Is de persvrijheid bedreigd?
MEER dan honderd jaar geleden, op 25 Mei 1848, werd in ons land het zegelrecht op de dagbladen afgeschaft. Dit recht bedroeg 3 centiem wat, in de huidige muntwaarde, meer dan 1 fr. 50 vertegenwoordigt.
Het zegelrecht was een ernstige belemmering van de ontwikkeling van de pers. Dientengevolge drongen de bladen slechts door in bevoorrechte klassen van de samenleving. De afschaffing van het zegelrecht was vooral van belang in de Vlaamse gewesten, waar meer weekbladen dan dagbladen verschenen. Voortaan konden dagbladen uitgegeven worden met een veelzijdige inhoud en die dieper ingang vonden bij de bevolking. In 1830 had de grondwet de persvrijheid gehuldigd. Van 1848 af zou zij, meer dan vroeger, kunnen aangewend worden tot bevordering van het openbaar leven, tot verspreiding van de gedachtenstromingen en, om het samen te vatten, tot voorlichting en ontvoogding van het volk.
Hoe deze gelegenheid te baat werd genomen is duidelijk zichtbaar. Iedere schakering bij de openbare mening komt in België tot uiting in een dagblad. Tweemaal heeft de pers zich na een langdurige bezetting vrij vlug kunnen herstellen. Het laatste overzicht van de Unesco, dat zo pas verscheen, schat de totale oplage van de dagbladen in België op 2.850.000 exemplaren, zijnde 331 exemplaren per duizend inwoners. Dit is ongeveer evenveel als in Denemarken en Zweden en meer dan in Nederland en Frankrijk. Het verbruik van dagbladpapier per inwoner bedraagt 7,5 kg. in België, tegenover 6,6 kg. in Frankrijk en 5,8 kg. in Nederland.
Bij al deze verheugende vaststellingen rijst niettemin de vraag: wat gewordt er van de voorlichting van het publiek door middel van de dagbladen; wat gewordt er van de persvrijheid?
Andere middelen om zich tot het publiek te wenden zijn tot ontwikkeling gekomen. Hun invloed, in normale omstandigheden, kan de persvrijheid niet in het gedrang brengen. Een onderzoek heeft in 1948 aangetoond, dat de propaganda, die toen was ondernomen om de duurte te bestrijden, bij 41,5 t.h. van de massa hoofdzakelijk was doorgedrongen door middel van de pers, bij 11,5 t.h. door de film en bij 20 t.h. door de radio. Wanneer de pers zich tot de bevolking richt voor humanitaire doeleinden, dan is de uitslag treffend. Op het gebied van de publiciteit, hoe spectaculair zij ook met andere middelen kan ingericht worden, is de pers onmisbaar.
De pers wordt echter bij het vervullen van haar taak gehinderd en gaat gebukt onder lasten, waarbij het zegelrecht van honderd jaar geleden gering lijkt.
Bij het overzien van de moeilijkheden komt in de eerste plaats het papier-vraagstuk aan de orde. Het heeft dit jaar ook de Nederlandse pers getroffen en zo pas hebben verschillende hoofdredacteuren, onder leiding van Mr. Rooy,