minnaressen’ die in de onvergetelijke romans gestalte aannamen: Heathcliff, Werther, Emma Bovary, Julie, zij die door het vagevuur der liefde gingen. Wel had de dichter van ‘Beatrijs’ gelijk, toen hij schreef:
Ik en konste U niet gezeggen als,
Hoe vele geluks ende ongevals
Uit der minnen bekeronnen
***
Alleen wanneer de schrijver ons dwingt te geloven in de liefde van de romanfiguur, aanvaarden we alles wat ons wordt voorgezet. de sentimentaliteit van de romanticus evengoed als de onverbiddelijke openhartigheid van de naturalist: de jonge Goethe evenzeer als de jonge Zola, Alain-Foumierèn Lawrence. En ook wanneer charmante spot een speelse toon aanslaat, aan-vaarden we die glimlachend: sierlijk spel met ondergrond van ernst. Zo de treffende samenspraak over de liefde in Hein van Aken's ‘Roman van Heinric en Margriete van Limborgh’ uit ±1300, die onze degelijke hoogleraar-dichter Albert Verwey aldus in nieuwer Nederlands overbracht:
‘Nu deed Margriete nog vier vragen. De eerste aan koning Rioen: wat het gelukkigste ogenblik is. Hij zei: Als men 's morgens te bed zou liggen in een frisse kamer, met groene biezen op de vloer en dan zou op blote voeten in een hemdje diegene binnenkomen die men liefheeft en naar wie men lang verlangd heeft, en zij zet de ene voet op het bed en slaat met één hand de dekens op ik verlang niet, dat ze nader komt, maar dat ze zo sta en ik wacht dat is het gelukkigst ogenblik’. ‘Zo is het', riepen de heren!’
Het is een geraffineerd spel, dit spreken over de liefde door al deze hoge edelen en jonkvrouwen, op verzoek van de Keizerin van Constantinopel in haar fraaie bloemenhof bijeengekomen - maar hoe houdt de sierlijkheid dit gesprek binnen de zo gevaarlijk vage grenzen van wat nog net gezegd kan worden!
***
Alleen wanneer men de liefderomans van Ramon del Valle Inclan (1866-1936), de Spaanse romancier die door de jonge Spaanse kunstenaars zo hoog wordt geschat omdat hij de taal van Spanje verjongde en nieuw leven inblies, leest met een glimlach, en ze vooral niet au sérieux neemt, kan men ze waarderen. Het is eenzelfde soort geraffineerd spel met hartstochten, meer litterair dan direct gevoeld, als bij Hein van Aken. Vier verhalen, door Del Valle Inclan onder de titel ‘Sonates’ verenigd, en welke achtereenvolgens als ondertitels dragen: ‘Lente’, ‘Zomer’, ‘Herfst’ en ‘Winter’ - en de uitgever (Kroonder, Bussum) zorgde voor vier felrode bandjes, terwijl zelfs in de ‘kleur op snee’ een toespeling te zien is op de evolutie van de gloed van de hartstochten