De Vlaamse Gids. Jaargang 36
(1952)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Het Belgisch volkskarakter gezien door een NederlanderGa naar voetnoot+DE psychologie van het Belgisch volkskarakter is een onderwerp van uitermate groote beteekenis, niet alleen omdat ik meen, dat men in Nederland zich nog te weinig rekenschap geeft van den aard van dit karakter, maar bovendien omdat ik de overtuiging heb, dat hoe belangrijk de politieke en economische samenwerking in Benelux ook moge zijn, het psychologisch klimaat voorwaarde is voor het welslagen van de Unie. Immers, al mogen wij de zekerheid hebben, dat dit geslacht de Unie zal maken, zij zal nimmer die breedte en diepte krijgen, wanneer zij niet gedragen wordt door den waarachtigen steun van hen die na ons komen. En dit kan alleen geschieden wanneer wij de psychologische voorwaarden scheppen, die tot beter begrip tusschen onze volken zullen leiden. Veel te weinig geeft men zich in Nederland rekenschap van het Belgisch volkskarakter en men begrijpt geenszins waarom de Belg met deze en niet met andere kwaliteiten begaafd is, waarom hij zoo denkt en handelt en niet anders. Ik geloof, dat men de plicht heeft in Nederland zich te bezinnen op de grondslagen van dit Belgisch karakter. En dan meen ik dat het wezenskenmerk van dit karakter is: de drang tot en de liefde voor de vrijheid. Deze vrijheidsgedachte steunt op twee gronden: een ethische en een historische. De ethische grond is deze, dat de Belg den diepsten eerbied heeft voor de menschelijke persoonlijkheid. Ik zou dit willen uitdrukken in deze woorden: raak niet aan den mensch, hij is vrij en hij moet weten wat hij doet. De historische grond dient op een geheel andere wijze verklaard te worden. Men zegt in Nederland zoo vaak, dat in België een wet gemaakt wordt om overtreden te worden, men beweert dat de Belg geen discipline kent en geen eerbied heeft voor van hooger hand gegeven voorschriften. Ik wil geenszins ontkennen, dat hierin een zekere waarheid schuilt, maar wil er toch op wijzen, dat de Belg, die de vrijheid boven alles mint, zeker geen chaos verkiest. Integendeel het is een vrijheid in gebondenheid. Maar hoe komt het, dat het Belgische volk wars is van alle voorschriften en reglementen en zich moeilijk kan wringen in het keurslijf der wet? Dan moeten wij, Nederlanders, wel beseffen, dat toen wij ons na den reuzenstrijd tegen Spanje in de XVIde en XVIIde eeuw hadden vrijgemaakt, | |
[pagina 9]
| |
het Belgische volk bleef gebukt gaan onder het regiem van vreemde overheerschers, zooals de Spaansche Habsburgers, de Oostenrijksche Habsburgers, een inlijving bij Frankrijk, een Nederlandsch regiem en in deze eeuw twee Duitsche bezettingen. Het is dus begrijpelijk, dat voor den Belg een wet, een voorschrift, een bevel was van een vreemden meester, dat met alle mogelijke middelen moest ontdoken worden. Het was een deugd tusschen de mazen van de wet te glippen, omdat al die voorschriften kwamen van vreemde overheerschers. En ook de Nederlander, mits hij er zich rekenschap van geeft, kan na de Duitsche bezetting thans beseffen wat dit beteekent. Wie zich niet de moeite geeft in alle diepte en breedte in dit karakter door te dringen, zal nimmer het Belgische volk begrijpen. Hij zal den Belg ongedisciplineerd vinden, uit den band springend, revolutionnair. Maar daartegenover staat, zooals ik reeds zeide, dat ook de Belg de discipline kent, dat ook de Belg de trouw aan het gegeven woord gestand doet. Wie aan dit laatste nog twijfelt, worde herinnerd aan de nimmer aflatende en onwankelbare trouw door België betoond ten aanzien van Nederland in den Veiligheidsraad toen het er om ging Nederlandsch-Indië van Nederland los te scheuren. Daarnaast wil ik wijzen op een ander facet van het volkskarakter, nl. de levensblijheid, de luchthartigheid van onze Belgische vrienden, die in Nederland vaak worden aangezien voor een laisser-aller, een gebrek aan ernst en oppervlakkigheid. Mijn ervaring heeft mij geleerd, dat niets minder waar is dan dit; maar in Nederland waar het volkskarakter belangrijk beïnvloed is door het Calvinisme, dat het leven van den somberen kant beschouwt, kan men de levensblijheid van den Latijnschen geest en van het Katholieke geloof, dat een blij geloof is, niet zoo goed aanvoelen. Wij in Nederland zijn zoo verschrikkelijk zwaar op de hand; wij zijn somber, wij wikken en wegen en vandaar de uitdrukkingen, die in Nederland zijn uitgevonden van ‘niet over ijs van één nacht gaan’ en ‘de kat uit den boom kijken’. Met al de voortreffelijke kwaliteiten, die het Nederlandsche volk heeft, als taaie volharding, doorzettingsvermogen, Godsvertrouwen, ontbreekt ons, althans wat de bewoners van boven den Moerdijk aangaat, die echte levensblijheid, fantasie en dien vorm van levenskunst, die het leven verfraait. Wij missen, wat men uitsluitend met een Fransch woord kan noemen, de kunst van ‘se débrouiller’. Men moet in Nederland beseffen, dat de Belg de tegenslagen des levens nu eenmaal niet zoo zwaar neemt en bovendien de gave bezit om er zich gemakkelijk bovenuit te werken. Vandaar, dat zij wars zijn van grote tractaten en dikke rapporten, in tegenstelling met den Nederlander. Wij Nederlanders, en ik zeg dit vanzelfsprekend in overdreven vorm, zijn in staat om een Commissie een belangrijk rapport te laten maken over de toestand des lands. Wanneer op de zooveelste honderdste pagina als conclusie gesteld wordt, dat wanneer alles wat daarin naar voren wordt gebracht bewaar- | |
[pagina 10]
| |
heid wordt, Nederland ten gronde gaat, en Nederland zou op een gegeven oogenblik voor een zeer ernstige crisis komen te staan, dan zal iedere Nederlander U wijzen op de zooveelste honderdste pagina van het rapport, waarin staat, dat dit allang voorzien was. Men kan het Belgisch volkskarakter nimmer begrijpen, wanneer men die levenskunst niet aanvaardt. Veel dat de Nederlander schokt en dat door hem genoemd wordt gebrek aan discipline, gebrek aan trouw aan het gegeven woord, is niets anders dan een uiting om met opgewektheid het leven door te gaan, en de dingen te nemen zooals zij nu eenmaal zijn. Men zegge vooral niet, dat de Belg zich niet aan gemaakte afspraken houdt of er onder uit probeert te komen. De bewijzen van het tegendeel zijn te over. Men vrage slechts naar de ervaring, die het Nederlandsche bedrijfsleven met het Belgische heeft opgedaan. En wat de handigheid in het zakenleven betreft, geloof ik, dat de Nederlanders zich daarin een gevestigde reputatie hebben verworven.
Dit alles neemt niet weg, en ook dit moet mij van het hart, dat al mogen de Nederlanders veel van de Belgen kunnen overnemen, deze laatsten zeker de stiptheid en gedisciplineerdheid van de Nederlanders kunnen aanleeren. Ik denk hier met name aan wat men in het Fransch noemt de ‘esprit civique’, waaraan in België nog wel het een en ander ontbreekt.
Wil dat nu zeggen, dat wat het volkskarakter betreft, de Nederlanders nu maar Belgen en de Belgen nu maar Nederlanders moeten worden? De Hemel behoede ons daarvoor, en het is gelukkig ook niet mogelijk. Maar wat wèl mogelijk is, is dat wij de goede kwaliteiten van elkaar trachten over te nemen, dat wij de scherpe kanten, die ons beider volkskarakter eigen zijn, in volle begrip afslijpen, opdat er juist door het verschil in volkskarakter geen wrijvingen en geen misverstanden voorkomen. Daarvoor is noodig, dat nog veel meer dan in het verleden Belgen en Nederlanders contact met elkaar zoeken; niet een contact, dat slechts van korten duur is, maar een band die blijvend moet zijn.
Zoo moeten wij trachten te komen tot een groote uitwisseling met name van hen die het opkomend geslacht vormen en die straks ouder wordend de dragers moeten zijn van Benelux, en van den geest van samenwerking. Men kan er nooit genoeg op wijzen van welk een eminent belang het is, dat reeds de leerlingen van de middelbare scholen en de studenten geregeld en langdurig bij elkaar komen, dat deze over en weer de vacanties bij elkaar doorbrengen, want juist in een lang verblijf in een ander gezin leert men elkaar begrijpen en aanvoelen, slijpt men vanzelf de scherpe kanten van 's menschen karakter af.
Het voorbeeld door de Antwerpsche en Haagsche journalisten gegeven is in dit opzicht zeer gelukkig, mits het niet blijft bij een bezoek van één dag over en weer. De pers, die het volk voorlicht en de ideeën uitdraagt, heeft hier een dubbele taak. Allereerst moet de Belgische en Nederlandsche pers door veelvuldige bezoeken en contacten tot dit onderling begrip komen om daarna | |
[pagina 11]
| |
het Belgische en Nederlandsche volk te wijzen op het groote belang van de psychologische integratie tusschen de beide volken. Alleen dan kan de samenwerking, belichaamd in de Economische Unie, tot vollen wasdom uitgroeien; alleen dan mogen wij verwachten, dat de Economische Unie Benelux niet alleen een zegen zal zijn voor onze drie volken, maar een positieve en constructieve bijdrage tot datgene wat wij allen als gewone menschen hopen en verwachten te vestigen in Europa en in de wereld: een beetje orde, rust, veiligheid en vrede. E.J.E.M.H. JASPAR |
|