van het woord, verdrongen werd door de magie. Met de nadruk op de mise en scène, kwam het zuiver theatrale, het spel op de voorgrond met zijn magische, zijn zinsbegoochelende vermogens. Het nabootsend toneel werd verdreven door het betekenend toneel, het herscheppingstoneel.
Hoewel hoofdzakelijk op het spel geconcentreerd, openbaarde het Vlaams expressionisme toneelschrijvers als Teirlnck, Van de Velde, De Mont, Ghelderode, Crommelynck. Bij deze laatste twee groeide de lyriek tot een soort expressionistische herschrijving der realiteit. De karakters zijn tot het uiterste gedreven en sterk gecontrasteerd. De Franse taal wordt hier zoveel geweld aangedaan, dat zij haar essentieel karakter verliezend van een stille rivier, in een wildstromende vloed herschapen wordt. Personages en stijl behoren zonder twijfel tot de zuivere Vlaamse Barok. En de werken van Teirlinck getuigen daarnaast van een zekere bedaardheid, een zekere ingetogenheid. Zij vonden hun agressiviteit in de voorstelling zelf die veruit de durf overtrof, die een Franstalig publiek dan zou verdragen hebben. Laten wij ons hieraan niet vergissen, een zelfde strekking was in deze toneelstukken waarneembaar: het inzicht om het toneel ver boven de nabootsing van het leven op te bouwen, het inzicht om, naast het tastbare der intrige, een ander stuk op te richten, uitsluitend op suggestie berustend. Alleen de daartoe gebruikte toneelmiddelen verschilden. Zuiverder scenisch bij de Vlaamstalige dan bij de Franstalige auteurs en onder deze laatsten, meer bij Soumagne en Ghelderode dan bij Crommelynck en Closson, toch streefden zij naar hetzelfde, toch beoogden de verlichting en de rhythmiek van Ik Dien en de lyriek van Le Cocu Magnifique een zelfde doel, verbeelding en toneelpoëzie.
Maar het expressionisme betekende slechts een overgangsperiode voor ons toneel, en al denken wij met een zekere weemoed aan de tijd toen de Vlamingen in het buitenland als voorlopers aangezien werden en het bekende Vlaamse Volkstoneel, uitgenodigd door Lugne-Poe, Vlaamse werken in de Comédie des Champs-Elysées te Parijs in het Nederlands voorstelde, toch moeten deze succesvolle jaren ons niet afwenden van hetgeen tegenwoordig door onze auteurs gepresteerd wordt. Ik meen dat na enige jaren van rondtasten en weifelen ons toneel een nieuwe strijd- en bloeiperiode is ingegaan. Maar eens te meer zal ons publiek zich daarvan eerst achteraf bewust worden.
Eerst en vooral heeft het expressionisme een nakomelingschap gevonden in de massaspelen die, langs Max Reinhardt om, uit onze Middeleeuwen voortspruiten en vergeleken kunnen worden met beroemde producties in Amerika, Rusland, Duitsland, Holland, enz. De Franstalige schrijvers hebben hier het spoor gevolgd van Teirlinck, Van de Velde, van Overbeke. Aan Herman Closson en Michel de Ghelderode zijn wij nu ook enige van die massaspelen verschuldigd. Buiten deze grootscheepse vertoningen, die nieuwe perspectieven openen voor de sociale rol van het toneel, is er in ons land een ander toneel ontstaan. bestemd voor beperkte auditoria. Zal ik het litterair noemen? Dan is het evenwel met dit voorbehoud dat het geschreven woord, hoe verheven het ook zij,