Het statuut van de Raad van Europa
Eerste deel
Een voorstel tot wijziging
OP 8 Januari maakte een Speciale Commissie van de Adviserende Vergadering van de Raad van Europa bij het Bureau van de Vergadering het ontwerp aanhangig van een protocol tot amendering van het statuut der Europese Instelling, die te Straatsburg zetelt. Dit ontwerp, dat afkomstig is van de Britse Labour-afgevaardigde R.W.G. Mackay, werd overgemaakt aan de betrokken regeringen, die eerlang hun standpunt ten overstaan van het ontwerp zullen moeten bepalen, en die de parlementen van de lidstaten van de Raad van Europa vermoedelijk ophelderingen zullen verschaffen over de positie, welke zij zullen innemen.
Om deze reden zouden wij de publieke opinie aan de hand van enkele gegevens in staat willen stellen de debatten te volgen, welke ongetwijfeld bij deze gelegenheid zullen worden geopend.
In Mei 1948 richtten de private organisaties, welke enige maanden later zouden toetreden tot de Europese Beweging, te 's-Gravenhage een ‘Congres van Europa’ in, waaraan c.a. 800 representatieve persoonlijkheden deelnamen uit alle wijsgerige, religieuse, politieke, economische en sociale milieu's.
Onder de resoluties, die door het Congres werden aangenomen, kwam een oproep voor aan de Europese regeringen, waarin de oprichting werd geëist van een representatieve Vergadering, die over de nodige autoriteit zou beschikken om de studie aan te vatten van de talloze problemen, welke worden gesteld door de integratie van de Europese staten.
Aan deze oproep werd gevolg gegeven. Op het voorstel van de Belgische en Franse regeringen wijdden de Staten van het Pact van Brussel (de Vijf) een onderzoek aan de eis van het Congres van 's-Gravenhage, en maakten aan de overige democratische staten van Europa een ontwerp over van het statuut van hetgeen later de Raad van Europa zou worden.
Op 5 Mei 1949 werd de overeenkomst, waarbij de instelling werd opgericht, te Londen ondertekend door de vertegenwoordigers van tien staten: België, Denemarken, Frankrijk, Groot-Brittannië, Ierland, Italië, het Groothertogdom Luxemburg, Nederland, Noorwegen en Zweden. Enige weken later traden Griekenland en Turkije eveneens toe. Het volgend jaar werd de Duitse Bondsrepubliek uitgenodigd om als geassocieerd lid deel uit te maken van de Raad van Europa.