De Vlaamse Gids. Jaargang 35
(1951)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 433]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De deviezenreserves van de Nationale Bank van BelgiëHET jongste Jaarverslag van de Nationale Bank van België bevat, zoals voorheen, een beknopte tabel betreffende de deviezenreserves van deze instelling. In vergelijking met het vorige jaar wordt een andere methode voor de berekening van deze gegevens aangewend. Ook achten wij dit probleem voldoende ingewikkeld om er enkele beschouwingen aan te wijden.
Allereerst dienen de gebruikte termen duidelijk te worden omschreven. Onder deviezenreserven moet men verstaan de reserven die aan de Nationale Bank een koopkracht verschaffen in het buitenland. Natuurlijk komt eerst en vooral de goudvoorraad in aanmerking. Ook neemt men gemakkelijk aan, dat ons tegoed op het buitenland, in de vorm bv. van dollars, als een reserve mag beschouwd worden. Maar men moet nog verder gaan. Eventuele vorderingen op de Marshall-Administratie (de ‘ECA’, te Washington) of niet onmiddellijk opvraagbare vorderingen in betalingsaccoorden komen eveneens voor in de deviezenreserves. Wij komen hier nog nader op terug.
Verder plaatsen wij ons voor deze berekeningen op het standpunt van de Nationale Bank. Het gebeurt dat vreemde mogendheden, die over bepaalde tegoeden in België beschikken, ze niet aanhouden bij de N.B., maar ze tijdelijk beleggen in Schatkistcertificaten; dan komt die schuld niet meer voor op de balans van de N.B. en kan, als zodanig, de hiernavolgende berekeningen niet beïnvloedenGa naar eindnoot(1). Merken wij terloops op, dat de statistieken van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut wél rekening houden met onze verplichtingen voortspruitende uit voornoemde beleggingen. Ze geven dus een juistere kijk op de werkelijke toestand. Maar de gegevens van het B.L.W.I. verschijnen slechts één keer per jaar en dan nog pas ettelijke maanden nà het einde van de periode waarop ze betrekking hebben.
Ten slotte, een laatste voorafgaandelijke opmerking: in de reserves dient geen rekening te worden gehouden met de verplichtingen op termijn. Voorheen handelde de Nationale Bank anders. Wij verkiezen evenwel de methode die gebruikt wordt in het jongste Jaarverslag, waarin de verplichtingen op termijn vermeld staan in een afzonderlijke kolom, zonder de reserves te beïnvloeden. Deze manier van handelen is de beste. Zo op de balans verplichtingen voorkomen op termijn, zijn het geenszins al de verplichtingen waaraan de Bank in de toekomst zal moeten gevolg geven. Verder maakt de balans geen gewag van het grootste gedeelte der deviezen die de Bank zeker en vast tijdens de eerstkomende weken zal ontvangen. De verplichtingen op termijn, in de balans vermeld, zijn dus een onvolledig en vooral een éénzijdig gegeven, en daarom doet men best ze buiten beschouwing te laten daar waar er sprake is van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 434]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deviezenreserves. Zoals gezegd heeft de Nationale Bank dit standpunt thans aangenomenGa naar eindnoot(2). Na deze inleiding kunnen wij de evolutie nagaan, sinds begin 1950, van de verschillende bestanddelen der deviezenreserves bij de Nationale Bank. De cijfers betreffende 1950 zijn overgenomen uit het Jaarverslag; ze werden nadien door ons bijgewerkt aan de hand van de gegevens der weekstaten van de N.B. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. De goudvoorraad (millioenen franken)
Op eerste gezicht was de vermindering van de goudvoorraad gedurende het jaar 1950 eerder beperkt. Maar onmiddellijk moeten wij de aandacht vestigen op het feit dat in de maand Augustus het goud herschat werd, hetgeen aanleiding gaf tot een méérwaarde van circa 4 milliard frank. Hiervan bleef weldra haast niets meer over. T.o.v. de cijfers op ultimo 1949 (30.579 millioen) en met inachtneming van de goudherschatting bedroeg de vermindering van de goudvoorraad gedurende het jaar 1950 ongeveer 5 à 5,5 milliard frank. Deze daling vond plaats tijdens de derde trimester van het jaar. Onze uitvoer werd toen gestremd door allerlei politieke stakingen, terwijl de paniekaankopen van de bevolking de normale voorraden uitputten, hetgeen onvermijdelijk zijn terugslag moest vinden in de verhoging van de invoer. Deze laatste werd trouwens ook aangewakkerd door de gunstige evolutie van de productie die, aanvankelijk, aanleiding gaf tot verhoogde invoer van grondstoffen, zonder dat de aan het buitenland geleverde afgewerkte producten eveneens reeds in stijgende richting evolueerden. De vermindering van onze goudvoorraad was dan ook een gevolg van het déficitaire verloop van onze handelsbalans. Evenwel dient ook vermeld dat een kapitaalvlucht werd waargenomen, mede in verband met de geruchten nopens een herwaardering van het pond. De Nationale Bank nam trouwens verdedigingsmaatregelen. Maar de critieke periode duurde niet lang. Weldra hield de daling van de goudvoorraad op. Eens te meer bleken de geruchten betreffende de réévaluatie van het pond ongegrond. De handelsbalans van België kreeg een veel gunstiger uitzicht en, zoals de cijfers het aantonen, nam onze goudvoorraad opnieuw toe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 435]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Tegoed op het buitenland (buiten accoorden)Dit tegoed stemt overeen: a) met de tegenwaarde van buitenlandse deviezen op zicht, buiten betalingsaccoorden, gedeponeerd bij correspondenten van de Bank in het buitenland; b) met de buitenlandse biljetten in kas bij de Bank en vertegenwoordigt, bovendien, c) vorderingen in Belgische frank op het buitenland. In het passief van de balans van de N.B. komen twee posten voor die verplichtingen weergeven welke in mindering dienen gebracht van ons tegoed op het buitenland. Het geldt hier de rubrieken: ‘Internationaal Muntfonds’ en ‘Banken in het buitenland: gewone rekeningen’.
Ons tegoed op, resp. onze verplichtingen tegenover het buitenland, buiten de betalingsaccoorden, beïnvloeden slechts in geringe mate onze wisselreserves. Daar het hier om vorderingen gaat buiten het kader van de betalingsaccoorden, zijn het dus in feite steeds buitenlandse deviezen op zicht die men over het algemeen ‘harde’ deviezen noemt. Dit bezit is inwisselbaar tegen goud en eventuele verplichtingen zullen desnoods onmiddellijk door de Nationale Bank in goud dienen omgezet. Daar de ‘Gold Exchange Standard’ bij ons heeft afgedaan, houdt de Nationale Bank slechts een uiterst gering bedrag aan buitenlandse gouddeviezen aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 436]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met de beide voornoemde elementen van de wisselreserves wordt alleen rekening gehouden zo men thans de dekkingsverhouding van de Belgische munteenheid berekent. In het laatste Jaarverslag van de Nationale Bank staat vermeld dat op 14 September 1950 de dekkingsverhouding tot het zéér lage niveau van 34,6 pct daalde. Dit cijfer werd op de volgende manier verkregen: totaal der verbintenissen op zicht: 90.571 millioen; goudvoorraad: 30.261 + het tegoed op het buitenland: 1.097, hetgeen een totaal geeft van 31.358, waarvan de verplichtingen tegenover het buitenland (buiten betalingsaccoorden) moeten worden afgetrokken (42 millioen). Uiteindelijk bedraagt dan de gouddekking (bestaande uit goud of daarmede gelijkgestelde deviezen) 31.316. Dit bedrag vertegenwoordigt 34,6 pct t.o.v. het totaal der verbintenissen op zichtGa naar eindnoot(3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Dollarvordering op de eca, te washingtonIn het kader van het Mashall-plan werden reeds verschillende compensatie-accoorden opgesteld. Midden 1950 werd in dit verband de ‘Europese Betalingsunie’ (E.B.U.) opgericht. Hetgeen wij hierna zeggen heeft slechts betrekking op de E.B.U. België is gehouden een gedeelte van de hulp die het voor het jaar 1950-1951 ontvangt, ter beschikking van de E.B.U. te stellen. Inmiddels is dit reeds geschied, daar België aan de E.B.U. een beschikkingsrecht heeft afgestaan ten bedrage van circa 2,2 milliard frank. Maar terzelfdertijd, in toepassing van het principe der voorwaardelijke hulpverlening, heeft België op de ECA, te Washington, een vordering verkregen ten belope van een gelijkaardig bedrag in dollars. De ECA is dus gehouden aan ons land circa 44 millioen dollars terug te betalen. Gedeeltelijk heeft trouwens deze terugbetaling reeds plaats gevonden, gezien wij ook toch reeds het volledige verschuldigde bedrag in Belgische franken aan de E.B.U. hebben afgestaan. Volgens de balans van 31 Mei 1951 hadden wij op de ECA nog een tegoed van 734,5 millioen frank. Wij zijn de mening toegedaan dat men in de dekkingsverhouding met onze vordering op de ECA gerust had mogen rekening houden. Het betreft hier toch immers ook een vordering in gouddeviezen. In de beschouwingen die regelmatig worden gewijd aan de weekstaten van onze Nationale Bank wordt die vordering trouwens regelmatig gelijkgesteld met ons tegoed op het buitenland, buiten accoorden. Deze zienswijze is volkomen gerechtvaardigd, maar de Nationale Bank, in het onderhavige document, sluit er zich niet bij aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D. Nettotegoed in betalingsaccoordenGa naar eindnoot(4)De na-oorlogse betalingsaccoorden bieden deze eigenaardigheid dat ze zg. ‘swings’ voorzien. Voor zover een bepaalde grens (de ‘gold-ceiling’) niet wordt overschreden, heeft geen afrekening in goud plaats, maar beperkt alles zich tot credietverlening. De ‘swings’ kunnen werken in beide richtingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 437]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alles hangt ervan af welk land debiteur, en welk land crediteur zal worden. Een dergelijke positie is nimmer bestendig en zo kan de ‘swing’ naar gelang van de omstandigheden voor deze of gene partner gunstig werken.
Evenwel was de crediteurspositie van België, tot voor korte tijd, van die aard, dat de ‘swings’ steeds door onze handelspartners werden benut, soms volledig.
Voor zover de handelsrelaties met bepaalde landen gunstig blijven voor België, kunnen wij over het nettotegoed in de betreffende betalingsaccoorden niet onmiddellijk beschikken, maar toch moeten wij hiermede rekening houden voor de vaststelling van onze wisselreserves. Immers, dit tegoed verleent ons koopkracht in het buitenland. Dit bleek maar al te duidelijk toen, in de loop van het jaar 1950, onze handelsrelaties met Frankrijk en Engeland voor ons land een deficitair saldo opleverden. Het crediet verleend in het kader van de ‘swings’ der betalingsaccoorden werd gebruikt voor de delging van het deficit.
Dit verklaart trouwens, althans gedeeltelijk, de daling van het nettotegoed in de betalingsaccoorden (einde 1948: 10.458 millioen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nettotegoed in betalingsaccoorden
Voegen wij hier aan toe, dat het batig saldo van België in de E.B.U. in de loop van een bepaalde maand wordt opgenomen in de actiefpost: ‘Vorderingen op het buitenland in het kader van betalingsaccoorden’. Heeft de maandelijkse afrekening plaats, dan komt hiervoor in die plaats een inschrijving op de nieuwe actiefpost: ‘E.B.U.’ voor zover het batig saldo gefinancierd wordt door een credietverlening van België op de E.B.U. De crediteurspositie van België in de rekeningen van de E.B.U. verklaart de recente stijging van ons nettotegoed in betalingsaccoorden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 438]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Algemene toestand der wisselreservesHouden wij rekening met de verschillende vermelde elementen, dan verkrijgen wij de volgende globale reserves:
De gezamenlijke deviezenreserves van de Bank zijn in het jaar 1950 merkbaar geslonken. De omvang van de deviezenintering voor de financiering der transacties met het buitenland blijkt slechts onvolledig uit de staten van de Bank, daar deze beïnvloed werden door de boeking der verwezenlijkte meerwaarden op de goud- en deviezentegoeden ten gevolge van de pariteitsherzieningen in September 1949. Het Jaarverslag van de Nationale Bank merkt in dit verband op dat zonder de invloed van die factor de deviezenreserves van het ene op het andere jaar met 9,4 milliard, d.i. 24,4 pct. zouden zijn ingekrompen. Maar sindsdien is er een kentering ingetreden die vooral tot uiting komt, enerzijds, in de verbetering van onze handelsbalans, en, anderzijds, in de crediteurspositie van België in de E.B.U. (in de boeken van dit organisme had België aanvankelijk een deficit wat de lopende rekeningen betreft).
R. VERSTEVEN |
|