genoeg geestkracht bezit om het, waar noodig, te verbeteren. Men ‘bevrijdt’ dat het een lieve lust is, onder het motto der laatmaarwaaiers: ‘après nous le déluge’. Wat er van de ‘bevrijden’ terecht moet komen, behoort niet tot de zorgen der bevrijders, die met het bloote feit van bevrijden hun menschlievende taak volbracht hebben. En zoo ziet men overal in deze nieuwe wereld: verwarring, corruptie, hongersnood, verraad, onderlinge strijd en armoede, armoede, armoede ten gevolge van het krachtdadig, luchthartig bevrijden. Men brengt al deze ellenden over groote volksgroepen, omdat men uitgaat van de waan dat zij méér hunkeren naar leuzen en naar praal, dan naar welstand. Men haalt onaantastbare, bekwame, ervaren bestuurders weg en vervangt die door omkoopbare, onbeschofte, ongeletterde, in elk geval onopgeleide en onervaren bestuurders en men beweert, zonder lachen, dat men de bestuurden daar een weldaad mede bewijst. Het is met dat nationalisme een vreemde geschiedenis. Wanneer ik de openbare meening zou deelen, wat ik natuurlijk niet doe, zou ik het nationalisme uit de grond van mijn hart moeten verafschuwen indien het Duitsch is. Maar ik moet het eerbiedigen en liefst nog vergoden, zoo het zich als Indonesisch aandient. Het nationalisme in Zuid-Afrika zou ik moeten verfoeien, volgens de heeren die het weten, maar wat Amerika betreft (waar het zich zoo duchtig laat gelden) moet ik er vóór zijn. Het Russische nationalisme deugt geloof ik niet, maar het Engelsche kan er mee door.
Ik heb mij meer dan tien jaar van mijn leven, onder de invloed van mijn bewondering voor Charles Maurras, bezig gehouden met alle vraagstukken met het nationalisme verbonden. En ik denk over deze niet meer, gelijk ik in 1912 of 1920 deed. Maar dit staat voor mij vast: men hangt het nationalisme als levensleer en politiek beginsel ààn of men verwerpt het. Een andere eerlijke en redelijke keuze bestaat er niet. Het is onzinnig, krankzinnig om de waarde van een gedachtenstelsel te bepalen naar de man die het toepast: als A het doet is het heerlijk, als B het doet is het afschuwelijk!
Het nationalisme is ongerijmd, omdat het in wezen gegrondvest is op ficties. Een kind dat in de voorkamer geboren wordt van een huis, bij Baarle-Nassau op de grens gebouwd, ontpopt zich tot een Belgisch nationalist; zijn broeder die in de achterkamer het licht zag, tot een Nederlandsch! Een heer uit Roozendaal acht zich anders, meestal beter, dan een heer uit Esschen en omgekeerd.
Het nationalisme vertolkt ook de verbondenheid van de mensch met zijn verleden, zijn geslacht, zijn tijdgenooten, zijn landschap, zijn overleveringen. En stelt hem, dóór het gevoel van te behooren tot een machtig historisch geheel, in staat zichzelf te overtreffen in deugden en bekwaamheden. De enkeling krijgt door het nationalisme een plaats, zijn plaats in de tijd en de ruimte. Hij gevoelt zich één met die hem voorgingen, die het heden met hem deelen en die de fakkel zullen verder dragen.
Ik doe hier geen keuze. Ik vraag alléén een kleine poging tot tesamenhang in de gedachten. Is het nationalisme absurd, gevaarlijk en zedelijk niet te rechtvaardigen, dan is het dat NERGENS en NIMMER. Is het daarentegen levenwekkend, voortspruitend uit een diepe zielsbehoefte, gezond en normaal, dan is het dit ALTIJD en OVERAL.
Ik vind alles best. Maar het zou mij moeilijk vallen om, als ik in de lijn wilde blijven (wat ik niet wil) de eene dag dit en de andere dat te moeten huldigen, dus hier te moeten prijzen wat ik enkele kilometers verder behoor te verguizen. De moeilijkheid in het verkeer met de heeren-toonaangevers schuilt in het feit dat zij bang zijn voor de werkelijkheid, en woorden gebruiken om een afwezigheid van begrippen aan het oog te onttrekken. Politiek op denkbeelden gegrondvest is onvereenigbaar met algemeen stemrecht. Daarom zijn wij overal behept met een politiek van leuzen. Het komt er voor een standwerker op het marktplein niet op aan of zijn woordenstroom eenige beteekenis of tesamenhang heeft, zoolang hij er zijn fleschjes reukwater of kitlijm door verkoopt. Hij die vraagt naar vaste grond onder de voeten is de spelbreker, temidden van hen die met ballonhoofden gezegend even boven de werkelijkheid zweven.
Logica en consequentie zijn contrabande in een wereld waar bedrog de grondslag voor leven en levenseerbied vormt. Daarom en daarom alléén antwoord ik een nationalist dat ik het nationalisme verfoei en een internationalist, dat ik het internationalisme verafschuw. Waar de waarheid dan ligt? Nooit in het midden. Nooit op het forum. Nooit in een tooverformule. Mijn vaderland is de poëzie. En dit vaderland heeft de tegenstelling tusschen nationaal en internationaal in zich opgeheven. De poëzie is nationaal en inter-