gesteld. Het blijft een kader, waarin ook letterkundig leven tot bloei kan komen, en dat ruimte blijft bieden, ook indien die bloei tijdelijk taant. Dat betekent geenszins dat de uitgave zonder bezieling of indifferent moet zijn.
Ik moge hier de woorden aanhalen die in het zilveren-jubileumnummer van October 1937 Maurits Sabbe schreef, de man die, door zijn opvattingen, zijn veelzijdig streven en zijn optreden, misschien het zuiverst de geest van de Vlaamse Gids weerspiegelde: ‘Het lag nooit in de bedoeling van de Vlaamsche Gids om een soort van tendenz-literatuur in het leven te roepen of te bevorderen. Indien dergelijke literatuur ons aangeboden werd en tevens aesthetisch voldoening gaf, dan zouden wij ze natuurlijk gaarne opnemen, maar tendenzloze literatuur, en zelfs literatuur, die levensopvattingen weerspiegelt, die niet de onze zijn, nemen wij gaarne op’.
Daarmede raken wij de kern van de zaak, en maken wij begrijpelijk waarom sedert een halve eeuw welhaast over het behoud van het tijdschrift is gewaakt geworden, hoe onvoldaan de leiding zelf wel eens was over wat er werd bereikt. Want in dit nog steeds arme Vlaanderen was het het enige in zijn soort. Het stond en staat open naar alle zijden, zodat de wind van de vrijheid er ongehinderd zijn spel kan spelen.
In die geest zijn wij ook bijeengekomen, een geest die ik Europees zou willen noemen, in een zeer bijzondere betekenis. Mij komt hier niet het gezegde van Vermeylen in de gedachte, waar we reeds al te dikwijls misbruik van hebben gemaakt. Noch minder de actuele bekommernissen om een verenigd Europa, hoezeer zij misschien er toe kunnen bijdragen om ons Vlamingen uit de engheid van onze levenskring te helpen bevrijden. Ik dacht hier aan het slot van het boek van Paul Hazard, La crise de la conscience européenne, en aan de kreet die er doorheen galmt: ‘Qu'est-ce que l'Europe’, en het antwoord dat hij eerst in een korte volzin formuleert, om het daarna uitvoerig te ontwikkelen: ‘Une pensée qui ne se contente jamais’. Europa zoekt het geluk, en het zoekt de waarheid, en nooit is het over het bereikte voldaan. ‘En Europe, on défait la nuit la toile que le jour a tissée’. De auteur aan wie ik deze citaten ontleen, bestudeerde in dit boek één moment uit de geschiedenis van de Europese geest: de overgang van de zeventiende naar de achttiende eeuw, de afbraak van de tijdelijke zekerheid die het classicisme van de zeventiende had gebracht. Een moment, waarop de critische geest volledig aan de oppervlakte kwam. Maar volgen kan men hem, door de eeuwen heen, zoals Hazard het zelf aantekent, van de Griekse oudheid af, bij die of die ketterse doctor van de middeleeuwen. in de Renaissance vooral, en dicht, heel dicht bij ons. De trek is eigen aan Europa, en de schrijver onderstreept het contrast met de andere werelddelen, die de beschaving onaangeroerd liet, of wier vermoeide volkeren hun bestaan in verstarring voortslepen.
Maar is daarmede voor Europa wel alles gezegd? Doet het anders niet dan uitrafelen wat het overdag heeft geweven? Ware het zo, dan had het de schat aan cultuur niet opgestapeld, die het nog steeds, in deze tijd waarin het politiek