| |
| |
| |
Bevindingen in Spanje
Wetten van Dracon
MEN vindt in alle kerken in Italië een ‘Madonna con Bambino’, een jonge glimlachende maagd, die het kindje Jesus draagt. In de Spaanse kerken staan daarentegen Maagden in doodsangst, steeds wenend, wier hart is doorboord met een zwaard, maar gekroond, gehuld in schitterende gewaden, en overladen met halssnoeren, armbanden en evenveel ringen als de lengte van iedere vinger toelaat te dragen.
Verschroeide landschappen, steile bergen vindt men naast heerlijke hovingen vol bloemen en fonteinen. Rotsachtige hoogvlakten vol ravijnen, besneeuwde ‘sierras’ wisselen voortdurend af met hemelse streken, waar de rozelaars zo groot zijn als appelaars bij ons.
Op die grond verrijzen overblijfselen van grote beschavingen: Rome heeft Spanje overdekt met bruggen, waterleidingen en tempels; de Westgothen bouwden er kleine kerken, die nederig, lomp en ontroerend zijn; de Arabieren hebben er paleizen, tuinen en moskeeën nagelaten, van een zo fijne, tedere en toch zo frisse kunst, zo geheimzinnig dichterlijk, dat men moeilijk kan geloven, dat het hier niet gaat om een spel van de geest, op een rhythme gegrondvest, maar dat al dit doorvlochten lijstwerk een vastheid, een stevigheid biedt, die het toegelaten heeft meer dan tien eeuwen te trotseren.
Naast deze monumenten vindt men de gothische kathedralen, die nauw verwant zijn met de Franse hoofdkerken; dan de kerken en de paleizen, die getuigen van de grootse maar zware en enigszins klatergouden kunst, die werd ingehuldigd door de catholieke koningen en voortgezet door Keizer Karel; eindelijk hebben wij de theatrale en weelderige stijlen, die met goud en edelgesteenten de kapellen, de paleizen en de standbeelden tooien.
Al deze uitdrukkingen van verschillende en met elkaar strijdige beschavingen stapelen zich op elkander en ontmoeten elkaar met hetzelfde gemis aan overgang en aan nuancering, met dezelfde heftigheid als deze, die ons de zinsverbijsterende tegenstellingen van het Spaans landschap bieden.
En hoe leven de inwoners van dit land? Wat denken zij?
Zeker, men mag niet zeggen dat de mensen vrezen hun gedachten onder woorden te brengen, want na gedurende zes weken te hebben gesproken met meer dan tweehonderd personen, heb ik niet eenmaal horen lof zwaaien over de regering van Franco, en over Franco zelf slechts tweemaal.
Dit toont duidelijk aan, dat gij in dit dictatuurland helemaal niet de atmosfeer zult terugvinden, die in Nazi-Duitsland of in het fascistisch Italië bestond. Geen enthousiasme, geen vervoering ‘pro Caudillo’, geen jeugd in uniform.
De falanks bestaat, maar men onttrekt er zich zoveel mogelijk aan. De driemaal herhaalde kreten ‘Franco’ en ‘Arriba Espana’ maken deel uit van
| |
| |
de officiële taal, maar hebben geen wortel geschoten in het alledaagse leven. Men hoort geregeld deze kreten slechts in het leger, op politieke vergaderingen en in de gevangenissen. Advocaten, ingenieurs, bankiers, nijveraars, professoren, geneesheren, die we kenden, maar ook een groot aantal onbekenden: bankbedienden, handelaars, gidsen voor stadsbezoeken, ambtenaren en zelfs voorbijgangers op straat, voelden de behoefte, als ze vaststelden met een buitenlander te doen te hebben, zich te laten kennen en hun ellende mee te delen.
Het is een draconisch bewind in die zin dat, zoals onder Dracon, de wetten derwijze zijn opgesteld, dat iedereen in gebreke is en dat men altijd een argument heeft om diegenen aan te houden, die men wenst achter slot en grendel te zetten.
| |
Een bedenkelijke toestand
Uit economisch standpunt is de politiek van dit regiem zeer eigenaardig: ze volgt niet een beginsel, niet een regel, niet een plan. De regering is er in geslaagd de nadelen van de vrije economie te koppelen aan deze van de geleide economie. Ze kan geen aankopen doen in den vreemde zonder zich te ruïneren, want haar peseta is niets waard. Ze kan ook moeilijk uitvoeren, zelfs oranjeappelen en olie, omdat haar prijzen te hoog zijn.
Het is een stelsel van reglementen, rantsoeneringen, toezicht, vergunningen en monopolies, waaruit niemand wijs geraakt.
Geen enkele nijverheid, geen enkele handelsonderneming zou kunnen leven zonder een dubbele boekhouding.
Het is verboden te kopen of te verkopen zonder toestemming van de regering. Talrijke nijveraars hebben mij gezegd dat ze geen kilogram toegelaten materiaal in hun fabriek hebben. De weverijen van Barcelona kochten de laatste jaren tal van machines aan om hun uitrusting te vernieuwen. Zij staan er nog ingepakt, want geen enkele mocht opgebouwd worden zonder regeringstoelating. Tot hiertoe werd nog geen instemming verleend.
Nijveraars, die bestellingen voor de Staat uitvoeren, worden slechts na lang verloop van tijd gedeeltelijk of niet betaald.
Enkele fortuinen worden opgebouwd. Zij spruiten voort uit speculatie en zwarte markt of worden door nijveraars en zakenlieden opgestapeld, die met ambtenaren zijn overeengekomen, of door generalen, die in de mogelijkheid verkeren niet alleen om bestellingen los te krijgen, maar deze ook zeer duur te doen betalen.
Een vriend, die werkt in een zaak van vervoerverzekeringen, vertelde mij: de verzekeringen doen goede zaken, want iedereen tracht zich te dekken. Wij hebben verleden jaar op een cijfer van 50 millioen, voor geteisterden 38 millioen betaald. Diefstallen in de havens en in de stations zijn schering en inslag geworden.
Nooit heeft Spanje een zo ernstige economische crisis doorgemaakt als op
| |
| |
dit ogenblik. De duurte stijgt voortdurend, de lonen zijn er helemaal niet in verhouding mee. Het land verkeert in een bedenkelijke toestand.
Een fabriek voor fietsen vervaardigde vroeger 3000 rijwielen per dag. Heden maakt ze er 150 en verkoopt er geen 30.
De meeste werklieden werken slechts een halve dag of minder. De staat, die verbiedt de fabrieken te sluiten of de werklieden af te danken, belooft vergoedingen, zowel aan de werkgevers als aan de werklieden, maar betaalt ze niet uit.
De electrische beperkingen doen de crisis nog toenemen. De electriciteits-ondernemingen zijn streng en de reglementen draconisch.
De landbouw heeft een tekort aan zaden en meststoffen; de fabrieken aan nieuwe uitrusting.
Er is geen geld! zegt men. Maar weelderige Amerikaanse wagens werden ingevoerd. Er is geen brood! Maar de pasteibakkerijen liggen vol koekjes, lekkernijen, room. In de winkels liggen weelde-artikelen in overvloed uitgestald.
En hoe staat het met de sociale maatregelen?
De werkgevers worden verpletterd onder de sociale lasten en verdrinken in nutteloos geschrijf, terwijl de werklieden in treurige voorwaarden leven.
De werkman geniet slechts van een klein deel van wat zijn werkgever stort voor de sociale en tal van andere verzekeringen.
Het ondoeltreffend eenheidssyndicaat stelt 75.000 bedienden ‘te werk’ in zijn kantoren alleen. Een bezoek aan het syndicaal huis te Madrid is leerrijk. Eenieder leest er zijn dagblad en rookt.
| |
De steunpilaren van het regiem
Waarop steunt Franco, te midden van de algemene ontevredenheid? Wie heeft hem aan de macht geholpen? Wie laat hem toe deze in stand te houden?
Zeer sterke machten: het leger, de politie, de falanks, de kerk en de financie.
Welke is heden hun geestesgesteldheid?
In het leger groeit de ontevredenheid met de dag. De levensduurte is sedert een jaar met 20 t.h. gestegen, maar de wedden zijn dezelfde gebleven en de soldij volstaat niet meer om te leven.
Men moet bijverdiensten hebben. Alleen degenen, die voorrechten hebben verkregen, blijven tevreden. Die voorrechten noemt men ‘enchufès’ of aanschakelaars. Sommigen hebben drie, vier of meer van die ‘enchufès’, die zo vruchtbaar zijn, dat ze hun toelaten op wettelijke wijze verschillende sectoren van de zwarte markt uit te baten.
Een generaal b.v. is voorzitter van de coördinatie van het ijzer of van de hotelnijverheid. De meesten zijn ‘planificatoren’ of ‘coördinatoren’ van een of andere tak van het economisch leven. Dit stelt hen in staat waardevolle vergunningen, tegen klinkende munt wel te verstaan, toe te kennen.
| |
| |
Als Franco aan een generaal een geschenk wil bieden, geeft hij hem een vergunning, die hem toelaat een auto te kopen. Dit laat aan de generaal, die reeds zijn wagen heeft, toe zijn vergunning te verkopen voor 300.000 peseta's.
Het is algemeen geweten, dat het militair personeel, aan wie men de strategische bouwwerken van het land heeft toevertrouwd, fortuin heeft gemaakt door aan de zwarte markt de producten te verkopen, die nodig waren voor die bouwwerken.
Maar de winsten, voortgebracht door de zwarte markt en andere ‘enchufès’, vallen slechts ten deel aan een beperkt aantal officieren en generalen. Ook zijn de jaloersheid en de wedijver zeer groot in het leger, precies door dat stelsel van favoritisme, dat er heerst.
Men mag evenwel niet uit het oog verliezen, dat die ontevredenen evenzeer als de anderen vrezen, dat de val van Franco ook hun val zou betekenen.
In de politie is de ontevredenheid nog scherper. De politie in grijs uniform wordt zeer slecht betaald: 500 pesetas per maand. Zij ook leeft van bijverdiensten: allerlei handelszaakjes en loense bewerkingen op de zwarte markt. Een vrachtwagen, geladen met een waar, waarvoor geen vergunning werd afgeleverd, - wat een gewoon verschijnsel is, - wordt getakseerd al naar de goederen, die hij vervoert en de afstand, die hij moet afleggen, wat betekent het aantal toezichten, waaraan hij zal worden onderworpen.
Het tarief is op een bijna officiële wijze gekend en de nijveraars en handelaars houden er dan ook rekening mee bij het opmaken van hun kostende prijzen.
De andere politie ontvangt 900 pesetas per maand, plus 125 pesetas per aanhouding. Ze wordt van langsom meer omkoopbaar en verbetert haar inkomen met ‘niet-aanhoudingen’, die 250 pesetas opbrengen.
De falanks wordt onderverdeeld in twee groepen, die duidelijk van elkaar verschillen, beide fascistisch. De ene dagtekent van voor Franco, de F.E. of Falange Espagnola. Zij is heftig, met volkse neiging, anti-godsdienstig en met een uitgesproken ‘nationaal-socialistische’ mystiek. De andere, de ‘requetes’ of carlisten, is een partij van reactionnairen en fanatiekers met traditionalistische neigingen, catholiek en anti-sociaal. Deze twee organisaties werden in April 1937 verplicht zich te verenigen om de enige partij F.E.J. te vormen of Falange Espanola de las Jons y Tradicionalista.
Op dit ogenblik zijn de meningsverschillen tussen beide scherp. De gewezen F.E., zeer ontevreden over het regiem, dat haar naar haar smaak veel te veel in de schaduw laat, voert een demagogische propaganda, niet tegen Franco, maar tegen het bewind.
Zo kan men aan de Spaanse radio, tijdens het halfuurtje van de ‘Guardia de Franco’ de speaker horen uitroepen: ‘Er is geen geld om brood te kopen, maar er is geld om zich luxe-auto's aan te schaffen. Wij hebben de omwenteling voor de arbeiders bewerkt, maar zij leven in ellende’.
Sommige van die falangistische groepen van F.E., o.a. de ‘Ballena Alegre’, hebben een sterk communistische houding aangenomen.
| |
| |
Wat nu de financiële kringen betreft, die Franco aanvankelijk hebben gesteund, zij zijn ontzet door de economische toestand, waarin het rampzalig beleid van de regering het land heeft gedompeld. Ze voelen zich op de boord van de afgrond. Aan de ene zijde zijn ze verschrikt door de risico's, die een verandering met zich zou kunnen brengen, en van de andere kant verbijsterd de ondergang en het failliet te zien, die het land en hun zaken zullen kelderen als er aan de loop der gebeurtenissen geen verandering wordt gebracht.
De kerk is in haar grote meerderheid frankistisch gebleven. Ze vertoont een neiging om zich minder te laten opslorpen door het regiem dan tot hier toe het geval was.
De kerkelijke overheden beweren graag, dat de kerk bij het Spaanse volk minder geliefd is sinds 1936, ten gevolge van de communistische propaganda. Dit is niet helemaal juist.
In de 17de eeuw waren het de monniken, die in al de sociale conflicten, in al de protestbewegingen tegen de misbruiken van het bewind met werkelijke hartstocht de verdediging op zich namen van het onderdrukte volk.
Meer dan eens leverde de Spaanse kerk het bewijs van haar vooruitstrevende geest en zelfs van revolutionnair optreden. Pas in de 19de eeuw ontstond de veelbetekenende spreuk: ‘el dinero es muy catolico’ of het geld is een goede catholiek.
Heel die eeuw door ziet men het gepeupel, tijdens relletjes, in de kerken dringen, ze plunderen, in brand steken en de monniken vermoorden.
De kerk volgt in Spanje, net zoals het leger, een zeer eenvoudige richtlijn: ze steunt op de politieke macht, die haar toelaat haar voorrechten te vrijwaren.
Zelden heeft zij, zelfs onder het koningdom, een zo grote macht bezeten als nu. Het hoofd van de Staat wordt bijgestaan door een Raad van het Land, samengesteld uit de voorzitter van de Cortès, de kardinaal-primaat van Spanje en de opperbevelhebber van de staf.
Aldus is de kardinaal-primaat aan al de politieke en militaire daden van de regering verbonden.
Een feit als het volgende maakt de geestelijkheid bij het volk ook niet meer geliefd. Te Sevilla werd verleden jaar de prijs van het brood met 5 dentesimos verhoogd om een speciale taks te heffen, die zou toelaten 85.000 pesetas te schenken aan de jezuïeten van de stad, die een nieuw college wensten te bouwen. Ze zullen het bouwen, maar ge kunt u voorstellen of deze taks hen volksbemind heeft gemaakt in de stad.
| |
Hoe de weerstand is ingericht
Te Parijs had een van de leiders van de Baskische weerstand verklaard:
‘Ons werk bestaat er vooral in, de vreemde regeringen in te lichten en hun de waarheid te doen kennen over wat in Spanje gebeurt en over de openbare mening. Van de andere kant geven wij een inlichtingsbulletin uit. Op
| |
| |
inwendig gebied doen wij een zeer grote inspanning om inlichtingen uit den vreemde te verspreiden dank zij de sluikpers, de radio en onze agenten, die voortdurend tussen Spanje en Frankrijk over en weer reizen.
Niet alleen hebben wij ons tijdschrift, maar wij beschikken tevens over een nieuwsbulletin OPE, dat het monopolie bezit van de Spaanse inlichtingen. Het geeft slechts de telegrammen. Het wordt verstrekt aan al de leiders van onze afdelingen en aan een zeker aantal frankisten.
We vermijden de aanslagen en de gewelddaden. Om de weerstandgeest wakker te houden lokken wij evenwel geregeld kleine incidenten uit, zoals het uitgaan met Baskische vlaggen op een frankistisch feest, onderbreking van de frankistische radio om een bericht mee te delen van de weerstand, enz.
Ten slotte behouden wij een werkzaam net geheel het land door, dat enerzijds gevormd wordt door enkele leiders, die ondergedoken leven met valse papieren, en anderzijds door mensen, die integendeel een identiteit hebben met een beroep. Zo hebben wij ons net in elke stad, in elk dorp. Ik voeg hieraan toe: ook in de gevangenissen, waar we nauwe betrekkingen onderhouden en waarheen wij onze inlichtingen sturen.
Deze organisatie laat ons toe een werkstaking te doen losbreken waar het ons belieft.
We hebben het in 1945 gedaan: gedurende 12 dagen gingen de werklieden te Bilbao in werkstaking. Men heeft twee brigades nodig gehad, die tot zesduizend aanhoudingen overgingen, om het klaar te spelen.
Wij vermijden een “maquis” te hebben, dat altijd per slot van rekening banditisme veroorzaakt. Als onze mannen ontmaskerd zijn, doen wij ze naar Frankrijk of Zuid-Amerika uitwijken.
De betrekkingen tussen Parijs en onze agenten ter plaatse is ononderbroken. De grens hoort ons toe. De post gaat geregeld door.’
Wat is er van de weerstand geworden, die 14 jaar geleden, sedert de burgeroorlog, uitbrak?
Hij is onderverdeeld in verscheidene groepen:
1. DE COMMUNISTEN, waarvan ik noch de macht noch de organisatie ken, omdat ik niet de gelegenheid had er in aanraking mee te komen. Volgens de enen is hun beweging ternauwernood bestaande, omdat Franco er in geslaagd is de leiders op te ruimen en ze te ontredderen. Volgens anderen maakt ze vorderingen en zal er steeds meer maken naarmate het regiem duurt. Franco zelf is de grote bevorderaar van het communisme door de ellende en de onrechtvaardigheden van zijn regiem.
2. DE REPUBLIKEINSE OPPOSITIE blijft voortbestaan doorheen de vroegere syndicaten en krijgt haar richtlijnen uit Madrid. Van de vroegere 2,5 millioen gesyndikeerde socialisten betalen er nog 50.000 geregeld hun bijdragen aan geheime syndicale organisaties.
Naast die socialistische groep bestaan er ook anarchistische en Catalaanse groeperingen.
| |
| |
3. DE NATIONALISTISCHE BASKISCHE OPPOSITIE wordt geleid door het weerstandscomité van de Basken. Zij bevat de nationalisten, de Socialistische partij, de republikeinse Basken, de Baskische nationalistische actie.
Die vier partijen vertegenwoordigen de separatisten, de socialisten, de christen-democraten, de behoudsgezinden. Ze hebben afgevaardigden, die het weerstandscomité vormen, dat op zijn beurt een weerstandsraad heeft benoemd.
4. DE BEHOUDSGEZINDE OPPOSITIE - of traditionalistische, is de laatste tien jaar werkelijk gegroeid.
Ze omvat groepen, die Franco aan het bewind hebben gebracht. De meesten onder hen wensen de heroprichting van het koningdom.
Ze zoekt haar aanhangers in de grote steden, niet alleen bij de zakenlieden, bankiers, nijveraars, en in de aristocratie, maar ook, en dit is zeer belangrijk, bij het leger.
Op dit ogenblik zijn de georganiseerde weerstandsgroepen, - met uitsluiting van de communisten, - in aanraking de ene met de andere te Madrid. Grootscheepse onderhandelingen hadden reeds plaats om tot een gemeenschappelijke actie te geraken en dit is een nieuw feit.
Tot hiertoe was het voor de republikeinse groepen zeer moeilijk geweest met de koningsgezinden overeen te komen. Nu zou hun gemeenschappelijk programma als volgt luiden:
1. - Een koningsgezinde generaal met liberale strekking zou de opstand tegen Franco leiden.
2. - Oprichting van het koningdom, dat binnen een beperkte tijdspanne vrije verkiezingen zou inrichten.
Het ontwerp waarborgt eveneens: vrijheid van drukpers, parlementaire vertegenwoordiging, de Baskische en Catalaanse eisen met het oog op een grotere autonomie en een federaal stelsel, dat deze provinciën onontbeerlijk achten in een land, waarin de politieke en geestelijke evolutie zo ongelijk is als in Spanje. Aan de ene zijde Andalousië, dat ongeletterd is en ongelooflijk verachterd wat de landbouwzeden aangaat, met begrippen die nog steeds feodaal zijn, en aan de zijden Catalonië en het Baskische land, nijverheidstreken die sociaal sterk zijn geëvolueerd.
R.L.
|
|