De literatuur in Groot-Brittannie
HET scheppend talent van het Britse volk openbaart zich vooral op het gebied der literatuur. Dat is altijd zo geweest, van Geoffrey Chaucers tijd af. De ‘Canterbury Tales’ zijn van de tweede helft van de 14de eeuw; en de bron van latent literair vermogen, aangeboord door ‘de vader der Engelse poëzie’, is blijven vloeien, rijk en krachtig, tot op deze dag. In de Engelse literatuur zijn er geen perioden geweest van verval en stagnatie. Elke eeuw in het bestaan van het Engelse volk heeft haar grote dichters en schrijvers gehad, die onsterfelijk werk hebben geschapen.
De bevolking van deze eilanden is wel doordrongen van de betekenis van haar literatuur als overheersend element van haar beschaving. Dit bewustzijn wordt ook van dag tot dag levendig gehouden met verwijzingen naar het rijke literaire erfgoed en naar hen die het hebben nagelaten. Dat gebeurt in woord en geschrift, even goed in de populaire dagbladen als in de letterkundige periodieken. De Engelse radio delft geregeld in de schatkamer der eigen literatuur en vergast haar luisteraars op de schoonheid in Marlowe, Milton, Bunyan, Congreve, Pope, Goldsmith, Burns, Byron, Shelley, Tennyson, Masefield, en de grote prozaschrijvers als Francis Bacon, Swift, Laurence Sterne, Macaulay, Thackeray, Dickens en Trollope. Deze korte opsomming van namen - die veel langer zou kunnen zijn - bestrijkt tenminste zes eeuwen. Zelfs al was er geen Shakespeare geweest, dan nog zouden de Engelsen beschouwd kunnen worden als een volk van bijzondere literaire begaafdheid, dat de schoonste bijdragen heeft geleverd tot de wereldliteratuur.
De Engelse taal dankt haar grote rijkdom aan zegswijzen en gevleugelde woorden voor het grootste deel aan de schrijvers die zich door de eeuwen heen, en zo vaak op schitterende wijze, van die taal hebben bediend. Ze heeft, als andere talen, geput uit de Bijbel en de klassieken. Maar er zal wel geen taal in de wereld zijn, die in haar uitdrukkingen zo zeer verrijkt is geworden door haar schrijvers als de Engelse. Niet alleen maken de goed ontwikkelde Britten in hun gesprekken geregeld gebruik van citaten uit hun literatuur, ook de gesprekken van ‘de man op straat’ (zoals men hier de vertegenwoordiger van de grote menigte pleegt te noemen) zijn vol gezegden, die het eerst werden uitgesproken door een Engels dichter of schrijver, al zal hij in de meeste gevallen niet weten dat hij woorden heeft gebruikt van Shakespeare, Dryden, Pope, Thomas Campbell, Charles Dickens of anderen.
Er is in deze eilanden altijd ontzaglijk veel voor de drukpers geschreven. De tijd heeft de zeef geschud die het kaf heeft gescheiden van de rijpe gouden korenkorrels. De organen van de boekhandel en de uitgeverij vertellen ons, dat er in deze tijd meer wordt geschreven dan ooit tevoren. Met het proces van schifting zijn vele jaren gemoeid. Toekomstige geslachten in Engeland zullen leren wat van blijvende waarde is in de meer dan 13.000 nieuwe boeken