liefhebber hem dit mocht benijden. Doctor in de Rechten en in de Germaanse Filologie (Universiteit van Rome), woont deze Milanees in Umbrië: te Spello, in de buurt van Assisi en Perugia. Hij schonk me een exemplaar van zijn ‘Poeti olandesi’, een boekje of volumetto van 7 × 5 cm. omvang, een van de kleinste formaten die ik ooit zag. Het bevat Prampolini's vertalingen in het Italiaans van gedichten van Bloem, Keuls, De Haan, Greshoff, A. Roland Holst, Nijhoff, Werumeus Buning, Slauerhoff, Hendrik de Vries, Marsman, Du Perron, Engelman, Donker e.a. Hij wijdt er ook een innige gedachte aan zijn ‘buoni amici Marsman e du Perron’. Dit kleine bundeltje verscheen in 1947, uitgegeven door de zorgen van zijn Zwitserse vriend Giovanni Scheiwiller, uit Milaan. Sindsdien is ‘Kobus’ ook met een gelijkaardig reeksje vertalingen uit de hedendaagse Friese poëzie klaargekomen. Voor dezelfde serie werkt hij thans aan de vertaling van verzen van dichters uit Engadin en hij hoopt stellig ook een boekje aan de
moderne Vlaamse poëzie te kunnen wijden.
Perugia, Assisi, Spello: van op deze ‘hoogten’ is niet alleen de Umbrische vlakte een genot voor het oog, maar ook de Europese cultuur één groot landingsterrein voor de geest. Ik ging er Johannes Joergensen in zijn hemelhoog gelegen huis opzoeken. Ik maakte er kennis met Romano Guarnieri, die zijn tijd en werkkracht verdeelt over de universiteiten van Amsterdam, Utrecht en Perugia. In diezelfde Hogeschool voor Vreemdelingen zag ik Maria Montessori, aan de arm van haar eveneens vermaarde zoon en te midden van de verering van opvoedkundigen uit allerlei landen, plechtig, voornaam en toch eenvoudig door de koele gangen schrijden. En ik leerde er ook Prampolini kennen, die wonderlijke polyglot van een Kobus, auteur van een in het Italiaans geschreven en ook in het Spaans vertaalde wereldliteratuurgeschiedenis, waarvan ik in Rome de nieuwe druk achter de uitstalramen van een paar grote boekhandels had zien liggen.