machtig worden? Het zou hem ten eerste helpen om basis-volumen te bouwen voor gelijk welke opdracht. Het zou hem ten tweede laten uitrusten in creatieve drang, los van onderwerpen, in problemen van louter architectonisch gehalte. (Hoever hij daarin mag gaan, zonder zijn kunst-gehalte te verliezen, stippen we verder aan). Uitgaande van een dierenvorm kan hij aldus zoeken naar de ideale water-stroomlijn, uitgaande van een plantenvorm naar de evenwichtswet van elke groei en dezes krachtlijnen; en omgekeerd, vertrekkende van een omwentelingsfiguur naar de suggestie van een levend organisme dat, over duizenden jaren, door dergelijk principe zou gebouwd zijn. Zelfs de onkreukbare statica komt bij dergelijk zoeken in zeer relatieve positie, omdat ze hier en daar moet geofferd worden aan de ritme-zin.
En nu we weten wat wél mag, en welke grenzen we mogen overschrijden, laten we onderzoeken wat niet mag, en binnen dewelke we moeten blijven, op straffe in een ander domein te geraken en het wezenlijke der sculptuur in het gedrang te brengen. Als we zeggen ‘beeldhouwkunst’, dan steekt daarin het begrip ‘beeld’, en dat ontzegt ons meteen de houwkunst en de vaatkunst. De eerste is het ambachtelijk onderdeel van de beeldhouwkunst, de andere is een decoratieve kunst, onderdeel van de architectuur, practische functie.
De vorm scheppen van een nieuwe amfoor behoort niet tot de sculptuur, maar tot de pottenbakkerij. Dit heeft Henry Moore schitterend geïllustreerd. Er is daar in de geschiedenis van de Egyptische beeldhouwkunst een kat, die een hele dierentuin heeft doen ontstaan, met veel nadruk op de vorm, en af en toe, maar zó zelden, interesse voor de ziel van het model. Het beeld is van belang, ook al sluimert het in het stuk materie. En de vorm is dienaar, zij het ook een onmisbare dienaar.
Het volume is nodig, maar het dient geïnspireerd te zijn. Waar de schilders van de eerste graad met ontzetting vaststellen, dat ze zich op het domein der decoratie hebben begeven, terwijl ze, minachtend voor de technici, toch nooit dezes juistheid en controleerbare doelmatigheid zullen evenaren... daar staat voor de beeldhouwers de ruimte open waarin zij, bewust of niet, in het spoor der meetkundigen kunnen volgen, plus de laatste term: de vibratie van het leven op een geïnspireerd volume. De beste beeldhouwer zal ons, bij die overheveling van zuiver schema naar bezielde vorm, als een koorddanser op de rand van evenwicht en mysterie, de geometrische zuivere vorm laten aanvoelen in de gezuiverde natuurvorm.
Het probleem vooropgesteld, laten we als illustratie er van het geval van beeldhouwer Emiel Poetou volgen, die volop in deze strijd gewikkeld is, en reeds talrijke réussites in deze zin verwezenlijkte. Uitgaande van de tulp, levende vorm; van de walrus, levende vorm; van de strijdende mens, idem - elementen die dynamisch zijn in de concrete cosmos, en door deze dynamiek, een eigenaardig profiel beelden in de ruimte - gaande naar de meest ontvoogde en ontbolsterde beeldhouwkundige schemas dezer elementen: Zodanig dat deze schemas geldig worden voor het oproepen van die levende elementen. Een