Spiegel van vroeger en nu
1.
Als ge u bijna dertig jaren met boeken bezig houdt, bezit ge op de duur een bibliotheek waarvan de duizenden delen als immer oprukkende scharen de muren van uw werkvertrek in alle richtingen hebben bezet. Waar is de definitieve grens? Tenzij ge van Meester over, Slaaf van uw Boeken wilt worden...
De werken in de oude spellingen houden stand, de boeken in de nieuwe groeien aan. Van een roman of dichtbundel bezit ge twee exemplaren. Wat te doen? Het oude opofferen voor het nieuwe! Uw eerste impuls is: weg met het oude. Maar dan begint het wikken en het wegen.
Voorbeeld: Thornton Wilder's ‘Brug van San Luis Rey’. De Feniksuitgave van 1935 (vertaling van A. van Perlstein-van Raalte) of de Wereldbibliotheek-editie van 1951 (vertaling van J.H.A brahams-van Raalte)? Kies maar. Ik aarzel het tweede ogenblik, nadat ik tijdens het eerste beslist van plan was de Feniks-uitgave aan iemand cadeau te geven. Waarom? Omdat ik uit ervaring weet dat er wijzigingen zullen zijn. Ik waag een beslissende steekproef. Instinctief grijp ik naar het hoofdstuk met de geheimzinnige titel: ‘Misschien een bedoeling’. Broeder Juniper denkt na over zijn tabel (die in 1935 ‘eerzuchtig’ en in 1951 ‘interessant’ wordt genoemd). In het boek van 1935 staat: ‘de derde kolom was allesbehalve nutteloos’. In het boek van 1951 wordt dat: ‘de derde kolom was zo goed als nutteloos’.
Eerst: een regen van vraagtekens. Twee: op zoek naar de oorspronkelijke tekst. Drie: ik heb de twee uitgaven weer kalm naast elkaar geplaatst op de boekenplank; ze kunnen het voorlopig met elkaar uitvechten.
Wilt ge nog een ander voorbeeld? Meulenhoff bezorgt in 1952 Anton Tsjechof's ‘Verhaal van een Onbekende’ (vert. Aleida G. Schot) als opvolger voor Anton Tchechow's ‘Roman van een onbekend Mensch’ (vert. S. van Praag) uit 1918. Onmiddellijk vraag ik me af hoe een dame en een heer tegenover een zelfde te vertalen werk zullen staan. Ik moet niet ver zoeken om reeds een antwoordje te krijgen
‘Het stinkt hier in de kamer naar iets’, vertaalde S. van Praag.
‘Er hangt een vieze lucht in huis’, transponeerde A.G. Schot.
Twee regels verder zijn beiden dan solidair om het woord ‘stinken’ te gebruiken. De vertaalster bereikt daardoor een climax en vermijdt een herhaling. Maar wat schreef Tsjechof? Ik ken geen Russisch en ben dus een van de millioenen lezers die hun geloof in de vertalingen niet mogen verliezen. Het blijkt voor de zoveelste maal dat ook proza vertalen zeer moeilijk is. Bij Van Praag staan Paula en de ik-persoon ‘in eerbiedige houding’; A.G. Schot spreekt niet over eerbied. Terecht. Resultaat: Tchechow en Tsjechof verleen ik beiden asyl in mijn boekerij; ze mogen er beiden zijn.
Wat ik hier even wil beklemtonen, is het recht van de lezer om niet gefopt te worden, om waar voor zijn geld te krijgen, zélfs als het gratis is. - J.S.