unique: hij beeft bij het ontvangen als bij het weergeven. Lautrec kampeert een hartstochtelijke indruk in een onbewegelijk evenwicht. Van Gogh, waar hij later nog de ‘à-plats’ aanwendt, maakt er rivieren van strepen van, aldus hun equilibrerende actie tenietdoende, en de grote les vergetend. Lautrec evolueert naar een steeds kariger behandeling van stoffering, naar een signalisatie (als we zo mogen heten het vereenvoudigend ontwikkelen naar een teken), en zodoende komt hij hoe langer hoe dichter bij de grote vertegenwoordigers der Kanoschool en bij die meesters die het afgetrokken natuurbeeld tot zijn eenvoudigste en grootste gedaante hebben gebracht.
In het Frankrijk dat de erfenis der Bolognese School in Eugène Carrière illustreerde, waren die meesters die de les van het Oosten begrepen, de grootsten: Degas, Toulouse-Lautrec. Degas in zijn vrije tekeningen, Lautrec in zijn gezamenlijk oeuvre. Wat van Rubens in Renoir gevaren is, en van Michelangelo in Daumier, zijn fermenten die flink differentiëren, maar ze beletten het tweede aspect, de werkwijze, voor verdere ontplooiing vruchtbaar te maken. Na Daumier komt Doré, eindpunt van het epische michelangeske, en na Renoir vallen de baadsters in vlokken uiteen. Terwijl direct op Toulouse-Lautrec Rouault de thema's en Matisse de werkwijze verder dragen en op hun beurt nog wat dóórgeven.
Het zou wel verwonderlijk zijn moest Pablo Picasso de Japanse prent niet hebben nagebootst! Zijn illustraties voor Buffon's ‘Histoire naturelle’ zijn direct op Koryusai's tijgers, katten en hanen geïnspireerd, terwijl men veel van zijn demonen in prototype bij de toneelspel-graveurs der Shunsho-school en bij Kiyonaga terugvindt.
***
Vaak wordt de vraag gesteld of het al dan niet wenselijk is dat de kunstenaar-tekenaar zèlf zijn onderwerp uitsnijdt in stempel, dus graveur is. De Japanse artist graveert niet altijd zelf. Hier raken we de trots der moderne xylografen, die er prat op gaan een autonome houtsnede te hebben geschapen, die de tekening niet hoeft te eerbiedigen, maar eigen wetten heeft die men xylografisch heet. Een tekening is een tekening, en een houtsnede is een houtsnede, maar géén overgegraveerde tekening... Nu, dat is de Japanse houtsnede wèl, omdat zij al de penseeleffecten moet weergeven, en de minste geledingen, polsen en ellebogen van de schrifttekens...
Neen, xylografisch is de Japanse houtsnede niet zuiver. Ze is maar dienares; en toch verscherpt ze de discipline van de ontwerp-schets, toch is ze draagster van die werkwijze die de kleur tot afgetekende evenwichts-componente maakt, door haar duidelijkheid en haar egaalheid. Zonderlinge rol, het ene genre te beschamen om het andere des te beter te dienen. Vollediger rol dan de wit-zwart-verdeling der moderne houtsnede, waar in kleurendruk het teveel zwart vecht tegen het camiëu, dan de akwarel, waar de kleur