delen van Der Prozess. Ik vermeld alleen deze titels | |
[pagina 450]
| |
omdat Kafka ze uitdrukkelijk noemt. Over hoeveel andere heeft hij niet het stilzwijgen bewaard? Een paar gevallen ter staving: Op 23 Sept. 1912 schrijft hij: ‘Diese Geschichte, das Urteil, habeich in der Nacht vom 22. bis 23. von zehn Uhr abends bis sechs Uhr früh in einem Zug geschrieben...’ (In de Gespräche p. 25 lezen we dat hij daarover zegde: ‘Das Urteilist das Gespenst einer Nacht.’) - Op 29 Aug. 1914: ‘Schluss eines Kapitels misslungen, ein anderes schön begonnenes Kapitel werde ich kaum, oder vielmehr ganz bestimmt nicht so schön weiter führen können, während es mir damals in der Nacht sicher gelungen wäre...’ (p. 436) - Op 19 Dec. 1914: ‘Gestern den Dorfschullehrer (Der Riesenmaulwurf) fast bewusstlos geschrieben, fürchtete mich aber, langer als bis dreiviertel zwei zuschreiben...’ (p. 454) - Op 4-1-15: ‘Kannich die Geschichten nicht durch die Nächte jagen, brechen sie aus und verlaufen sich...’ en op 17-1: ‘Die Nacht ist gewiss die beste Zeit...’ Het blijkt nu dat de melancholicus Kafka bijna altijd in korte bevliegingen van geestdrift ontsteekt bij dergelijke prestaties, - het zijn zijn werkelijke geluksmomenten! - maar ook dat hij zich achteraf telkens bezinnen moet op het geschrevene, pas later zelf de ‘zin’ ervan volledig ontdekt; het als in roes geschrevene voor zich zelf duidt en commenteert. Ten minste tweemaal in dezelfde korte tijdspanne stellen we dit vast. Op 22-23 September 1912 schreef hij Das Urteil; de 11. Februari 1913 na het verbeteren van de drukproef noteert hij: ‘Anlässlich der Korrektur des “Urteil” schreibe ich alle Beziehungen auf, die mir in der Geschichte klargeworden sind, soweit ich sie gegenwärtig habe. Es ist dies notwendig, denn die Geschichteist wie eine regelrechte Geburt mit Schmutz und Schleim bedeckt aus mir herausgekommen und nur ich habe die Hand, die bis zum Körper dringen kann und Lust dazu hat.’ Wat dus zeggen wil dat hij de geschreven vertelling wel aanvaardt als gesloten en volwaardig geheel maar ze zelf nog doorgronden moet. De bekentenis dus dat ook voor hem daarin nog veel onbekends schuilt. Een jaar later constateren we dit verschijnsel nog eens en wel bij de parabel (Kafka noemt ze ‘die Legende’) van de ‘Türhüter’. ‘Vor dem Gesetz’ heet het stukje, dat zelfstandig ontstaan en als zodanig in de band Erzählungen opgenomen, toch ongewijzigd en als kernstuk in Kap. IX van Der Prozess werd ingelast. Vóór December 14 geschreven, voor de auteur toen een bron van tevredenheid (‘jedes Zufriedenheits - und Glücksgefühl wie ich es z. Beisp. besonders der Legende gegenüber habe’ Tgb. p. 448) heeft Kafka het zinrijke en daarom zo moeilijk tot één klare kern te herleiden stuk dan voor zichzelf onderzocht en toegelicht. Op 13 Dec. lezen we immers: ‘Ich habe nur eine Seite geschrieben (Exegese der Legende)’. De overeenstemming tussen beide gevallen is wel treffend. Telkens voelt | |
[pagina 451]
| |
Kafka de behoefte, te verhelderen... voor zich zelf. Wanneer hij kort daarop, de 24. Januari 1915 de legende en vermoedelijk de ‘Exegese’ aan zijn Berlijnse verloofde voorleest, noteert hij: ‘Bei der Türhütergeschichte (i.e. Vordem Gesetz) grössere Aufmerksamkeit und gute Beobachtung. Mir ging die Bedeutung der Geschichte erst auf, auch sie erfasste sie richtig...’ (p. 460). Maar wat zien we dan: bij de inlassing in Der Prozess Kap. IX (Im Dom) heeft hij het nodig geacht de Exegese toe te voegen aan de tekst. Dus een kommentaar a.h.w., die men aanvankelijk opvat als een poging tot verklaring van de moeilijke, tot velerlei hypothesen aanleiding gevende parabel. Over deze laatste (p. 255-57) begint dan een discussie tussen de Gerichtskaplan en de held van de roman, Josef K., discussie die acht pag. bestrijkt. Commentator is de Kaplan, die immers de legende meedeelt; luisterende, slechts af en toe met een vraag of aanmerking tussenkomende partner is Josef K. Op zichzelf wordt dit gesprek aldus een subtiel, schrander, spitsvondig, met alle knepen en trucjes van de volmaakte casuist opgebouwd en doorschoten woord-duel.Ga naar eind(4) Een duel, gevoerd niet alleen tussen een ingewijde en de volslagen leek, die K. is, maar nog meer tussen de Kaplan en denkbeeldige of althans niet nader benoemde exegeten, imaginaire partners. Wat het getal der mogelijke opvattingen-in-potentie onbeperkt vermeerdert, - een der dialectische kunstgrepen, die Kafka met kennelijke voorliefde toepast en niet de laatste oorzaak van onze moeilijkheden. Het is alsof hij, de dialecticus, die blijkbaar de hypothese als de interessantste en lonendste vorm van hersengymnastiek beschouwt, haar overal tot vertrekpunt kiest voor lange oefeningen in het luchtledige, hier de parabel en haar paradoxale zinrijkheid als basis gebruikt voor een nog vrij beperkte reeks oefentochten. Juist gelijk hij elders, in de dagboeken, korte verhalen en kleine stukken (Das Stadtwappen, Das Schweigen der Sirenen...) een bewering, een historisch of legendarisch feit, kortom een concreet gegeven, een ‘Tatsache’ of ‘Tatbestand’ uitlegt, van alle zijden belicht, naar alle zijden wendt en keert en ze dan als springplank benuttigt voor hypothetische structuren, die ingeleid worden met een ‘es wäre aber denkbar... es ist vielleicht denkbar, dass...’. De kapelaan beweert er de tekst te duiden; Kafka-creatuur van het zuiverste water, gebruikt hij met aandringerige opzettelijkheid al de termen, die in analoge gevallen zo vaak voorkomen dat we ze termini technici van het Kafkaiaanse discussie-type mogen noemen: ‘deuten... die Deutung... die fremde Meinung... die erste Erkläring deutet auf... viele Erklärer... die Erklärer sagen hierzu... ich zeige dir nur Meinungen, die darüber bestehen... wie wird diese Meinung begründet?... es ist anzunehmen dass... hier stösst du auf eine Gegen-Meinung...’ enz.; een terminologie, die de lezer ver buiten de traditionele romansfeer leidt; die hem leidt naar de sfeer, welke vaak op-maar niet altijd mee-valt bij de ideeënrijkste cerebraalste Duitse auteurs, althans in bepaalde wel eens als kunstmatig geïntercaleerd aan te voelen delen van hun zware romans: Jüngers Heliopolis (Symposion), Th. Manns Zauberberg (de eindeloze | |
[pagina 452]
| |
discussies tussen Settembrini en Naphta), Doktor Faustus (Gespräch mit dem Teufel). ‘Meinung’ wordt er dan naast ‘Meinung’ gesteld, opvatting tegen opvatting uitgespeeld. Zodat een bravourstuk van subtiele redeneerkunst ontstaat, dat aantoont en waarschijnlijk geen andere bedoeling heeft dan in concreto, quasi in zich zelf aan te tonen, hoe de rede, de logica met een gegeven kan spelen en goochelen, hoe ze kan afleiden en verbinden... en hoe, wanneer het verstand wil, de aanvankelijke zekerheid of wat er aan zekerheid bestond, daarbij kan en moet te loor gaan. Want men bemerke: het resultaat van het dispuut is negatief. Het dispuut was overbodig. Dat zegt Kafka zelf al bij monde van zijn held p. 263: ‘Es ist unentscheidend ob der Türhüter klar sieht oder getauscht wird’. Hij zegt het echter pas na 6 pag. gedrongen discussie, die uitsluitend over dit ‘unentscheidende’ punt loopt. Wat volgt bekrachtigt deze uitspraak: er werd alleen vlijmscherp gediscussieerd om... niets te bereiken, doelloos, men is geneigd te zeggen, alleen om het louter behagen aan de discussie als verstandsoefening. Werd niets bereikt? Toch wel. Er werd bereikt (en dat zal in de meeste parallele gevallen bij Kafka wel hét doel zijn!) dat de gesprekspartners, in de eerste plaats de held, tot de erkentenis komen dat hun inspanning, hun prestatie (en het geven zowel als het volgen van de uiteenzettingen verdient deze betiteling; het zijn ‘prestaties’!) vruchteloos en nutteloos is geweest. Meer nog: dat ze schadelijk was, alleen nog groter onduidelijkheid schiep dan te voren heerste... dus dat de kracht, die tot deze prestatie in staat stelde, feitelijk een gevaar betekent, het boze is: de logica, de ratio! Want zij is de oorzaak van de diepe verwarring, waarin K. gestort wordt: ‘Die einfache Geschichte war unförmlich geworden... er wollte sie von sich abschütteln’ (p. 264). Dat is zijn geestelijke ervaring: zijn oordeel is er bij afgestompt. Maar ook zijn gemoed en zijn lichaam zijn er moe en dof bij geworden, want: ‘Er war zu müde, um alle Folgerungen der Geschichte übersehen zu können...’ (ib.). Kafka toont dus aan en zegt uitdrukkelijk wat er in en met zijn held gebeurt: geestelijk, psychisch en fysisch. Ondubbelzinnig be-noemt hij ditmaal het verschijnsel. Maar hier ligt juist de les, die hij ons geeft! Want ook wij, de lezers, moeten deze discussies ondergaan, het denk-proces doormaken, in zekere zin dezelfde prestatie leverenGa naar eind(5) met dezelfde resultaten. Geprikkeld, niet minder dan Josef K., hunkeren ook wij naar de verklaring van de mysterieuze legende, volgen wij de uiteenzetting in haar breedvoerigheid en subtiliteit, constateren gaandeweg dat zij naar niets leidt, spannen ons in... worden moe en erkennen met de held: ‘die einfache Geschichte ist unförmlich geworden.’ Wij stellen bij en aan onszelf de verschijnselen vast, die Josef K. met name noemt of die aan hem waargenomen worden: de drievoudige moeheid! Men late zich nu niet misleiden door dat ander verschijnsel, dat feitelijk ons twijfelachtig voorrecht is: deze afmatting treedt weer in bij elke poging om de zin van de legende toch te achterhalen. Het fenomeen herhaalt zich. Josef | |
[pagina 453]
| |
K. aanhoort haar slechts eenmaal... wij herlezen ze, zo vaak we willen. En herlezen ze vaak, inderdaad. Daarin moet dus mede het geheim van Kafka's vertelkunst berusten: trots elke hernieuwde ervaring, dat het speuren naar de zin faalt, laten we niet los. De prikkeling van dit onbekende is zo sterk dat we er niet aan ontkomen, spijts alle ontgoocheling. Summa: Kafka zegt onrechtstreeks tot de lezer: ‘Zo moet ik, niet anders kan ik gelezen worden... en dit zult gij er bij ondergaan. Zoals ik, zult gij de vernietigende kracht en werking van de nochtans “unerschütterliche” logica (Der Prozess p. 272), mijn en uw godsgave, in den geest en aan den lijve ondervinden.’ Even een parenthesis. De logica, het redeneervermogen... onze godsgave! Het wil mij meer en meer toeschijnen dat een goed deel van Kafka's tragiek juist ligt in het besef dat hij, - en de mens tout court, - geketend ligt aan deze gave, zoals bijv, nog aan zijn sexualiteit. Zeker, op ontelbare plaatsen van dagboek, gesprek en werk klinkt dit besef door; sommige verhalen zijn wellicht niets anders dan één lang aangehouden bewijsplaats. Nergens lijkt het mij zo schrijnend tot uiting te komen als in deze passus uit ‘Forschungen eines Hundes’ (Beim Bau der chinesischen Mauer p. 171): ‘Ich kann mir schmeicheln, dass ich durch meine Fragen in diese Dinge doch ein wenig Bewegung gebracht habe. Man beginnt zu begründen, eine Art Begründung zusammenzuhaspeln, man beginnt und wird allerdings auch über diesen Beginn nicht hinausgehn. Aber etwas ist es doch. Und es zeigt sich dabei zwar nicht die Wahrheit, - niemals wird man soweit kommen, - aber doch etwasvon der tiefen Verwirrung der Lüge. Alle unsinnigen Erscheinungen unseres Lebens und die unsinnigsten ganz besonders, lassen sich nämlich begründen. Nicht vollständig natürlich, - das ist der teuflische Witz, - aber um sich gegen peinliche Fragen zu schützen, reicht es hin.’Ga naar eind(6) Men zou nu kunnen opwerpen dat het geval van de legende op ontoelaatbare wijze veralgemeend werd, dat dit éne geval tot maatstaf werd genomen. Stond het inderdaad alleen, ik zou mij aan dergelijke veralgemening niet wagen. Maar men ontmoet deze hebbelijkheid van Kafka, dit procédé, zo men wil, met een bijna obsederende regelmatigheid, niet alleen in Der Prozess maar ook in Das Schloss, Der Riesenmaulwurf, enz. Reeds in Kap. I van Prozess, waar Josef K. zich met Frau Grubach over zijn aanhouding wenst te onderhouden, dit ook doet (p. 29-32), dan echter p. 32 het blijkbaar onvruchtbaar gesprek met een ongeschikte partner loodrecht afbreekt: ‘plötzlich ermüdet und das Wertlose aller Zustimmungen dieser Frau einsehend...’ Treffender nog, overtuigender dan de legende-exegese in kap. IX, is de Titorelli-episode in kap. VII. Ik zou er hier misschien alleen maar naar verwijzen, er niet bij stilstaan, indien ik niet de overtuiging had gewonnen, dat de kommentatoren de figuur Titorelli op on vergeeflijke wijze hebben verwaarloosd, doordat zij, op grond van de tot nu in alle edities, Duitse en vertaalde, verkeerd gestelde volgorde der hoofdstukken, niet schijnen te willen zien dat | |
[pagina 454]
| |
Titorellier toe bestemd was de centrale figuur Van de onvoltooid gebleven tweede helft van de roman te worden. Men kent de episode, weet dat Josef K. Titorelli, de gerechtsschilder, gaat opzoeken in diens kamer om bij hem raad, steun en inzicht in het mysterieuze gerecht te erlangen. De in deze geheel ingewijde schilder deelt hem op zijn vraag eerst zeer bondig, in 6 regels, de drie mogelijkheden der vrijspraak mede (p. 184). Zij schijnen uiterst eenvoudig, te oordelen naar de benamingen: ‘die wirkliche Freisprechung, die scheinbare Freisprechung, die Verschleppung’. Maar dan, - men denke aan de kwantitatieve verhouding tussen legende en exegese: 2-8 pag. - begint, onderhouden en gevoed met de vragen, opwerpingen, beknopte oordeelvellingen van Josef K., een eindeloze uiteenzetting, die slechts een paar maal onderbroken wordt door de groteske noot van een brokje verhaal of beschrijving. De schilder licht elke mogelijkheid toe met een vloed van splitsingen, distinguo's, casus. Het is een prettige en stimulerende taak, een van de drie gevallen grafisch voor te stellen bijv, als een boomkruin met stam, zwaarder en lichter takken, twijgjes en botten... uitlopers in en naar het ijle! 6 regelen omvat de definiëring van de 3 mogelijkheden, - 12 pag. langs is de uitweiding, in elk van haar grote onderdelen al vervallend in een reeks splitsingen, gevallen, hypothesen. Zo ingewikkeld, dat, wat in de aanvankelijke korte formule klaar en direct vatbaar scheen, na de toelichting tot een onontwarbaar en toch gefundeerd en samenhangend kluwen is geworden. Spitsvondigheid, discriminatie- en deductievermogen, bekwaamheid tot het oprichten van hypothesen, de kunstgreep van het behendig ontwijken... kortom alle vormen van het verstandsspel worden hier uitgestald. Ratiocinatie viert hoogtij. En toch! Is K. wijzer geworden? Ja en neen. Hij is thans zeker van de onzekerheid, waarin hij zich bevindt. Scherp ziet hij de onmogelijkheid in, ooit de oplossing van zijn geval te krijgen. Zoals bij het eind van het gesprek met de kapelaan resumeert hij zijn indruk in een paar lapidaire zinnen: ‘Eineinziger Henker könnte das Gericht ersetzen’ zegt hij al p. 185, maar vooral p. 195, waar Titorelli ‘alles noch einmal zusammenfassend, als wolle er K. auf den Heimweg einen Trost mitgeben, sagte: “Beide Methoden haben das Gemeinsame, dass sie eine Verurteilung des Angeklagten verhindern”. “Sie verhindern aber auch die wirkliche Freisprechung” sagte K. leise, als schäme er sich, das erkannt zu haben.’ Terwijl de schilder, zonder te verpinken, met dodelijke ernst besluit: ‘Sie haben den Kern der Sache erfasst’. Der Kern der Sache! Het woord, dat normaliter als een bevrijdende noot zou moeten klinken; men bedenke immers: de kern... de oplossing van het raadsel! - Een opluchting dus. Maar wat is ten slotte weer deze kern: verwarring, besef van het onontwarbare, dat des te duisterder werd naarmate men er meer over sprak en nadacht. Het besef van de ‘Ausweglosigkeit’ der eigen situatie. Een afgrond bijgevolg. En weer stellen we vast dat alles zich voltrekt naar het boven geschetste dus bijna schematisch wordend verloop. Weer is K. aan het eind van zijn weerstandsvermogen, van zijn spankracht. De eerst niet, dan wél verzwakkende | |
[pagina 455]
| |
inspanning bij het volgen van de uiteenzetting heeft hem moe gemaakt, geestelijk en fysisch. Gaandeweg wordt deze verzwakking getoond, eerst met kleine wenken (men leest er zo licht overheen!), dan met het brutale woord: p. 187: ‘... sagte K. mit schwacher Stimme....’; p. 188: ‘K. hatte die Ausdrücke (i.e. de benamingen van de vrijspraakmogelijkheden) schon wieder vergessen...’; p. 191: ‘K., der ein wenig zusammengesunken war...’; p. 194: ‘... K., demvon der Anstrengung, mit der er sich zum Zuhören gezwungen hatte, der Kopf schmerzte...’ tot p. 198: ‘K., wankte mehr als er ging...’ Totaal gebroken vlucht hij. En de laatste toetsen, die Kafka aan dat beeld toevoegt, al suggereren zij de drukkende gerechtsatmosfeer in de lange smalle gangen, waar aangeklaagden leunen of liggen, murw gemaakt door het eindeloos wachten... waar de brutale, vroegrijpe kleine meisjes, ‘die ja auch zum Gericht gehören’, hem met grotesk gebaar en woord uitgeleide doen... die toetsen zijn van zulke aard, dat zij feitelijk nog relief geven aan wat zich in K. voltrokken heeft. Juist dezelfde indruk en gewaarwording stelt de lezer bij zich zelf vast: vermoeidheid, het gevoel alle spoor bijster te zijn, bij het voorgedragen kluwen gaandeweg elke kans op overzichtelijkheid en klaarheid te verbeuren. En met de door Josef K. geslaakte zucht van verlichting, zegt ook hij: het is voorbij. Zo verlopen bij Kafka alle exegesen, alle dialectische oefeningen. Aan het eind zegt de auteur ons wat wij moeten denken en voelen. Theoreticus en prakticus in één! Niet anders in Das Schloss! Van groter belang voor de gang der gebeurtenissen, voor de houding van de hoofdpersoon, landmeter K., dan Titorelli's exposé of de legende van de Türhüter voor Josef K., is hier de aanstellingsoorkonde, die K. reeds de tweede dag van zijn verblijf uit het slot ontvangt, (p. 36) Hij zondert zich dadelijk af om het slechts 16 regels lange document te lezen. Dit lezen wordt de vanzelfsprekende Kafkaiaanse interpretatie, ditmaal slechts 2 pag. lang. K. spiegelt de overwegingen, die wij, lezers, zouden kunnen maken, eigenlijk zouden dienen te maken, indien wij voldoende gedrild waren op het Kafka-eigene denkprocédé. Dat is dan het eerste, ons door de auteur opgelegde ‘Gedankenexerzitium’, niet veel meer dan een aanloop. Want bij het eerste gesprek, dat K. met zijn onmiddellijke superieur, de dorpsburgemeester, heeft, wordt de brief weer gecommentarieerd. En ditmaal door een deskundige, een man naar Kafka's hart, meester in het ontwijken van preciese antwoorden, in het sophistisch duiden van een tekst, in het vinden van uit- en sluipwegen. Weer ontstaat hier een bladzijden lang bewijsstuk van Kafka's kunst, ‘das Einfache unförmlich zu machen.’ Hier ontmoeten we trouwens het woord, dat ons een van de sleutels schijnt tot het bepalen van 't schrijvers nooit ondubbelzinnig te vatten houding en | |
[pagina 456]
| |
overtuiging. P. 95 heet het: ‘manches spricht dafür - manches dagegen...’ Misschien de eenvoudigste formule om een houding te fixeren, die niet uit lafheid maar uit helzichtigheid wankelt, - en meteen het besef van de schrikwekkende veel-vormigheid en veel-duidbaarheid van het leven en al zijn verschijnselen.Ga naar eind(7) Wie gemelde bespreking tussen K. en Dorfvorsteher leest (het gehele 5e kap. en vooral p. 96-103) zal wellicht nog meer dan elders, in de exegese of in de Titorelli-episode, getroffen worden door de opstapeling van wendingen, die de ons al bekende neiging tot ratiocinatie verraden: ‘Sie deuten... den Brief so gut... die Bedeutung des Briefes.... meine Auslegung... Ihre Auffassung... meine Ausführungen...’ De eerste paragraaf van pag. 101 o.m. is een ongeëvenaard voorbeeld van een in het woordgebruik, in de terminologie neerslaande gesteldheid, (vgl. ook Der Riesenmaulwurf p. 133vv.) Gelijk in de gevallen, die we als analogons in Der Prozess aanstipten, is de uitkomst weer negatief, d.i. alle discussie leidt weer alleen naar onbepaaldheid en twijfel. Wat andermaal, zoals in het geval Titorelli, met een grijnslachje aangestipt wordt. ‘So bleibt dann das Ergebnis, sagte K., dass alles sehr unklar und unlösbar ist, bis auf den Hinauswurf.’ - ‘Wer wollte wagen, Sie hinauszuwerfen, Herr Landvermesser? sagte der Vorsteher. ‘Eben die Unklarheit der Vorfragen verbürgt Ihnen die höflichste Behandlung, nur sind Sie dem Anschein nach zu empfindlich. Niemand hät Sie hier zurück, aber das ist doch noch kein Hinauswurf.’ (p. 102) De inslaande zin, elders in de gewone romans een som (naar de betekenis) en een opluchting (voor het gevoel van held en lezer) valt telkens weer in volle kracht, kort en snijdend. Een opluchting dan? Beslist niet, want hij betekent hier: zeker (kort en raak te zeggen) is alleen de onzekerheid (die alleen maar groter kan worden met het tasten en zoeken).Ga naar eind(8) Twee Deutungen naar Kafka-se wijs ondergaan brief, ontvanger en lezer. Maar de hele Schloss-roman wemelt van situaties, die tot herhaling van het procédé met de begeleidende verschijnselen aanleiding geven. Niet altijd volgt de interpretatie. Kafka kan zich immers bij deze overvloed veroorloven ook al eens te verzaken. Men vermoedt echter dat hij a.h.w. alleen met leedwezen een zo schone kans heeft laten ontglippen als aangeduid wordt in deze ‘gestrichene Stelle’ p. 486: ‘Das ist der Tatbestand. Er könntenun in verschiedener Weise gedeutet werden’ - of p. 304, waar Olga over de brieven van haar broeder Barnabas zegt: ‘Die Ueberlegungen, zu denen sie Anlass geben, sind endlos.’ Der Tatbestand... deuten... die Ueberlegungen... endlos.... Ligt in deze vier woorden, in deze twee zinnetjes niet al wat wij hier betoogd hebben? Brief, document, oorkonde: zij vormen de vaste kern, waarrond het net van de interpretaties, van mening en tegen-mening. ‘Deutung’ en ‘Ueberlegung’, | |
[pagina 457]
| |
mogelijkheid en hypothese geweven wordt. ‘Ein gar zu weites Feld’ placht de beminnelijke von Briest te zeggen. Hoe dit veld kan be-akkerd worden zonder ooit vruchten te dragen, dat leert ons Kafka, praeceptor lectoris. En we kunnen er hem met een zuur lachje dankbaar om zijn. Herman UYTTERSPROT |
|