| |
| |
| |
Het begrip ‘meeting’
Schets van een historische evolutie
ENKELE VASTSTELLINGEN. - Wie in onze encyclopedieën naar een verklaring van het woordje ‘meeting’ gaat zoeken, zal zich met een uiterst karige uitleg tevreden moeten stellen. Hoogstens verneemt hij daar, dat het een van het Engels afgeleide term is, die doelt op een publieke vergadering. Nochtans zijn we er ons van bewust, dat dit woord bij ons niet enkel ten volle burgerrecht geniet, maar op het vasteland, zelfs een zeer speciale, soms wel wat van het oorspronkelijke Engels verschillende betekenis heeft. Er is meer: zouden we de ‘meeting’ niet als een soort instelling kunnen beschouwen? Een instelling dan met een rijk gevuld en ongemeen belangrijk verleden. Haar functie - dat valt al onmiddellijk op - blijkt sterk afhankelijk van tijd, land, sociale of locale sfeer. Mede daarom schijnt het ons het meest practisch toe, bij deze proeve van bepaling, de zaak historisch op te vatten. Graag hadden we ons hierbij tot het kader van eigen land beperkt, maar een voorgeschiedenis blijkt toch noodzakelijk.
DE OORSPRONG. - Men hoeft zeker geen filoloog te zijn om de oorsprong van het woord zelf terug te brengen tot het Engelse werkwoord ‘to meet’ = ontmoeten, bijeenkomen. De etymoloog Skeat klimt op tot het Angelsaksisch: mot - moot - meet - gemeting, waaruit ten slotte ‘meeting’. Dit zou dan beduiden: een vergadering, beroepen om zich met de bespreking van algemene ideeën of het regelen van een wel omschreven punt bezig te houden. Het woord zou voor het eerst veelvuldig in een speciale zin gebruikt geworden zijn, om de samenkomsten van de Dissenters, vooral dan die der Quakers aan te duiden. De kerken van deze laatsten kregen trouwens spoedig de naam van ‘meetinghouses’.
Maar de betekenis van het woord zou evolueren.
HET ACTUEEL BEGRIP. - Hoe moeilijk te omschrijven het actueel begrip is, blijkt b.v. reeds uit de vage, zelfs wat verwarde omschrijvingen en bepalingen, in de rechtskundige ‘Pandectes beiges’ onder de rubriek ‘meeting’ vervat. Daar valt o.a. uit af te leiden, dat ‘meetings’ zowel in een overdekte, besloten ruimte als in open lucht kunnen worden gehouden; dat ze nu eens voorbereid, dan weer louter geïmproviseerd kunnen zijn; dat ze dikwijls, maar hoegenaamd niet noodzakelijk een politiek en polemisch karakter hebben; dat de kwantiteit geen rol speelt bij deze vergaderingen; dat de voorzitter er slechts theoretisch voor het handhaven van de orde verantwoordelijk is (het woord is er in feite vrij en elke meningsuitdrukking mag er gevolgd worden door de uiting van de tegenovergestelde opinie), en ten slotte dat een meeting zowel een zuiver privé karakter kan hebben, of integendeel zeer nauw kan aansluiten bij een gereglementeerde openbare manifestatie.
EEN INTERESSANTE STUDIE. - En toch is het wellicht langs de juri- | |
| |
dische kant, dat het begrip totnogtoe het best belicht werd. Zo verscheen in 1931, van de hand van de Fransman, Paul Mousset, een studie onder de titel ‘Les Meetings: essai sur les caractères politiques et juridiques de la liberté de réunion en Angleterre’. Zonder historisch volledig te zijn - de auteur bleef vóór alles jurist en socioloog - krijgen we hier een beknopt overzicht van ontstaan en evolutie van de verenigingsvrijheid en haar verschillende uitingen in Engeland. Daar waar iedereen licht geneigd zou zijn de meetings als een uitsluitend, tot de hedendaagse geschiedenis behorend, massaverschijnsel te beschouwen, maakt Mousset deze zeer juiste opmerking, dat het onwaarschijnlijk is dat de publieke manifestaties en de diverse uitdrukkingsmiddelen van het volk, in de loop der eeuwen grote wijzigingen zouden hebben ondergaan. Waaruit dan zijn besluit volgt: geen essentie-onderscheid, hoogstens een verschil in graad, scheidt de meetings van vandaag van openbare bijeenkomsten uit vroegere tijden. Ze zijn slechts het laatste stadium in een lange evolutie. Deze verlokkelijke bewering is op zichzelf nog geen bewijs, maar hier roept de schrijver dan de feitengeschiedenis ter hulp.
JEPHSON. - Reeds lang vóór hem had Jephson in zijn lijvig, van 1892 daterend werk: ‘The Platform: lts rise and progress’ de ontwikkeling der openbare politieke bijeenkomsten in Engeland, van het midden der 18e eeuw af gevolgd. Volgens Jephson diende de oorsprong van de meetings gezocht in de methodistische massa-predikingen, rond de jaren 1739 en volgende, in Engeland gehouden. Grote redenaars zoals Wesley en Whitefield, voerden er het woord op reusachtige religieuse volksbijeenkomsten in open lucht. Te Bristol, Londen en Moorsfield steeg het aantal toehoorders spoedig van twee tot twintig duizend.
Mousset kant zich resoluut tegen deze stelling, als zou het gebruik van meetings eerst plots en zomaar spontaan ontstaan zijn tijdens de eerste helft van de 18de eeuw. Waar Jephson b.v. nog staande houdt dat de grondwettelijke Engelse omwenteling van 1688, zonder de minste medehulp van volksvergaderingen, was te werk gegaan en dat meetings zelfs tijdens de regering van Willem en Mary (1688 - 1702) en ook nog onder koningin Anna (1702 - 1714) practisch onbekend bleven, toont Mousset voldoende aan, dat de zeer talrijke petitionnementen, die reeds de eerste grote Britse revolutie (die van 1640) voorafgingen, - petitionnementen, waartegen later een Cromwell en ook een Karel II, elk op zijn beurt, beperkende voorzorgsmaatregelen meenden te moeten nemen, - logischerwijze het bestaan van publieke bijeenkomsten doen veronderstellen. Op die meetings zouden dan de petities toegelicht en ondertekend geworden zijn. Maar Mousset klimt nog hoger op. De meetings brengt hij niet alleen in verband met de middeleeuwse opstand der Lollarden, de predikingen van Wycliff (1360 - 1380) en de door John Ball toegesproken sociaal-revolutionnaire bijeenkomsten (we denken dan vooral aan het gekende ‘Adress to the Rebels at Blackheath’ van 1381, over ‘bondmen and freemen’), maar hij gewaagt zelfs van de Bergrede, als een der eerste voorbeelden van het genre.
| |
| |
DE ROL VAN HET METHODISME. - We willen hier even een kleine parenthesis openen. Het staat ook om andere reden nog vast dat de meetings, al of niet onder hun dusdanige benaming, als instelling heel wat hoger opklimmen dan de eerste helft van de achttiende eeuw. Berustte het nog primitieve (en vooral zo corrupte!) Engelse kiessysteem voor de Commons en het daarbij gebruikelijke en zeer gecompliceerde poll-stelsel immers ook niet op meetings? En hadden deze, evenals later zekere ‘county meetings’ bijna niet een officieel en grondwettelijk karakter? En toch mag ook het religieus aspect, waarover we reeds bij de aanvangsgeschiedenis van het woord spraken, geenszins verwaarloosd worden. Jephson had onbetwistbaar gelijk, toen hij het belang onderstreepte van de Wesleyaanse predikingen voor de ontwikkeling van de meetings in Engeland; maar bij de verklaring van die belangrijkheid plaatste hij onzes inziens het accent verkeerd. Niet de betrekkelijke grootte van die bijeenkomsten schijnt ons van zulk enorm gewicht geweest te zijn, maar wel de theorie zelf, het methodisme, dat er gepredikt werd: ‘Het woord Gods wordt verkondigd door om het even wie, priester zowel als leek, die zich geïnspireerd voelt’. Kon het anders of het in de praktijk omzetten van die leer - het methodisme maakte spoedig enorme vorderingen in de Angelsaksische landen - moest ook de gewoonten van het politieke leven in die landen gaan beïnvloeden? De zin voor kritiek, gevolg van Hervorming en individueel bijbelonderzoek, deed weer een nieuwe sprong vooruit. Het is Bertrand Russell (mathematicusfilosoof, maar ook amateur-historicus van formaat) die ergens opmerkt, dat onze moderne democratie minstens evenveel, zoniet méér, aan het protestantisme dan aan het Oude Griekenland verschuldigd is. En is de meeting niet een karakteristieke uiting van een groeiende democratische en progressistisch gerichte
geestesgesteldheid? Bijna heel het verder verloop van haar geschiedenis is een bewijs van de logische solidariteit tussen meeting en opgang van het volkssoevereiniteitsbeginsel. We zeggen, logische solidariteit, omdat de vrijheid van vereniging in al haar vormen het eerste doelwit en tevens de conditio sine qua non was van de politieke democratie.
Van vóór het laatste kwart der 18e eeuw reeds, volgen de petities en meetings in Engeland elkaar ononderbroken en in snel tempo op: nu eens tegen zekere tolrechten, dan weer voor de verdediging van de persvrijheid (b.v. in het geanimeerd debat rond de fameuze Wilkes-figuur) enz. enz. Alhoewel de volledige vrijheid van vergadering er dan nog lang niet de nodige juridische waarborgen geniet, behoort de meeting, in continentale ogen, weldra tot de typisch Engelse politieke traditie.
DE SPRONG NAAR HET VASTELAND. - Wel zeer moeilijk is het te bepalen, in welke omstandigheden en rond welk tijdstip de meetings op het Europese vasteland ingang vonden. Werden ze wel rechtstreeks door het Britse voorbeeld geïnspireerd of staan we hier voor een aparte, aan de Engelse analoge, ontwikkelingsgeschiedenis? (cfr. dezestiendeeuwse Haghepreken bij ons b.v.). Enkel een breed opgevatte en vergelijkende detailstudie zou op dat punt
| |
| |
volledige klaarheid kunnen brengen. Zeker is het dat het Voltaire was, die het woord op ons continent ingang deed vinden. Dit herinnert er ons meteen aan, dat we naast de Engelse, ook de Franse traditie niet mogen vergeten. Ze is ongetwijfeld van veel jongere datum dan de Britse en klimt blijkbaar slechts tot 1789 op. Het is eveneens waar dat de principes zelf, die aan die revolutie ten grondslag lagen, door Montesquieu uit Engeland geïmporteerd werden, maar dit alles kan ons niet doen vergeten dat er toch een rechte lijn loopt van de revolutionnaire vergaderingen van toen, de clubs, de ‘banquets civiques’ (1792) en de Parijse ‘banquets sectionnaires’ (1794), naar de ‘banquets réformistes’ (Juli 1847) en de talrijke democratische ‘banketten’, die rond het midden van de 19e eeuw, ook in ons land opgang maakten. Dat ook die bijeenkomsten (in werkelijkheid als verschalking dienend voor verboden of slecht geziene vergaderingen) wel iets met het begrip meeting te maken hadden, is toch onbetwistbaar.
NA 1830 BIJ ONS. - Of we tijdens de Brabantse omwenteling van werkelijke meetings kunnen gewagen, blijft een twijfelachtig punt. We zijn geneigd eerder te spreken van betogingen. Echte volksvergaderingen doen toch ook het bestaan van een zekere traditie van vrijheid van vereniginig en vrijheid van woord veronderstellen, en deze zouden ons pas na 1830 formeel geboden worden. Dit belet evenwel niet, dat de, nog tijdens de zittingen van het Nationaal Congres, in open lucht gehouden predikingen der Saint-Simonianen soms weinig respectvol worden verstoord en uiteengedreven.
Hetzelfde zou gebeuren met de eerste waarachtige meetings, in ons land gehouden: die van Jacob Kats. Hoe Kats op de gedachte van zijn ‘democratische meetings’ kwam, is niet moeilijk te vinden: ze werd hem ingegeven door de rumoerige actie der Engelse Chartistenbeweging uit de dertiger jaren, waarmee hij trouwens rechtstreeks in contact stond. De eersteling van een lange reeks meetings van dat genre, werd door hem op 11 Augustus 1836 te Brussel georganiseerd in het lokaal ‘In 't Lammeke’, gelegen in de Hoogstraat. De burgerpers ging hevig te keer tegen die ‘revolutionnaire’ meetings. Te Brussel werden ze meestal overhoop gezet door de politie of door ‘agents provocateurs’. Soms werden ze gevolgd door ernstige schermutselingen, die meer dan eens een staartje kregen voor de rechtbank. Het meetingcomitee van Kats richtte ook openbare vergaderingen in te Kortrijk, Gent, Temse en in heel het land van Waas. Maar weldra moest Kats zijn beweging op een andere basis organiseren en liet de propaganda door middel van meetings vallen: een diepgaande invloed hadden ze eigenlijk nooit uitgeoefend.
DE GEORGANISEERDE PARTIJEN. - Iets ontbrak blijkbaar nog, opdat de meetings in ons land ten volle tot ontplooiing zouden kunnen komen: het tot stand komen van georganiseerde partijen.
Nadat de unionistische politiek, naar het einde van de eerste helft der 19e eeuw toe, definitief tot het verleden scheen te behoren, kwam de beurt aan het liberalisme om zich het eerst in vast partij-verband te groeperen. Op
| |
| |
14 Juni 1846 kwam een liberaal Congres bijeen in een zaal van het Brussels Stadhuis: de 384 afgevaardigden uit heel het land, besloten er o.a. tot de oprichting over te gaan, in elke arrondissementshoofdplaats, van een liberale vereniging. In de hoofdplaats van elk kanton werd tevens een kiescomitee gesticht dat leden zou omvatten uit de verschillende gemeenten. De katholieke partij op haar beurt zou zich op nationaal plan slechts 17 jaar later organiseren, maar de verschillende lokale conservatieve verenigingen vormden toch toen al een basis, waarrond zich een deel van het partijpolitieke leven begon te concentreren.
Intussen hadden de meetings schijnbaar zowat hun revolutionnaire aard verloren (ze bleven nochtans steeds een klank van ‘verzet’ inhouden) en dienden toen vooral als rechtstreekse oproep tot de openbare mening, in op het eerste zicht niet-politieke aangelegenheden: campagne voor de afschaffing van de doodstraf, actie vóór of tegen de vrijhandel, ofwel om typisch locale of regionale eisen naar vóór te brengen. Wat later komen dan de ‘Vlaamse meetings’ waarop de Vlaamse grieven worden onderstreept.
DE ANTWERPSE ‘MEETING’. - We kunnen hier, in dit verband niet in detail treden over de op zichzelf hoogst merkwaardige Antwerpse Meetingbeweging (later Partij), met het servitutenprobleem als vertrekpunt, die in 1861 in en rond onze handelsmetropool vaste vorm kreeg. Nochtans kunnen we er op wijzen dat deze enthousiaste local beweging met haar complex karakter (ze raakte zowel economische, politieke en financiële, als taalkundige, militaire en zuiver psychologische kwesties) er minstens toe bijdroeg, om de meeting als instelling in heel het land verder bekend en zelfs - wegens haar soms wat hevig karakter - in de geviseerde doctrinair-liberale regeringsmiddens, berucht te maken. En waar heel die (oorspronkelijk vrijzinnige) malcontentenbeweging, zonder het zelf te willen, maar volgens de onontkoombare konsekwenties der politieke logica, de katholieke oppositie reeds voordeel brengen moest, wist deze er ook nog een sociologische les uit te trekken. Zo zien we dat het eerste Mechels Congres in Augustus 1863, bijeen gekomen om de organisatie van het katholicisme als partij te bespreken, de waarde van de meetings als propagandamiddel onderzoekt. In een congresverslag, getiteld ‘Rapport sur l'association dans ses rapports avec les intérêts et les libertés catholiques’ vinden we volgende verklaring van De Haulleville: ‘L'enseignement de la vérité ne s'accomplit qu'au prix d'un effort. Il est, sachons-le, un apostolat civil. L'association, le meeting, en est un des plus puissants instruments, plus puissant selon moi que la presse, parce que la parole vivante fait toujours plus d'impression sur les masses, que la lettre moulée. Nous devrions généraliser l'emploi de ce moyen’.
In het algemeen zou het conservatieve wantrouwen ten opzichte van de meetings toch nog lang aanhouden.
MEETING EN VOORUITGANG. - Niet ten onrechte immers zag men in deze openbare volksvergaderingen, waar niet alleen alle burgers zonder onderscheid van stand toegang hadden, maar waarop ook iedereen zijn woordje kon plaatsen en het soms woelig toeging, ware oefenscholen voor de te duchten
| |
| |
democratische en vrijzinnige vooruitgang. Ook de niet-kiesgerechtigde nam er immers deel aan het politieke leven, luisterde er vooral gretig naar het woord van de volkstribunen (de democraat vader Jan van Ryswyck, de Brusselse flamingant Jottrand, de jonge Gentse socialist Moyson; wat later een Julius Vuylsteke enz., om ons bij enkele specifieke Vlaamse voorbeelden te houden).
Te Brussel had zich de van de ‘Association libérale de Bruxelles’ afgescheurde progressistische vleugel, in een nieuwe vereniging gegroepeerd (dit gebeurde eveneens in 1863).
De naam van de progressistische vereniging luidde wel typisch: ‘Le Meeting libéral’. Het is ook de tijd van de eerste ‘volksvoordrachten’, maar in tegenstelling tot de meetings die eigenlijk een testen zijn van de publieke opinie en een welkom klankbord vormden in een niet lezende en niet begrijpende tijd, boden die ‘volksvoordrachten’ meer gelegenheid tot vulgariserende studie. De vrees der behoudsgezinden voor de meetings, zou nog toenemen, wanneer rond de tachtiger - negentiger - jaren met de groei van de arbeidersbeweging en de verhevigde progressistische strijd voor algemeen stemrecht, de meeting weer zou worden, wat ze eigenlijk sinds haar ontstaan en volgens haar diepste wezen zelf, toch nooit opgehouden had te zijn: de wekroep tot het bewustwordende volk, het wapen bij uitnemendheid van de doorbrekende democratie.
Welk wezenlijk verschil zou men nog kunnen aanstippen, tussen b.v. de Brusselse arbeidersmassa's vergaderd om solidair de ‘Eed van St. Gillis’ te zweren (10 Augustus 1890), en die typische massameetings uit de moderne geschiedenis van het geboorteland der parlementaire democratie?
DE VERVLAKKING. - Het culminatiepunt was ook hier weldra bereikt en de anticlimax kon beginnen. Het gemeengoed worden van de politieke meetings in ons land, was een van die vele paradoxale, maar toch licht te voorziene gevolgen van de uitbreiding van het stemrecht. In kiescampagnes bleken ze, door de gewijzigde verhoudingen (de mandatarissen moesten nu meer dan vroeger tot het volk gaan), voor elke partij of beweging, een noodzaak. Het duurde niet lang of de meetings gingen neiging vertonen zich binnen de eerder enge electorale periodes en het nauwe kader van periodieke, gelegenheidsmanifestaties op te sluiten. Syndicale actie bood hun nog een nieuw ontplooiingsterrein, maar de bloeitijd was toch voorbij.
HET PSYCHOLOGISCH ASPECT. - De moderne massa-psychologie heeft ons o.a. geleerd, dat het gevoel van ‘samen-zijn’ bij volksverzamelingen een hoogst belangrijke rol speelt. Een massa reageert nu eenmaal anders dan een enkeling. De versterking in het individu zelf van zijn overtuiging, van zijn moed, van zijn wil en zijn kunnen, zijn het gevolg van zien en voelen van de veelheid van gelijkgerichten. Daarom ook richten meetings zich dikwijls slechts tot overtuigden of sympathisanten, samengestroomd om een klare bevestiging te krijgen van hun gevoelens en gedachten of eenvoudig om te voldoen aan een drang waaraan ze niet kunnen weerstaan. Dat daarin een gevaar besloten
| |
| |
ligt is zeker: dit namelijk dat de meetings hun critisch karakter zouden verliezen en ontaarden in gerhythmeerde huilverzamelingen voor gefanatiseerde massa's.
MEETING EN ACTUALITEIT. - Vandaag kunnen we een onloochenbaarzekere teruggang van het succes van meetings, als politiek actiemiddel vaststellen. Zelfs in verkiezingsstrijd benaderen ze lang niet hun vroegere bijval. Toch doet elke partij er voort beroep op, uit vrees een moreel punt te verliezen. Alleen de bevolking geeft blijkbaar geen gehoor aan hun oproep. De oorzaken zijn veelvuldig. De moderne overredingsmiddelen: pers, radio, cinema, hebben een belangrijk deel van de actieruimte veroverd. De hedendaagse mens is wel niet minder phraseologisch vatbaar (cfr. Nazi-Duitsland; misbruik van slogans enz.), maar toch practischer aangelegd. Een zeker a-politisme in het algemeen en een verslapping van een minder doorvoeld democratisch waardebesef in het bijzonder (eens te meer onderlijnd in Denis de Rougemont's even origineel als actueel pamflet: ‘Les libertés que nous pouvons perdre’) zijn hieraan ook niet vreemd.
In de onbetwistbaar voorschrijdende stagnatie van het Europese plaatselijk-politieke leven zien we echter de hoofdoorzaak. Daarom ook achten we het verschijnsel van tijdelijke aard. Het is in de grote crisisperioden der geschiedenis, dat het collectief gewetensonderzoek zich opdringt, dat men behoefte gevoelt aan zekerheid en zijn eigen mening aan die van anderen toetst. Dan triomfeert de meeting, de vrije volksvergadering, waarin de passies plots kunnen losbreken met al hun kracht en in volle oprechtheid, om dan weer door de rede tot juiste verhoudingen te worden herleid.
Het is een crisis van buitengewone scherpte die ons werelddeel, juist nu, door te maken heeft. Het werkelijk vestigen van de eerste Europese, dus supranationale gezagsorganen, in een tijd van flagrante ideologische en economische tegenstellingen en op een ogenblik dat zich de onderdelen van het te vormen Europees geheel sterk bedreigd voelen, is een moeilijke opgave.
Naar we menen kunnen deze pogingen slechts dan kans op slagen hebben, indien ze zullen mogen rekenen op het stuwend medevoelen van brede volkslagen. En dan zal de meeting, in haar meest moderne vorm, ook vandaag weer hààr woordje meepraten.
Wim GELDOLF
|
|