De Vlaamse Gids. Jaargang 35
(1951)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |
Nieuw geluid over 1830I. - Katholieken of liberalenNA al de documentatie, die reeds met betrekking tot de Omwenteling van 1830 werd opgediept, na al het vele, dat reeds over deze gebeurtenissen werd geschreven, mag men nog niet beweren, dat we weten waarom deze opstand eigenlijk is uitgebroken, noch dat men helemaal begrijpt, hoe hij zich zo snel heeft uitgebreid en getriomfeerd. Vanuit vele standpunten werd het probleem reeds aangepakt. In zijn pas verschenen doctorale dissertatieGa naar eindnoot(1) vat dom Smits O.S.B., een leerling van prof. Geyl, het weer eens aan uit een nieuwe gezichtshoek. Wat hij poogt te bewijzen, is, dat de omwenteling van 1830 uitging van de liberalen, en dat Vlaanderen er, althans tot na de Septemberdagen, niet deel aan had. De opstandigheid zou in de hand gewerkt zijn door een diepe economische malaise, die de arbeiders - het zwaarst getroffen door de stijgende prijzen van de voedingswaren en door de dalende lonen - oproerig zou hebben gestemd. Deze verklaring heeft alvast het voordeel, dat ze alle elementen bevat die noodzakelijk aanwezig moeten zijn bij het uitbreken van een omwenteling: een zeer verspreide ontevredenheid, een machtige bevolkingsgroep die in beweging komt (de Walen), een leidend organisme gewapend met een ideologie die kan inslaan in de gegeven omstandigheden (de liberalen).
Vele van deze verklaringselementen worden in dat werk voor het eerst gebruikt. Geen enkel modern historicus, meen ik, heeft de liberalen alleen voor het uitbreken van de omwenteling aansprakelijk gesteld. Indien men al lang ingezien had, dat de omwenteling in Wallonië meer algemeen was dan in het Vlaamse land, had men dit verklaard door speciale factoren die hier later ter sprake zullen komen en waarvan pater Smits niet wil horen. Sedert een twintigtal jaren tenslotte had men wel is waar aandacht geschonken aan de rol der arbeiders, maar Dom Smits omschrijft veel duidelijker en beschrijft veel vollediger de rol van deze volksklasse in de opstand.
In de plaats van de leiding en de kern van de opstand in België te zoeken, hadden sommige geschiedschrijvers ze integendeel bij de Fransen menen te vinden. Hieromtrent neemt pater Smits een afwijzende houding aan, en zijn besluit kan men best samenvatten in deze zinsneden van zijn boek: ‘Van een bewust Frans plan dat 25 Augustus in werking trad, blijkt geen spoor. Slechts enkele individuele Fransen en Fransgezinden worden gesignaleerd. Zij handelen zonder aanwijzingen van Parijs uit’. (Dom Smits, blz. 105). We kunnen niet anders dan daarmee volledig instemmen. Door een eigen onderzoek waren we tot precies hetzelfde besluit gekomen.Ga naar eindnoot(1bis) Op één punt nochtans meent Dom Smits wel onrechtstreeks op Franse | |
[pagina 182]
| |
invloed te mogen wijzen: de idee van de scheiding tussen Noord en Zuid, die op een bepaald moment van de opstand op de voorgrond komt en later zal triomferen, zou uit Parijs komen, mogelijk uit het brein van Lafayette of misschien van de Franse minister van oorlog, Gérard (blz. 216). Het is wel merkwaardig dat ook Demoulin in zijn recent en zeer degelijk boekjeGa naar eindnoot(2) (blz. 28) een Franse oorsprong aan dat plan toeschrijft. De overeenstemming van die twee geleerden is wel indrukwekkend, maar toch kan ik mij bij die voorstelling niet aansluiten. Indien ik pater Smits' argumentatie goed volg, werd de scheidingsgedachte voor het eerst uitgesproken door de Potter enerzijds, in een brief geschreven te Parijs op 24 Augustus, doch die pas 14 dagen later te Brussel bekend geraakte, en anderzijds in een brief die op 31 Augustus uit Parijs naar Brussel werd gezonden. Een andere Belg, Tielemans, zou dezelfde gedachte hebben uiteengezet in een brief van 29 Augustus uit Parijs aan een Brusselse vriend. Verder nog zou de Potter dezelfde opvatting hebben meegegeven aan een aantal Belgen die te Parijs bij hem kwamen (De Celles e.a.) en op 2 September te Brussel terugkeerden.
Een laatste ‘aanduiding naar Parijs’ vindt Dom Smits in een brief van de Franse vertegenwoordiger te Brussel, La Moussaye, die op 8 Augustus aan zijn regering schreef ‘dat het algemeen verlangen te Brussel was om op een of andere wijze de banden te zien verbreken, die Holland aan België bonden’. Dit citaat is overgenomen uit Dom Smits' werk, blz. 216.
En dat begrijp ik helemaal niet meer, want deze brief van La Moussaye komt uit Brussel, en indien we er geloof moeten aan hechten, is dus lang vóór dat De Potter of Tielemans iets van zich laten merken, de tendenz naar de scheiding te Brussel aanwezig. Meer nog, reeds vroeger, op 23 Juli, heeft La Moussaye het volgende aan zijn minister geschreven (Colenbrander, Gedenkstukken 31, blz. 216)Ga naar eindnoot(3): ‘Non seulement les libéraux exaltés, mais aussi beaucoup d'hommes amis de l'ordre par principe et par sentiment et qui appartiennent à l'opposition catholique semblent désirer de voir naître des troubles en France. Ce voeu irréfléchi prend sa source dans l'espoir de quelque combinaison politique qui soustrairait la Belgique à la domination hollandaise, dont le joug, bien que fort tempéré, parait toujours insupportable à une partie notable de la population’.
Ik wil nu wel zonder meer toegeven dat de afkeuring die in deze brief wordt uitgedrukt, diplomatieke huichelarij is. Volgt daaruit dat de inlichting welke de Franse vertegenwoordiger aan zijn minister geeft vals is? Het komt mij zeer onwaarschijnlijk voor, maar in ieder geval gaat de voorstelling van pater Smits - althans voor zover op bovenstaande argumenten gesteund - niet op, want op 30 Augustus reeds schrijft de Oostenrijkse gezant te Brussel, Mier, aan kanselier Metternich: ‘L'idée qui depuis hièr gagne le plus en faveur, c'est la séparation distincte d'administration pour la Belgique et la Hollande. Je crois que cela diminuerait de beaucoup la tension, qui d'ailleurs existera toujours | |
[pagina 183]
| |
entre les deux parties du royaume’. ‘Hièr’ slaat hier dus op 29 Augustus, de dag waarop de brief van Tielemans, het vroegste schrijven strekkende tot de scheiding, dat Brussel kan hebben bereikt, te Parijs geschreven wordt. Er kan dus geen twijfel over bestaan: hoogstwaarschijnlijk wordt er te Brussel reeds in Juli aan de scheiding gedacht. In elk geval is deze opvatting aldaar reeds populair op de dag waarop Tielemans zijn brief schrijft. Daarmee is nog niet bewezen, dat de scheidingsidee niet kan uit Parijs gekomen zijn, maar de uitlatingen van La Moussaye maken dat onwaarschijnlijk, en in ieder geval houd ik het voor onbegonnen werk, te willen uitmaken waar een opvatting, die vanzelf in vele geesten moet zijn opgekomen, precies ontstaan is.
Laten we thans nagaan, in welke mate we Dom Smits moeten volgen in zijn voorstelling betreffende de krachten die de Omwenteling hebben verwekt. Men kan zijn eerste stelling als volgt formuleren: bij de eerste fase van de Omwenteling van 1830 (d.w.z. van de vertoning van de ‘Stomme van Portici’ tot aan de Septemberdagen of het gewapend ingrijpen van Willem I) spelen de Belgische katholieken nagenoeg geen of een uiterst geringe rol in de opstandige beweging, die nagenoeg uitsluitend door de liberalen wordt geleid.
Hoe zal hij zulks bewijzen? De methode van Dom Smits in geheel zijn werk is altijd dezelfde: met gebruik van alle beschikbare bronnen geeft hij een overzicht, dag per dag, plaats per plaats, van het gebeurde.
Er moet hier uitdrukkelijk op gewezen worden, dat Dom Smits in het exposé der feiten bewonderenswaardig eerlijk is. Al te veel historici gaan zo te werk, dat ze uit de menigvuldigheid van gegevens deze kiezen, die in hun betoog passen en zo vanzelf hun vooropgestelde stellingen bewijzen. Niets van die aard hier: gunstig of ongunstig voor zijn zienswijze, Dom Smits geeft alles.
Indien het uiteenzetten van alle feiten, van alle gegevens, van Dom Smits' boek een fundamentele bijdrage tot de studie van 1830 vormt, mag men misschien betreuren dat de auteur ook niet, naast dat zeer analytische exposé, systematische betogen geeft, waar hij zijn stellingen in hun geheel toetst aan het essentieelste in het bronnenmateriaal. Dat is dan, wat we hier zullen pogen. Dat de katholieken zouden afzijdig zijn gebleven in 1830 is een bewering die op het eerste gezicht bevreemdt. Het is voldoende geweten, dat de eerste collectieve tekenen van verzet tegen Willem I de grote petitiecampagnes waren van 1829, voornamelijk van October 1829. Even zeker is het, dat de geestelijkheid een uiterst actieve rol speelde in deze campagnes. Pater Smits zal dus eerst moeten aantonen, dat zich in de enkele maanden tussen October 1829 en Juli 1830 een ommekeer heeft voorgedaan in de gemoederen van de katholieken. Dit poogt hij te bewijzen door twee reek- | |
[pagina 184]
| |
sen van feiten. Enerzijds, betoogt hij, heeft Willem I juist in die maanden voldoende toegevingen gedaan op godsdienstig gebied, om de katholieke oppositie althans te bedaren. Anderzijds zal de Franse Juli-omwenteling (liberaal en anticlericaal) ongetwijfeld de Belgische katholieken tot inkeer hebben gebracht. Op zichzelf is dat niet onaannemelijk; de vraag echter is, of het werkelijk zo is geweest? Hiervoor moeten dan toch bewijzen te leveren zijn, en pater Smits probeert het. Het zal echter volstaan hiertegen een enkele tekst te stellen, een brief van de Oostenrijkse gezant Mier aan kanselier Metternich (Colenbrander, 31, blz. 340): ‘Le Catholique (een belangrijk katholiek blad) est ravi de voir en France les cardinaux couchés en joue, les séminaires pris d'assaut... St. Acheul réduit en cendres...’ Deze brief is van 22 Augustus 1830! Maar of sommige katholieken inderdaad verkoeld werden door de Parijzer omwenteling is bijzaak. Wat alleen van belang is, is te weten of de katholieken zich inderdaad, in de eerste dagen van de omwenteling namelijk, afzijdig hebben gehouden. Laten we de teksten zelf spreken. Op 21 Juli 1830 schrijft de Franse agent te Brussel, La Moussaye, aan zijn minister, die nog de ultramontaan Polignac is: ‘Non seulement les libéraux exaltés, mais aussi beaucoup d'hommes amis de l'ordre par principe et par sentiment et qui appartiennent à l'opposition catholique semblent désirer de voir naître des troubles en France. Ce voeu irréfléchi prend sa source dans l'espoir de quelque combinaison politique qui soustrairait la Belgique à la domination hollandaise...’ (Colenbrander, Gedenkstukken, 31, blz. 216). Op 30 Augustus schrijft de Oostenrijkse gezant Mier uit Brussel aan Metternich: ‘Les prêtres appuyent sous main la position dans laquelle le pays se place à l'égard du gouvernement, et conseillent de ne plus la quitter avant le redressement des griefs. Je dois convenir que le nombre des prêtres que j'ai rencontrés aujourd'hui dans les rues m'a frappé’ (Ibidem 44, blz. 145). Deze twee getuigenissen, vooral het laatste, zijn vermoedelijk wel onpartijdiger dan die van de Hollanders of de Belgen. Ze gaan uit van katholieken die aan katholieke ministers schrijven. Maar niet deze teksten zijn het gewichtigst. Zó kunnen we het gestelde probleem niet oplossen. Alleen de feiten hebben belang, en wel feiten als volgt: hoeveel katholieken treffen we aan onder de leiding van de opstandigheid? Hoeveel bijvoorbeeld onder de 44 ondertekenaars van het eerste manifest voor redres van de grieven? (zie Dom Smits, blz. 116 vlgde). Hoeveel onder de voorgestelde namen voor het eerste voorlopig bewind? (zie blz. 220). Hoeveel bij de ondertekenaars van de eerste petitie voor de administratieve scheiding? (Ibid.). Maar ja, er is een voorafgaande vraag die Dom Smits zich niet stelt of waarop hij ons althans het antwoord niet geeft: wat bedoelt hij met een katholiek? Een absurde vraag, zal de lezer misschien zeggen? Welnu, luister even naar deze passage uit een verslag van de Engelse agent te Brussel, Cartwright (Colenbrander, 40, blz. 34): ‘The liberal party is the least numerous... its leaders are de Celles, Stassart... They profess the same principles as the catholics. The catholic party... wish that Belgium should have its own independent institutions... | |
[pagina 185]
| |
When the disorders broke forth on the 25th (August), both these parties united to profit of them in order to obtain a redress of grievances, and the desire to repel any attempt to introduce troops into the town... has been the common tie which kept them perfectly united’. Men ziet al dadelijk in, dat deze tekst, die van 7 September dagtekent, regelrecht indruist tegen de voorstelling van Dom Smits. Maar er is meer: we ontlenen hier aan een pas verschenen werk van Haag een passage uit een Frans katholiek tijdschrift van hetzelfde jaar 1830: ‘Dieu sait les voeux que je forme pour le triomphe des courageux défenseurs de sa foi (catholique), les Mérode, les Robiano, les Hooghvorst, les Vilain XIV, les Muelenaere, les Stassart, les Gerlache, les Sécus, les Brouckère et tant d'autres’Ga naar eindnoot(4). Iedereen, hoe weinig beslagen ook in de geschiedenis van 1830, heeft al bijna al deze ‘courageux défenseurs de la foi catholique’ erkend als de kopstukken van de omwenteling, maar wat nog meer opvalt, is dat onder hen de Stassart wordt genoemd, die in de brief van Cartwright wordt vermeld als het hoofd van de liberale partij! Dat de katholieken geen vooraanstaand deel aan de omwenteling hebben gehad, zal men na voorgaande teksten en feiten wel niet meer voor bewezen achten. Brengt pater Smits echter het bewijs van zijn steeds herhaalde (zie blz. 92, 94, 101, 129, 163, 176, 200, 253, 274, 285, 303, 348, 351) bewering, dat de liberalen alleen de leiding uitoefenen? Zijn boek is technisch merkwaardig, omdat hij bijna overal, bij elke bewering, een verwijzing naar een tekst geeft. Dat doet hij echter niet waar hij de liberalen zovele malen de leiding van de opstand toeschrijft. En men begrijpt het best. Waar de liberalen ‘courageux défenseurs de la foi’ zijn, waar de katholieken ‘liberaal’ zijn, wordt het wel heel moeilijk aan één partij het monopolium van de opstandigheid toe te schrijven. Dom Smits begaat hier de fout de partijverhoudingen in 1830 verkeerd in te zien. Hoeveel juister toont Haag, in zijn reeds vermeld boek (blz. 201) aan, waar de breuklijn tussen opstandiggezinden en afzijdigen lag: ‘Les catholiques formaient, avant 1830, un bloc uni et décidé. La révolution provoqua dans leurs rangs un certain flottement: les uns approuvent le recours aux armes, participent au combat, prennent de lourdes responsabilités; les autres préfèrent les moyens légaux et ne se rallient au nouveau régime qu'après coup. La scission, visible dès septembre 1830... Les libéraux connaissent la même crise, et pour les mêmes motifs... L'opinion se partage ainsi en deux tendances principales, la Résistance d'un côté, le Mouvement de l'autre’. En het ligt voor de hand dat de toestand inderdaad zo was. Niet alle katholieken, niet alle liberalen nemen actief deel aan de omwenteling. Nooit neemt geheel een bevolking, noch zelfs de meerderheid, deel aan een omwenteling, omdat de meeste mensen rustig van aard, voorzichtig, gemakzuchtig zijn. Dit is geen kwestie van partij, maar van temperament. Maar op grond van bovenstaande teksten kan het m.i. nog moeilijk worden tegengesproken, dat vertegenwoordigers van beide tendenzen in groten getale een | |
[pagina 186]
| |
rol hebben gespeeld in de opstandigheid. Evengoed kan men veel voorbeelden aanhalen van leden van beide partijen, die of afzijdig zijn gebleven, of tegen de opstand zijn opgetreden. Dan heeft het heel weinig zin zoeken te bewijzen dat de ‘liberalen’ het al gedaan hebben, de ‘katholieken’ niets.
J. DHONDT |
|