beaucoup de mal. Retenez une chose de cesoir: c'est que j'alétésincère avec vous.
Hij neemt me bij de hand en we stappen verder. Elk voor zich voelt een onbehaaglijke gegeneerdheid, zodat we vermijden naar elkander op te zien. Dankbaar luisteren we naar het zoemen van een late binnenvarende sloep waarvan het witte toplicht als een lampion meedeint met het bootje. Hoe verder wij door de zompige nacht schuiven, hoe moeilijker het mij wordt te realiseren wat daar zojuist is gebeurd.
Was het werkelijk slecht dat ik mij deze sensuele liefkozingen van Friquet liet welgevallen en als jonge bakvis oplaaide van totnogtoe ongekend genot?
Of was ik psychisch zó afwezig door de magnetische tover van de Parijzenaar en wordt dit dan mijn excuus voor dit zinnelijk avontuur?
Het was daarbij allemaal zo radeloos snel gebeurd, fout was het in allereerste plaats geweest mij met die vreemde man op dit verre strand te wagen.
Wrokkig tegen mezelf en zenuwachtig zoekend naar een motivering die me een bedrieglijke troost brengen zal klim ik samen met mijn cavalier de trap op, vlak voor het koningspaleis.
Bijna geluidloos stappen wij door de straten die zwarter worden en onze gestalten mummificeert naarmate onze koppige zwijgzaamheid groeit.
Een handdruk als afscheid op de hoek van het tramdepot heel dicht bij mijn huis, is het eerste teken dat ons tot de werkelijkheid terugbrengt.
We staan tegenover elkander innerlijk krankzinnig overstuur. Ik schrik van het harde wit in zijn ogen...
Speelt hij comedie? Nochtans zijn ‘retenez ceci, Olga, ce soir j'ai été sincère avec vous’ had allesbehalve een vals accent.
Vóór hij vertrekt zegt hij schijnbaar achteloos:
- Demain je retourne à Paris pour quelques jours. Vous reverrez-je petite?
- Je ne puis vous promettre, Monsieur Friquet, laissez-moi d'abord revenir
à moi-même. Je me sens tellement bouleversée.
Halverwege de Metserstraat trapt een fietser voorbij.
- Goen avond, hoor ik hem zeggen en hij rijdt verder.
Op de hoogte van Berts huis springt hij van de fiets en verdwijnt in het deurportaal.
- Bert! Zou Bert ons gevolgd hebben?
Met een korte snak draai ik de klink om van de voordeur. Op de tast zoek ik de trapleuning en sukkel naar mijn mansarde. De treden kraken opzettelijk harder dan gewoonlijk in dit oude huis. Even raak ik het tafeltje op de overloop waarop een cliver staat.
Alles helpt ongenadig mee om mijn rusteloos geweten aan te klagen.
- Zijt gij het, Olga?
De hele trapzaal is verlicht. Moeder houdt de quinquet boven de leuning. - De schouwburg eindigde zo laat, lieg ik.